ECLI:NL:RBAMS:2021:5408

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 september 2021
Publicatiedatum
27 september 2021
Zaaknummer
9056591 CV EXPL 21-3382
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van leasetermijnen en kosten na beëindiging leaseovereenkomst

In deze zaak vordert LeasePlan Nederland N.V. betaling van een totaalbedrag van € 10.211,13 van [gedaagde] uit hoofde van een leaseovereenkomst voor een bedrijfsauto. De vordering betreft onbetaalde leasetermijnen, reparatiekosten, kosten van voortijdige beëindiging van de overeenkomst en incassokosten. De leaseovereenkomst werd op 20 augustus 2018 gesloten voor een Renault Traffic, met een maandlast van € 428,54, en was aangegaan voor een periode van 60 maanden. De gedaagde heeft de auto als bedrijfsauto gebruikt voor zijn dakdekkersbedrijf. Na een defect aan de auto, dat volgens LeasePlan het gevolg was van verwaarlozing, heeft LeasePlan de overeenkomst per 15 juni 2020 ontbonden en de auto op 6 augustus 2020 ingeleverd.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat LeasePlan voldoende bewijs heeft geleverd dat de schade aan de auto niet door normaal gebruik is ontstaan, maar door onoordeelkundig gebruik. De gedaagde heeft de vordering betwist, maar de kantonrechter oordeelt dat hij niet voldoende bewijs heeft geleverd om de claims van LeasePlan te weerleggen. De kantonrechter heeft de vordering van LeasePlan in zijn geheel toegewezen, inclusief de wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagde is ook veroordeeld in de proceskosten. Dit vonnis is uitgesproken op 28 september 2021.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 9056591 CV EXPL 21-3382
vonnis van: 28 september 2021
fno.: 49017

vonnis van de kantonrechter

I n z a k e

de naamloze vennootschap LeasePlan Nederland N.V.,

gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
nader te noemen: LeasePlan,
gemachtigde: mr. I.H. van der Horst (Trust Krediet Beheer B.V.),
t e g e n

[gedaagde] ,

wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
nader te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. K. Seetal.

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

De volgende stukken bevinden zich in het procesdossier:
- dagvaarding van 15 februari 2021 met producties;
- antwoord met producties;
- instructievonnis;
- dagbepaling mondelinge behandeling.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 2 juli 2021. Voor LeasePlan is verschenen dhr. [naam] (afdeling bijzonder beheer), vergezeld door de gemachtigde. Namens [gedaagde] is zijn gemachtigde verschenen. LeasePlan heeft voorafgaand aan de zitting nog twee producties overgelegd. Partijen zijn gehoord en hebben vragen van de kantonrechter beantwoord. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van hetgeen is besproken.
De zaak is vervolgens op verzoek van [gedaagde] tot 1 september 2021 aangehouden in verband met schikkingsonderhandelingen. Een schikking is niet bereikt. Ten slotte is vonnis bepaald op heden.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Uitgangspunten

1. Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staat het volgende vast.
1.1.
Tussen partijen is op 20 augustus 2018 een Mantelovereenkomst operationele lease tot stand gekomen, waarbij LeasePlan voor een bedrag van € 428,54 per maand een Renault Traffic (hierna: de auto) aan [gedaagde] heeft verhuurd. De overeenkomst is aangegaan voor de duur van 60 maanden.
1.2.
In het orderformulier van de overeenkomst is, voor zover relevant, het volgende opgenomen:
“(..)Verrekeningen (exclusief BTW)
(..) Minderdagentoeslag: € 7,59 per dag (te betalen bij voortijdig beëindigen)
1.3.
In de toepasselijke algemene voorwaarden is, voor zover van belang, het volgende opgenomen:
5. Einde Leaseovereenkomst, voortijdige beëindiging, niet-nakoming
6. LeasePlan is gerechtigd een of meerdere Leaseovereenkomsten met Cliënt met onmiddellijke ingang door middel van een schriftelijke mededeling bij aangetekend schrijven met bericht van ontvangst te beëindigen in geval dat:
(..) (ii) Cliënt zijn verplichtingen uit hoofde van een Leaseovereenkomst niet nakomt, welke niet nakoming niet is gezuiverd binnen 5 dagen na mededeling door LeasePlan, voor zover een dergelijke niet-nakoming vatbaar is voor zuivering;
7. Indien Leaseovereenkomst eindigt overeenkomstig artikel 5.6 sub (ii) tot en met sub (vi), dan zal Cliënt aan LeasePlan, onverminderd het recht van LeasePlan om ter zake volledige schadevergoeding te vorderen, een vergoeding verschuldigd zijn die als volgt zal worden berekend:
(i) het verschil tussen de boekwaarde en de dagwaarde van het Object, indien de dagwaarde lager is dan de boekwaarde. Als dagwaarde geldt de verkoopwaarde van het betreffende Object, zoals gerealiseerd bij verkoop van het Object door Leaseplan, (..)
(ii) dat gedeelte van de leasetermijnen dat gevormd wordt door de kostencomponenten (i) management fee/administratiekosten, (ii) rente, (iii) verzekering en (iv) afschrijving, zoals berekend over het resterende aantal maanden van de overeengekomen Leaseperiode van het betreffende Object of de betreffende Objecten met een minimum van twee maanden.”
10. Inlevering Object
6. Indien Cliënt het Object niet binnen de gestelde termijn inlevert, dan zal LeasePlan gerechtigd zijn om het Object terug te (doen) halen. Alle daarmee verbonden kosten zullen voor rekening van Cliënt zijn.
11. Reparatie, Onderhoud, Banden (ROB)
6. De volgende kosten verbonden aan de volgende reparatie- en onderhoudwerkzaamheden zullen voor rekening van Cliënt zijn, tenzij LeasePlan deze kosten van de importeur, fabrikant en/of leverancier van het Object vergoed krijgt:
(..) (iii) alle werkzaamheden die het gevolg zijn van verwaarlozing of onoordeelkundig gebruik van het Object of overbelasting van het Object, zulks ter uitsluitende beoordeling van LeasePlan.
1.4.
[gedaagde] had de auto in gebruik als bedrijfsauto voor zijn dakdekkersbedrijf.
1.5.
Omstreeks 30 december 2019 heeft garagebedrijf Renault Nieuwendijk (hierna: het garagebedrijf) voor een bedrag van € 3.023,45 reparatiewerkzaamheden aan de auto verricht. Een medewerker van het garagebedrijf heeft hierover het volgende verklaard:
“(..) Deze auto is bij ons op 30-12-2019 door een berger biinengebracht met een defecte koppeling.
Na demontage van de versnellingsbak was duidelijk te zien dat de koppeling blauw was geworden door oververhitting, dit ontstaat niet bij normaal gebruik. Deze vorm van slijtage komt normaal bij een bedrijfsauto voor na 120000 km
Deze auto wordt gebruikt door een dakdek bedrijf en is heel zwaar beladen.
De auto ziet er uitgewoond uit van binnen en van buiten.
De auto heeft 2 maanden hiervoor nog onderhoud gehad en tijdens dit onderhoud waren de remmen dusdanig versleten dat er geen remvoering matriaal meer aanwezig was.
De auto wordt intens en heel zwaar belast tijdens gebruik. (..)”
1.6.
Op 24 januari 2020 heeft LeasePlan [gedaagde] per e-mailbericht, voor zover van belang, het volgende bericht:
“(..) Na het demonteren van de versnellingsbak heeft de dealer geconstateerd dat de koppeling is verbrand incl. het vliegwiel.
De dealer heeft vastgesteld dat dit geen productfout is. De kosten van de koppeling en vliegwiel zullen worden doorbelast. (..) Graag vernemen wij van u, uiterlijk maandag 27 januari 2020, van u of u gebruik wilt maken van de mogelijkheid tot een contra expertise. Deze contra expertise zal dan uitgevoerd worden, op kosten van ongelijk of dat de kosten doorbelast kunnen worden. (..)”
1.7.
LeasePlan heeft [gedaagde] per aangetekende e-mail van 10 juni 2020 het volgende bericht:
“(..)Onderwerp: Beëindiging leasecontract + inleververzoek leaseauto
(…) Wij verwijzen naar onze algemene voorwaarden en delen u mee dat we met ingang van 15-06-2020 het leasecontract ontbinden. Wij sommeren u ervoor te zorgen dat het hieronder vermelde voertuig uiterlijk 15-06-2020 is ingeleverd (..)
Indien u hieraan geen gehoor geeft zijn wij genoodzaakt aangifte van verduistering te doen.(..)”
1.8.
[gedaagde] heeft de auto op 6 augustus 2020 ingeleverd.

