ECLI:NL:RBAMS:2021:5520

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 september 2021
Publicatiedatum
30 september 2021
Zaaknummer
13-997062-20 - ea
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenbeslissing inzake Encrochat onderzoekswensen in het onderzoek 26Rockdale 2

Op 30 september 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam een tussenbeslissing genomen in de strafzaak tegen meerdere verdachten in het onderzoek 26Rockdale 2. Deze beslissing volgde op verzoeken van de verdediging die tijdens een openbare zitting op 28 september 2021 werden besproken. De rechtbank heeft eerder op 8 juli 2021 al een indeling gemaakt van de Encrochatverzoeken in vier categorieën en heeft nu aanvullende verzoeken beoordeeld die betrekking hebben op de hack zelf, het Franse opsporingsonderzoek en de JIT-overeenkomst tussen Nederland en Frankrijk. De rechtbank heeft vastgesteld dat het vertrouwensbeginsel in de weg staat aan een toets van de Encro-hack in deze Nederlandse strafzaak, en heeft de verzoeken om inzage in de JIT-overeenkomst en het horen van Franse getuigen afgewezen.

Daarnaast heeft de rechtbank de verzoeken van de verdediging om aanvullende informatie over de rechtmatigheid van de verwerking van Encrochat-data beoordeeld. De rechtbank oordeelt dat de verdediging in de gelegenheid moet worden gesteld om een rechtmatigheidstoets uit te voeren naar het gebruik van deze data. Dit houdt in dat relevante stukken, zoals de beschikking van de rechter-commissaris en andere gerelateerde documenten, aan het dossier moeten worden toegevoegd.

De rechtbank heeft ook de verzoeken van de verdediging om prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie van de EU te stellen afgewezen, omdat de voorwaarden voor een dergelijke procedure nog niet vervuld zijn. De rechtbank benadrukt dat de discussie over de schending van Europese rechten zich zal richten op de verwerking van de gegevens in Nederland, en dat het Openbaar Ministerie de benodigde stukken binnen vier weken aan het dossier moet toevoegen. Deze beslissing is genomen door de meervoudige kamer voor strafzaken van de Rechtbank Amsterdam.

Uitspraak

Rechtbank Amsterdam
Beslissing: 30 september 2021|
Tussenbeslissing van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, op verzoeken van de verdediging, zoals besproken op de openbare zitting van 28 september 2021 in de zaken tegen de verdachten (mega 26Rockdale 2):

[naam verdachte 1]

Raadsman mr. R.B.M. Poppelaars, advocaat te Breda.

[naam verdachte 2]

Raadsman mr. J.G.D. Rutten, advocaat te Hilversum.

[naam verdachte 3]

Raadsman mr. M. van Stratum, advocaat te Nootdorp.

[naam verdachte 4]

Raadsman mr. J.B. Boone, advocaat te Wijk bij Duurstede.

[naam verdachte 5]

Raadsman mr. P.J. Silvis, advocaat te Rotterdam.

[naam verdachte 5]

Raadsvrouw mr. G.J.J.G. Stevens - Waltmans, advocaat te Roermond.

[naam verdachte 7]

Raadsvrouw mr. L.E. Toet, advocaat te Utrecht.

[naam verdachte 8]

Raadsvrouw mr. S.R. van Laar, advocaat te Arnhem.

[naam verdachte 9]

Raadsman mr. M. Hoevers, advocaat te Utrecht.

[naam verdachte 10]

Raadsman mr. A.W.A.P. Doesburg, advocaat te Breda.

