In deze zaak vordert ANWB dat de gedaagde, die in persoon procedeert, wordt veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 722,97, dat volgens ANWB voortvloeit uit een verzekeringsovereenkomst die op 14 januari 2019 telefonisch tot stand zou zijn gekomen. De gedaagde betwist echter dat er op die datum een nieuwe verzekeringsovereenkomst is gesloten en stelt dat zij op 19 december 2018 een autoverzekering heeft afgesloten, waarvan de premie volledig is voldaan. De gedaagde heeft de verhoging van de premie per 1 april 2019 niet geaccepteerd en is overgestapt naar een andere verzekeringsmaatschappij.
De kantonrechter heeft de vordering van ANWB beoordeeld en vastgesteld dat ANWB onvoldoende bewijs heeft geleverd om de stelling dat er op 14 januari 2019 een nieuwe verzekeringsovereenkomst is gesloten te onderbouwen. De kantonrechter wijst erop dat ANWB had moeten onderbouwen dat de overeenkomst telefonisch tot stand is gekomen, bijvoorbeeld door middel van een transcriptie of geluidsopname van het telefoongesprek. Aangezien ANWB hierin niet is geslaagd, wordt de vordering afgewezen.
De kantonrechter heeft ANWB, als de in het ongelijk gestelde partij, veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de gedaagde tot op dat moment zijn begroot op nihil. Het vonnis is uitgesproken op 28 september 2021 door mr. R. Kruisdijk, kantonrechter, in aanwezigheid van de griffier.