Vordering en verweer

2. LeasePlan vordert dat bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis [gedaagde] wordt veroordeeld tot betaling van:
€ 10.211,13 aan hoofdsom;
€ 403,33 aan wettelijke handelsrente berekend tot en met 11 februari 2021;
€ 1.531,67 aan buitengerechtelijke incassokosten;
e wettelijke handelsrente over € 10.211,13 vanaf 12 februari 2021 tot aan de dag der voldoening;
de proceskosten.
3. Aan deze vordering legt Leaseplan – kort gezegd – ten grondslag dat [gedaagde] in gebreke is gebleven met betaling van een bedrag van € 10.211,13, welk bedrag hij uit hoofde van de leaseovereenkomst aan LeasePlan verschuldigd is. [gedaagde] heeft nagelaten de volgende vier facturen te voldoen: 1. Factuur 8207802 d.d. 7-3-2020 ten bedrage van € 3.048,73, 2. Factuur 855927 d.d. 8-8-2020 ten bedrage van € 531,46, 3. Factuur 8622834 d.d. 5-9-2020 ten bedrage van € 6.889,54 en 4. Factuur 8672436 d.d. 1-10-2020 ten bedrage van € 241,40. Nu [gedaagde] heeft nagelaten deze bedragen aan LeasePlan te voldoen, is hij tevens wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd geworden.
4. [gedaagde] heeft de vordering gemotiveerd weersproken, welk verweer, voor zover nodig, bij de beoordeling aan de orde zal komen.