Inleiding

In de tussenbeslissing van 8 juli 2021 heeft de rechtbank de ‘Encrochatverzoeken’ in 4 categorieën ingedeeld:
Verzoeken die zien op de hack zelf, dus het Franse onderzoek, de JIT-overeenkomst tussen Nederland en Frankrijk, de totstandkoming daarvan, de interceptie tool en de wijze waarop Nederland de Encrochat data heeft verkregen;
Verzoeken die zien op (het begin van) onderzoek 26Lemont, de machtiging die door de rechter-commissaris is verleend op 27 maart 2020 en de verlengingen daarvan;
Verzoeken die zien op het Unierecht en het stellen van prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie;
Verzoeken die zien op de Encrochat berichten zelf, de identificatie van bepaalde specifieke vermeende gebruikers en het inzien c.q. verkrijgen van de berichten.
Vervolgens heeft de rechtbank beslissingen genomen op de gedane verzoeken. Op de zitting van 28 september 2021 is hierop een aantal (herhaalde dan wel aanvullende) verzoeken gekomen, die zien op de categorieën 1 tot en met 3. De rechtbank beslist hierop als volgt.
Aanvullende/herhaalde verzoeken die zien op de hack zelf, het Franse opsporingsonderzoek en de JIT-overeenkomst tussen Frankrijk en Nederland
In de tussenbeslissing van 8 juli 2021 heeft de rechtbank al uiteengezet dat en waarom het vertrouwensbeginsel in de weg staat aan een toets in deze Nederlandse strafzaak van de in Frankrijk onder verantwoordelijkheid van Franse opsporingsambtenaren uitgevoerde Encro-hack. Het Openbaar Ministerie heeft op meerdere momenten in meerdere stukken consequent aangegeven dat de Nederlandse opsporingsambtenaren wel (intensief) overleg hebben gehad met de Franse collega’s, maar geen bijdrage hebben geleverd aan de hack. De raadslieden stellen daar tegenover dat ”het er sterk op lijkt dat”, “het toch niet anders kan dan dat” en stukken uit het buitenland “suggereren dat” Nederlandse functionarissen een grotere rol hebben gehad in de uitgevoerde Encro-hack dan het OM ons wil doen geloven. De rechtbank moet er echter op kunnen vertrouwen dat de mededelingen van het Openbaar Ministerie juist zijn en doet dit ook, tenzij evident zou blijken van het tegendeel, hetgeen hier niet aan de orde is.
Gelet op het voorgaande wijst de rechtbank de verzoeken ter inzage en/of voeging van de JIT-overeenkomst tussen Frankrijk en Nederland (en de onderliggende stukken) opnieuw af.
Ook het verzoek tot het horen van de Franse rechter-commissaris en de directeur van de
Service Technique National de Captation Judiciairemoet worden afgewezen. Zonder een nadere onderbouwing, die ontbreekt, en mede gelet op de eerdere overwegingen over het vertrouwensbeginsel, ziet de rechtbank niet in waarom het horen van deze getuigen van belang is voor enige te nemen beslissing in het kader van de artikelen 348/350 Wetboek van Strafvordering (Sv).
Aanvullende/herhaalde verzoeken die zien op (het begin van) onderzoek 26Lemont
Op 8 juli 2021 heeft de rechtbank beslist nader geïnformeerd te willen worden over de inhoudelijke afwegingen van de rechter-commissaris om tot verlening van de machtiging 126uba Sv over te gaan. Dit heeft er onder meer toe geleid dat het Openbaar Ministerie de beschikking van 27 maart 2020 van de rechter-commissaris mr. Schols en de bijbehorende aanbiedingsbrief van 7 juli 2021 van het Openbaar Ministerie aan het dossier 26Rockdale 2 heeft toegevoegd, alsmede een proces-verbaal
Aanleiding verstrekking Encrochat datavan 24 september 2021.
In de beschikking van de rechter-commissaris d.d. 27 maart 2020 wordt verwezen naar de schriftelijke vordering van de officier van justitie d.d. 13 maart 2020, een proces-verbaal van de Landelijke Eenheid, Dienst Landelijke Recherche van 13 maart 2020, nummer [nummer 1] , met als bijlage het proces-verbaal van die dienst met nummer [nummer 2] van 13 maart 2020, alsmede een brief van de officier van justitie d.d. 16 maart 2020. Deze stukken zijn niet toegevoegd aan het dossier 26Rockdale 2. Naar het oordeel van de rechtbank moet de verdediging in de gelegenheid worden gesteld een rechtmatigheidstoets uit te voeren naar het gebruik/de verwerking van deze data met het oog op een eventueel verweer daaromtrent. Daarvoor kan niet worden volstaan met de beschikking, ook de andere daaraan gerelateerde stukken – zoals de vordering, de onderliggende processen-verbaal, de genoemde brief en het/de op de beschikking gevolgde bevel(en) – zullen moeten worden verstrekt. Datzelfde geldt voor de verlengingen.
In het proces-verbaal
Aanleiding verstrekking Encrochat datavan 24 september 2021 wordt verwezen naar een verzoek d.d. 13 mei 2020 aan de rechter-commissaris om aanvullende toestemming te verlenen onderzoek te doen naar de via Encrochat gevoerde communicatie van de in dat proces-verbaal genoemde gebruikersnamen, evenals de communicatie van hun contacten met anderen, alsmede deze informatie te verstrekken aan onderzoek 26Rockdale. Ook wordt in het proces-verbaal verwezen naar de verleende toestemming d.d. 13 mei 2020. Deze stukken zijn ook niet toegevoegd aan het dossier 26Rockdale 2. Naar het oordeel van de rechtbank moet de verdediging in de gelegenheid worden gesteld een rechtmatigheidstoets uit te voeren naar het gebruik/de verwerking van deze data met het oog op een eventueel verweer daaromtrent. Daarvoor kan niet worden volstaan met het proces-verbaal, ook de andere daaraan gerelateerde stukken – zoals het verzoek om aanvullende toestemming en de verleende toestemming – zullen moeten worden verstrekt.
