ECLI:NL:RBAMS:2021:5536

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 oktober 2021
Publicatiedatum
1 oktober 2021
Zaaknummer
13/751767-21 (EAB I)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake Europees Aanhoudingsbevel en aanhouding in afwachting van prejudiciële vragen

Op 5 oktober 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam een tussenuitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) tegen een Poolse onderdaan. De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 22 juli 2021. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de zaak behandeld op een openbare zitting op 21 september 2021, waarbij de opgeëiste persoon via videoverbinding aanwezig was. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd met dertig dagen om voldoende tijd te hebben voor het nemen van een beslissing over de overlevering.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, ontsnapping, niet strafbaar is naar Nederlands recht. Desondanks zijn er geen gronden voor weigering van de overlevering, aangezien het gaat om een Poolse onderdaan en het feit in Polen zou zijn gepleegd. De rechtbank past hierbij de vaste lijn toe die zij hanteert bij de toepassing van artikel 7 van de Overleveringswet, waarbij het ontbreken van strafbaarheid naar Nederlands recht geen dwingende reden voor weigering oplevert.

De rechtbank heeft besloten het onderzoek ter zitting te heropenen en de beslissing te schorsen in afwachting van antwoorden van het Hof van Justitie van de Europese Unie op prejudiciële vragen die zijn gesteld in een andere zaak. De beslistermijn is verlengd met 60 dagen, en de zaak zal opnieuw worden behandeld op 18 december 2021. De rechtbank heeft ook de oproeping van de opgeëiste persoon en een tolk in de Poolse taal bevolen voor de nader te bepalen datum.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751767-21 (EAB I)
RK nummer: 21/4115
Datum uitspraak: 5 oktober 2021
TUSSEN
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 22 juli 2021 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 5 oktober 2018 door
the 2nd Penal Division of the Regional Court in Elblag(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1991,
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans gedetineerd in [detentieadres] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 21 september 2021. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. N.R. Bakkenes. De opgeëiste persoon – via een videoverbinding aanwezig op de zitting – is bijgestaan door zijn raadsman, mr. F.P. Slewe, advocaat te Amsterdam, en door een tolk in de Poolse taal.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
enforceable decision on temporary arrest:
Pursuant to the Decision of the District Court at Ostróda, the 2nd Penal Division, of 13 September 2018, provisional arrest was applied for 30 days from the day of the person's apprehension(referentie: II Kp 540/18 (PR 1 Ds. 901.2018)).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar Pools recht strafbaar feit.
Het feit is omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Heropening van het onderzoek ter zitting

De rechtbank ziet vooralsnog geen gronden voor weigering van de overlevering in deze zaak. Ook het bepaalde in artikel 7, eerste lid, aanhef, onder a en 2º, van de OLW levert geen grond voor weigering op. Het vermeende feit dat ten grondslag ligt aan het EAB – ontsnapping – is niet strafbaar naar Nederlands recht. Er zijn er echter argumenten om af te zien van weigering van de overlevering ondanks dat de strafbaarheid voor dit feit naar Nederlands recht ontbreekt. Er zijn namelijk geen aanknopingspunten met de Nederlandse rechtsorde; het gaat om een Poolse onderdaan en om een feit dat de opgeëiste persoon in Polen zou hebben gepleegd. De rechtbank past hierbij de vaste lijn toe die zij hanteert bij de toepassing van artikel 7, eerste lid, aanhef, onder a en 2º, van de OLW, zoals gewijzigd op 1 april 2021 bij de Wet van 3 maart 2021 tot herimplementatie van onderdelen van het kaderbesluit van de Raad van de Europese Unie betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten van de Europese Unie (wijziging van de Overleveringswet). Die lijn gaat uit van een kaderbesluitconforme uitleg van deze gewijzigde bepaling. In die uitleg bevat het eerste lid van artikel 7 OLW een facultatieve weigeringsgrond met betrekking tot het ontbreken van strafbaarheid naar Nederlands recht van een zogenoemd niet-lijstfeit, zoals ook in deze zaak aan de orde is (vergelijk bijvoorbeeld: Rb Amsterdam 6 juli 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:3504). De rechtbank ziet, met de officier van justitie en anders dan de raadsman, geen aanleiding om deze lijn te verlaten dan wel daar een prejudiciële vraag over te stellen.
De rechtbank zal wel het onderzoek heropenen in het licht van artikel 11 OLW. In het bijzonder vindt de rechtbank het van belang dat de antwoorden van het Hof van Justitie van de Europese Unie op de in de verwijzingsbeslissing van 14 september 2021 met kenmerk: ECLI:NL:RBAMS:2021:5051, gestelde prejudiciële vragen worden afgewacht. Die zijn namelijk van belang voor de afdoening van deze zaak. Het verzoek om aanhouding van de raadsman en officier van justitie in dit verband wijst de rechtbank dan ook toe.

5.Beslissing

HEROPENT en SCHORSThet onderzoek ter zitting voor onbepaalde tijd in afwachting van de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie naar aanleiding van de verwijzingsbeslissing van 14 september 2021 met kenmerk: ECLI:NL:RBAMS:2021:5051.
VERLENGTop grond van artikel 22, vierde lid, OLW de beslistermijn tevens met 60 dagen, onder gelijktijdige verlenging van de geschorste overleveringsdetentie met 60 dagen op grond van artikel 27, derde lid, OLW.
BEPAALTdat de zaak vóór
18 december 2021op zitting dan wel in raadkamer wordt aangebracht in verband met de eventuele nadere verlenging van de beslistermijn en vrijheidsbeneming (conform de artikelen 22 en 27 OLW).
BEVEELTde oproeping van de opgeëiste persoon tegen een nader te bepalen datum en tijdstip, met tijdige kennisgeving daarvan aan zijn raadsman.
BEVEELTde oproeping van een tolk in de Poolse taal tegen voornoemde nader te bepalen datum en tijdstip.
Aldus gedaan door
mr. J.G. Vegter, voorzitter,
mrs. J.A.A.G. de Vries en C.W.M. Giesen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R.R. Eijsten, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 5 oktober 2021.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.