Beoordeling

5. In deze zaak ligt ter beoordeling voor of [gedaagde] het door LeasePlan uit hoofde van de leaseovereenkomst gevorderde bedrag van in totaal € 10.211,13 verschuldigd is. De vordering heeft betrekking op vier facturen, die achtereenvolgens besproken zullen worden.
Factuur 855927
6. Deze factuur heeft betrekking op de leasetermijn van de maand september 2020. [gedaagde] heeft de verschuldigdheid van deze leasetermijn niet betwist, zodat een bedrag van € 531,46 als onweersproken toewijsbaar is.
Factuur 8207802
7. Deze factuur heeft betrekking op door het garagebedrijf omstreeks 30 december 2019 verrichte reparatiewerkzaamheden ten bedrage van € 3.048,73 en een bedrag voor brandstof van € 20,89. Vast staat dat [gedaagde] de in rekening gebrachte brandstofkosten niet heeft betwist, zodat dit deel van de factuur voor toewijzing gereed ligt.
8. Ten aanzien van de reparatiekosten wordt als volgt overwogen. LeasePlan heeft aangevoerd dat [gedaagde] de reparatiekosten op grond van artikel 11 lid 6 sub iii van de algemene voorwaarden verschuldigd is, nu de schade aan de versnellingsbak (verbrande koppeling incl. vliegwiel) niet is ontstaan door normaal gebruik van de auto, maar door verwaarlozing of onoordeelkundig gebruik door [gedaagde] . LeasePlan heeft hiertoe onder meer een verklaring van het garagebedrijf overgelegd (zie 1.5).
9. [gedaagde] betwist dat de defecte koppeling het gevolg is van verwaarlozing of onoordeelkundig gebruik. Uit de verklaring van het garagebedrijf blijkt niet onmiskenbaar dat de defecte koppeling aan hem te wijten is. Het garagebedrijf heeft enkel verklaard dat de auto zwaar beladen was, en dus niet dat de auto té zwaar beladen was, hetgeen ook niet het geval kan zijn geweest nu de lading ongeveer 700 kg bedroeg en dit de toegestane lading van 1.305 kg niet overschrijdt. Bovendien heeft geen weging plaatsgevonden en zijn meerdere oorzaken voor een defecte koppeling aan te wijzen, aldus [gedaagde] .
10. De kantonrechter is van oordeel dat LeasePlan haar stelling dat de schade aan de versnellingsbak/de defecte koppeling door verwaarlozing of onoordeelkundig gebruik is ontstaan, door het overleggen van de verklaring van het garagebedrijf, voldoende heeft onderbouwd. Het ligt dan ook op de weg van [gedaagde] om deze stelling, alsmede de verklaring van het garagebedrijf, genoegzaam te weerleggen en het tegendeel aannemelijk te maken. Hier is hij niet in geslaagd. De verklaring is afkomstig van een (gespecialiseerde) Renault dealer, zijnde een derde partij, en de kantonrechter ziet in hetgeen door [gedaagde] is aangevoerd onvoldoende aanleiding om de conclusie van het garagebedrijf dat de defecte koppeling niet door normaal gebruik kan zijn ontstaan in twijfel te trekken, te meer nu deze vorm van slijtage volgens de verklaring pas na 120.000 kilometer voorkomt en de auto in 2018 nieuw aan [gedaagde] is verstrekt.
11. Dat het, omdat de auto inmiddels alweer aan een derde is verkocht, thans niet meer mogelijk is om een contra-expertise te laten uitvoeren is een omstandigheid die mede aan [gedaagde] te wijten is, nu hij van de op 24 januari 2020 geboden gelegenheid (zie 1.6) geen gebruik heeft gemaakt. De bewering van [gedaagde] dat deze contra-expertise alleen door een bij LeasePlan aangesloten garage uitgevoerd mocht worden heeft LeasePlan gemotiveerd weersproken, en komt de kantonrechter niet aannemelijk voor. De kantonrechter ziet evenmin aanleiding om [gedaagde] nog in de gelegenheid te stellen om verklaringen van andere garagebedrijven te overleggen, nu [gedaagde] onvoldoende heeft gesteld in hoeverre deze (zullen) afwijken van de verklaring van het garagebedrijf Renault Nieuwendijk. Bovendien had het op zijn weg gelegen om deze in dit stadium van het proces reeds te overleggen.
12. Het voorgaande betekent dat de vordering van LeasePlan ter zake de reparatiekosten zal worden toegewezen.
Factuur 8622834
13. Deze factuur van in totaal € 6.889,54 heeft betrekking op de volgende posten:
€ 5.405,00 ter zake voortijdige beëindiging van het contract, € 300,00 ter zake eigen risico m.b.t. schade, € 153,50 voor een verkeersboete en € 88,13 voor meer-kilometers.
Enkel het bedrag van € 5.405,00 wordt door [gedaagde] betwist, zodat de overige bedragen als onweersproken zullen worden toegewezen.
14. LeasePlan heeft aan het bedrag van € 5.405,00 ten grondslag gelegd dat zij de overeenkomst wegens een betalingsachterstand per 15 juni 2020 vroegtijdig heeft ontbonden. LeasePlan was op grond van de overeenkomst gerechtigd om een bedrag van € 7,59 ex btw in rekening te brengen per dag dat de overeenkomst eerder eindigde, hetgeen gezien de duur van 60 maanden neerkomt op een bedrag van