Verzoeken die zien op het Unierecht en het stellen van prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie
De rechtbank heeft op 8 juli 2021 een voorlopige beslissing gegeven op de verzoeken die zien op het Unierecht en het stellen van prejudiciële vragen. Mr. Poppelaars is van mening dat de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie hierin onvoldoende is betrokken, dat een inbreuk is gemaakt op artikel 8 EVRM en de grondrechten als bedoeld in de artikelen 7, 8 en 11 van het Handvest. De waarborgen om de inbreuk op deze grondrechten te rechtvaardigen, dienen bij wet te zijn bepaald. Aan de hand van de Wet politiegegevens (Wpg) en de Autoriteit Persoonsgegevens kan worden bezien of het bewaren, doorzoeken en analyseren van de Encrochat berichten conform genoemde waarborgen heeft plaatsgevonden, aldus de raadsman. De raadsman heeft om die reden verzocht om de toevoeging aan het dossier van een (groot) aantal stukken die verband houden met naleving van de Wpg.
De rechtbank is met de raadsman van oordeel dat de werking van het Unierecht en de rechten zoals neergelegd in het EVRM breder is dan de vraag of wel of niet een bepaalde Europese richtlijn van toepassing is. In hoeverre het Europese c.q. Unierecht van toepassing is, en of al dan niet inbreuk is gemaakt op Europese rechten, is echter een vraag die aan de orde komt bij een inhoudelijke beoordeling van de zaak. In zoverre zal de rechtbank het voorwaardelijk verzoek om prejudiciële vragen te stellen aan het Hof van Justitie van de EU (in het geval de rechtbank van mening is dat de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de EU niet van toepassing zou zijn) afwijzen, nu de aan het verzoek ten grondslag liggende voorwaarde (nog) niet is vervuld.
De rechtbank heeft eerder al (voorlopig) geoordeeld dat het vertrouwensbeginsel met zich brengt dat de rechtbank ervan uitgaat dat de Franse interceptie heeft plaatsgevonden in overeenstemming met – voor zover het van toepassing is – het Unierecht. De discussie over de eventuele schending van Europese rechten zal zich dus met name richten op de verwerking in Nederland van de door Frankrijk onderschepte gegevens. Om die discussie te kunnen voeren en de rechtmatigheid te kunnen beoordelen is het naar het oordeel van de rechtbank niet nodig dat de verdediging antwoord krijgt op de vragen 1 t/m 8 zoals door mr. Poppelaars gesteld, over de toepassing van de Wpg. De rechtbank ziet in dit stadium van het strafproces dan ook geen aanleiding tot het toevoegen van de stukken zoals door de raadsman verzocht. Wel ziet de rechtbank het belang voor de verdediging om antwoord te krijgen op de meer algemene vraag of (en zo ja, in hoeverre) bij de verwerking in Nederland van de vanuit Frankrijk verkregen Encrodataset, in het onderzoek 26Lemont en later in het onderzoek 26Rockdale 2, toepassing is gegeven aan de Wpg, en of de Autoriteit Persoonsgegevens hierbij is betrokken (en zo ja, op welke wijze dat is gebeurd).
Dit betekent dat de rechtbank het Openbaar Ministerie opdraagt de volgende stukken aan het dossier toe te voegen, en dat binnen een termijnvan 4 weken na heden:
  • de vordering van de officier van justitie d.d. 13 maart 2020;
  • het proces-verbaal van de Landelijke Eenheid, Dienst Landelijke Recherche van 13 maart 2020, nummer [nummer 1] , met als bijlage het proces-verbaal van die dienst met nummer [nummer 2] van 13 maart 2020;
  • de brief van de officier van justitie d.d. 16 maart 2020;
  • de beschikkingen van de rechter-commissaris van 28 april 2020, 21 mei 2020 en 18 juni 2020, waarbij de geldigheidsduur van de machtiging van 27 maart 2020 is verlengd;
  • het verzoek/de vordering van 13 mei 2020 tot het verlenen van een aanvullende toestemming ten behoeve van het onderzoek 26Rockdale.
  • de door de rechter-commissaris verleende toestemming van 13 mei 2020;
  • een (aanvullend) proces-verbaal met uitleg over de Wpg en/of Autoriteit Persoonsgegevens, zoals hiervoor geformuleerd.
Deze beslissing is op 30 september 2021 genomen door
mr. E.G.C. Groenendaal, voorzitter,
mrs. J. Thomas en P.K. Oosterling-van der Maarel, rechters,
in tegenwoordigheid van E.J.M. Veerman, griffier.
Een afschrift van deze beslissing wordt, zoals op de zitting van 28 september 2021 met instemming van de aanwezige advocaten en officier van justitie is besproken, per e-mail aan de advocaten en de officier van justitie verstrekt en zal tevens als bijlage aan het proces-verbaal van de zitting van 28 september 2021 worden gehecht.