ECLI:NL:RBAMS:2021:5552

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 september 2021
Publicatiedatum
4 oktober 2021
Zaaknummer
13/751277-20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Internationaal strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel met betrekking tot georganiseerde of gewapende diefstal

Op 9 september 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door het Amtsgericht Bielefeld in Duitsland. De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 7 juli 2021 en de behandeling vond plaats op 26 augustus 2021. De opgeëiste persoon, geboren in 1977 en met de Nederlandse nationaliteit, werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. E. Kolokatsi. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de inhoud van het EAB beoordeeld, waarin melding wordt gemaakt van een arrestatiebevel en een strafrechtelijk onderzoek naar georganiseerde of gewapende diefstal.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de overlevering kan worden toegestaan, omdat het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, valt onder de lijst van bijlage 1 bij de Overleveringswet (OLW). De rechtbank heeft ook de garantie van de Duitse autoriteiten beoordeeld, die bevestigden dat de opgeëiste persoon zijn straf in Nederland kan ondergaan indien hij wordt veroordeeld. De raadsvrouw heeft betoogd dat de overlevering onevenredig bezwarend is, maar de rechtbank oordeelde dat er geen uitzonderlijke omstandigheden zijn die een beroep op onevenredigheid rechtvaardigen. De rechtbank concludeerde dat het EAB voldoet aan de eisen van de OLW en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering.

De rechtbank heeft uiteindelijk besloten om de overlevering van de opgeëiste persoon aan Duitsland toe te staan, en deze beslissing is uitgesproken in de openbare zitting van 9 september 2021. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, conform artikel 29, tweede lid, OLW.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751277-20
RK nummer: 21/3754
Datum uitspraak: 9 september 2021
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 7 juli 2021 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 6 februari 2020 door het
Amtsgericht Bielefeld(Duitsland) en het strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1977,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 26 augustus 2021. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. N.R. Bakkenes.
De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. E. Kolokatsi, advocaat te Amersfoort.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een arrestatiebevel van het
Amtsgericht Bielefeld,uitgevaardigd op 27 november 2019 (dossiernummer: 9 Gs 5216/19).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar Duits recht strafbaar feit.
Dit feit is omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Strafbaarheid: feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW

Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit het strafbare feit heeft aangeduid als feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. Het feit valt op deze lijst onder nummer 18, te weten:
georganiseerde of gewapende diefstal.
Volgens de in rubriek c) van het EAB vermelde gegevens is op dit feit naar Duits recht een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.

5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Zijn overlevering kan daarom worden toegestaan, indien naar het oordeel van de rechtbank is gewaarborgd dat, zo hij ter zake van het feit waarvoor de overlevering kan worden toegestaan in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf wordt veroordeeld, hij deze straf in Nederland zal mogen ondergaan.
De
Staatsanwältinvan het
Staatsanwaltschaft Bielefeldheeft bij e-mail van 4 augustus 2021 de volgende garantie gegeven:
‘with reference to the European Arrest Warrant (EAW) issued on 06 February 2020 with reference 9 Gs 499/20, concerning [opgeëiste persoon] , born on the [geboortedag] 1977 in [geboorteplaats] and in response of your yesterday´s
e‐mail, I would like to inform you on behalf of my colleague Mr Scheffler as follows:
In response to your request, I can guarantee, that if the requested person is sentenced to an unconditional and irrevocable custodial sentence in Germany after surrender, he may carry out this sentence in the Netherlands (in accordance with European Framework Decision 2008/909/JBZ).’
Naar het oordeel van de rechtbank is de hiervoor vermelde garantie voldoende.

6.Evenredigheid

6.1
Standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat het uitvaardigen van een EAB – gelet op de persoonlijke situatie van de opgeëiste persoon – onevenredig bezwarend is. Zij heeft de Duitse autoriteiten om die reden voorafgaand aan de zitting verzocht om het EAB in te trekken en het verhoor van de opgeëiste persoon te laten plaatsvinden via een videoverbinding, in het kader van een Europees onderzoeksbevel (EOB). Een Duitse officier van justitie heeft haar daarop laten weten dat het EAB wordt gehandhaafd. De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht om de Duitse autoriteiten te vragen of er ruimte is voor heroverweging van de evenredigheidstoets, gelet op de door haar overgelegde informatie over de persoonlijke omstandigheden van de opgeëiste persoon.
6.2
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de overlevering kan worden toegestaan. De toetsing van de evenredigheid van het uitvaardigen van dit EAB is een Duitse aangelegenheid. De afweging om een EAB uit te vaardigen is voorbehouden aan de uitvaardigende justitiële autoriteit. Uit de reactie van de Duitse officier van justitie op het verzoek van de raadsvrouw blijkt dat het EAB wordt gehandhaafd.
De officier van justitie heeft tot slot verwezen naar de haar op grond van artikel 35 OLW toekomende bevoegdheden.
6.3
Oordeel van de rechtbank
In lijn met eerdere uitspraken van deze rechtbank dient voor de vraag of sprake is van (on)evenredigheid van de overlevering een onderscheid te worden gemaakt tussen de zogenoemde stelselevenredigheid van de OLW en de evenredigheid in een concreet geval. Het stelsel van de OLW is, op de voet van het daaraan ten grondslag liggende Kaderbesluit, gebaseerd op het uitgangspunt dat het gebruik van de bevoegdheid tot overlevering, in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel, niet verder gaat dan nodig is om de doelstelling van het Kaderbesluit te verwezenlijken. Daarbij is het in beginsel aan de uitvaardigende autoriteit om de evenredigheid van het uitvaardigen van een EAB te toetsen. Gelet hierop kan een beroep op de onevenredigheid van een EAB slechts onder uitzonderlijke omstandigheden slagen (zie bijvoorbeeld de uitspraak van deze rechtbank van 1 maart 2013, ECLI:NL:RBAMS:2013:BZ3203). Zulke uitzonderlijke omstandigheden doen zich in deze zaak niet voor.
Op grond van artikel 35, derde lid, van de OLW, kan de officier van justitie de feitelijke overlevering bij wijze van uitzondering achterwege laten zolang er ernstige humanitaire redenen zijn die aan de feitelijke overlevering in de weg staan.
Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank geen aanleiding om het verzoek van de raadsvrouw te honoreren.

7.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

8.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5, 6 en 7 OLW.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan het
Amtsgericht Bielefeld(Duitsland).
Aldus gedaan door
mr. M. van Mourik, voorzitter,
mrs. M.E.M. James-Pater en A.K. Mireku, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. N.M. van Trijp, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 9 september 2021.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.