ECLI:NL:RBAMS:2021:5550

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 augustus 2021
Publicatiedatum
4 oktober 2021
Zaaknummer
13/751484-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Internationaal publiekrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel met betrekking tot detentieomstandigheden in België

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 26 augustus 2021 uitspraak gedaan op een vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie. De vordering betreft de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de rechtbank van eerste aanleg te Leuven, België, op 22 april 2021. De opgeëiste persoon, geboren in 1980, is in Nederland aangehouden op basis van dit EAB. De rechtbank heeft de zaak behandeld op openbare zittingen op 29 juni 2021 en 26 augustus 2021. Tijdens de zitting op 29 juni 2021 was de officier van justitie, mr. N.R. Bakkenes, aanwezig, evenals de raadsvrouw van de opgeëiste persoon, mr. A.G.A. Aben. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd om meer informatie te verkrijgen over de detentieomstandigheden in België.

Op 13 juli 2021 heeft de rechtbank een tussenuitspraak gedaan, waarin zij het onderzoek heeft heropend en de beslissing heeft geschorst om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen vragen te stellen aan de Belgische autoriteiten over de detentieomstandigheden. Tijdens de zitting op 26 augustus 2021 was de officier van justitie, mr. M. Westerman, aanwezig, maar de opgeëiste persoon verscheen niet. De rechtbank heeft de schorsing van het bevel tot gevangenhouding opgeheven en direct uitspraak gedaan, omdat de beslistermijn was verstreken.

De rechtbank heeft in haar tussenuitspraak van 22 juni 2021 geoordeeld dat er een reëel gevaar bestaat voor onmenselijke of vernederende behandeling van gedetineerden in bepaalde Belgische detentie-instellingen. Echter, op basis van aanvullende informatie van de Belgische autoriteiten, waarin werd aangegeven dat de opgeëiste persoon in een cel van 9 m² zou worden geplaatst, heeft de rechtbank geconcludeerd dat de detentieomstandigheden geen beletsel vormen voor de overlevering. De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en dat er geen weigeringsgronden zijn, waardoor de overlevering is toegestaan.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751484-21
RK nummer: 21/2552
Datum uitspraak: 26 augustus 2021
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 4 mei 2021 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 22 april 2021 door de rechtbank van eerste aanleg te Leuven (België) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1980,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

Zitting 29 juni 2021
De vordering is behandeld op de openbare zitting van 29 juni 2021. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. N.R. Bakkenes. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. A.G.A. Aben, advocaat te Eindhoven.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.
Tussenuitspraak 13 juli 2021
De rechtbank heeft op 13 juli 2021 een tussenuitspraak gewezen, waarin zij het onderzoek heeft heropend en voor onbepaalde tijd heeft geschorst om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen de uitvaardigende justitiële autoriteit vragen te stellen over de detentieomstandigheden waaraan de opgeëiste persoon na een eventuele feitelijke overlevering zal worden blootgesteld. Op grond van artikel 22, vijfde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd.
Zitting 26 augustus 2021
De behandeling van de vordering is voortgezet op de openbare zitting van 26 augustus 2021 in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. M. Westerman en de raadsvrouw, mr. A.G.A. Aben. De opgeëiste persoon is – in strijd met zijn schorsingsvoorwaarden – niet verschenen. De rechtbank heeft, op vordering van de officier van justitie, de schorsing van het bevel gevangenhouding opgeheven. In verband met het verstrijken van de beslistermijn heeft de rechtbank direct uitspraak gedaan.

2.Tussenuitspraak van 13 juli 2021

De rechtbank verwijst naar haar tussenuitspraak van 13 juli 2021 (ECLI:NL:RBAMS:2021:4360). De overwegingen van de rechtbank in die tussenuitspraak dienen als hier ingelast en herhaald te worden beschouwd.

3.Detentieomstandigheden

De rechtbank heeft bij tussenuitspraak van 22 juni 2021 (ECLI:NL:RBAMS:2021:3243) geoordeeld dat een reëel gevaar bestaat op een onmenselijke of vernederende behandeling voor gedetineerden die terecht komen in een Belgische detentie-instelling waar sprake is van ‘grondslapers’, waardoor de minimale persoonlijke ruimte in een meerpersoonscel van 3 m² niet meer is gewaarborgd. Het betreft de penitentiaire instellingen in Antwerpen, Brugge, Dendermonde, Gent, Hasselt, Mechelen en Oudenaarde.
In de aanvullende informatie van 3 augustus 2021 van de Belgische autoriteiten staat – voor zover hier relevant – dat de opgeëiste persoon wordt geplaatst in de gevangenis in Leuven-Hulp en dat hij alleen op een cel van 9 m² (inclusief sanitair) wordt geplaatst.
De raadsvrouw heeft op dit punt geen verweer gevoerd.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat met de aanvullende informatie het reële gevaar op schending van artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (Handvest) is weggenomen, zodat de overlevering kan worden toegestaan.
De rechtbank overweegt dat uit de aanvullende informatie volgt dat de opgeëiste persoon niet wordt geplaatst in een detentie-instelling ten aanzien waarvan de rechtbank in haar tussenuitspraak van 22 juni 2021 een reëel gevaar heeft aangenomen dat gedetineerden daar onmenselijk of vernederend worden behandeld. De detentieomstandigheden in die instellingen vormen daarom geen beletsel voor overlevering.

4.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

5.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5, 6, 7 en 13 OLW.

6.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeeiste persoon]aan de rechtbank van eerste aanleg te Leuven (België).
Aldus gedaan door
mr. M. van Mourik, voorzitter,
mrs. M.E.M. James-Pater en A.K. Mireku, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. N.M. van Trijp, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 26 augustus 2021.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.