€ 8.311,05 ex btw. LeasePlan heeft er (uit coulance) voor gekozen om het verschil van de boekwaarde van de auto en de verkoopopbrengst in rekening te brengen. Dit komt neer op een bedrag van € 5.405,00 en is dus veel voordeliger voor [gedaagde] . [gedaagde] heeft aangevoerd dat deze kosten (voor zijn eenmanszaak) buitensporig hoog zijn en een beroep gedaan op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid ex artikel 6:248 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Dienaangaande wordt als volgt overwogen.
15. Voor zover [gedaagde] een beroep heeft willen doen op de reflexwerking van de beschermende bepalingen uit het consumentenrecht overweegt de kantonrechter dat hij hiertoe, mede gezien hij de auto als bedrijfsauto in gebruik had, onvoldoende heeft gesteld. Ook het beroep op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid slaagt niet. [gedaagde] heeft onvoldoende omstandigheden aangedragen waarom het in rekening brengen van een bedrag voor de vroegtijdige beëindiging van de overeenkomst in de gegeven omstandigheden onaanvaardbaar zou zijn, te meer nu LeasePlan een lager bedrag in rekening heeft gebracht dan waartoe zij op grond van de overeenkomst gerechtigd was. Dit betekent dat het gevorderde bedrag van € 5.405,00 zal worden toegewezen.
Factuur 8672436
16. De laatste factuur die in geschil is, ziet op een bedrag van € 241,40 voor de inschakeling van een extern bureau om de auto terug te vorderen, welke kosten volgens LeasePlan op grond van artikel 10 lid 6 van de algemene voorwaarden voor rekening van [gedaagde] dienen te komen. [gedaagde] heeft aangevoerd dat hij deze kosten niet verschuldigd is omdat partijen in samenspraak hebben besloten de overeenkomst te beëindigen, waarna [gedaagde] de auto op 6 augustus 2020 heeft ingeleverd.
17. LeasePlan heeft weersproken dat de overeenkomst in samenspraak is beëindigd en aangevoerd dat zij de overeenkomst per aangetekende e-mail van 10 juni 2020 heeft ontbonden, waarin zij tevens heeft aangezegd dat de auto uiterlijk 15 juni 2020 ingeleverd moet worden. [gedaagde] betwist dit e-mailbericht te hebben ontvangen.
18. De kantonrechter overweegt dat een tot een bepaalde persoon gerichte verklaring pas werking heeft als die de betreffende persoon heeft bereikt, de zogeheten ontvangsttheorie van artikel 3:37 lid 3 BW. Wat betreft e-mailverkeer is nodig en voldoende dat het betreffende bericht in de "in-box" van de geadresseerde is gekomen. Dit is blijkens het door LeasePlan overgelegde ‘Aangetekend Mailen Statusoverzicht’ het geval. Dat [gedaagde] dit e-mailbericht mogelijk niet heeft gelezen of niet heeft geopend komt voor zijn eigen rekening en risico. De kantonrechter volgt [gedaagde] dan ook niet in zijn standpunt dat de overeenkomst in samenspraak, en dus niet door ontbinding zijdens LeasePlan, is beëindigd, waardoor hij het bedrag van € 241,40 niet verschuldigd zou zijn.
19. Niet in geschil is dat LeasePlan op grond van artikel 10 lid 6 van de algemene voorwaarden gerechtigd is om een bedrag in rekening te brengen indien de auto niet binnen de gestelde termijn wordt ingeleverd. Evenmin is in geschil dat [gedaagde] de auto op 6 augustus 2020, en dus niet uiterlijk 15 juni 2020 heeft ingeleverd. LeasePlan heeft naar het oordeel van de kantonrechter het gevorderde bedrag van € 241,40, door het overleggen van de factuur van Fidro, voldoende onderbouwd. De hoogte van het bedrag is door [gedaagde] niet bestreden. Het door LeasePlan gevorderde bedrag van € 241,40 zal dan ook worden toegewezen.
20. Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de vordering van LeasePlan tot betaling van
€ 10.211,13 in zijn geheel toewijsbaar is. Zoals de kantonrechter reeds ter zitting heeft opgemerkt bestaat er een verschil van € 500,00 tussen het gevorderde bedrag en het totaalbedrag van voormelde facturen. De kantonrechter zal uitgaan van het mindere en (enkel) het door LeasePlan gevorderde bedrag van € 10.211,13 toewijzen. De gevorderde wettelijke handelsrente – waartegen geen zelfstandig verweer is gevoerd – zal eveneens worden toegewezen.
Buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten
21. LeasePlan maakt aanspraak op vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten en heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Dat [gedaagde] (op 19 november 2020) heeft voorgesteld om de incassoprocedure te staken en direct tot dagvaarding over te gaan maakt dit niet anders, nu LeasePlan reeds voor deze datum werkzaamheden heeft verricht om (buiten rechte) betaling te verkrijgen. LeasePlan heeft de betreffende vordering van € 1.531,67 gebaseerd op artikel 21 lid 5 van de algemene voorwaarden, waarin is bepaald dat de buitengerechtelijke kosten gelijk zullen zijn aan 15% van het te vorderen bedrag. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat een hoger bedrag dan het wettelijk tarief aan buitengerechtelijke kosten alleen toewijsbaar is, indien wordt gesteld en bij betwisting aannemelijk wordt gemaakt dat de werkelijke kosten hoger zijn dan die tarieven (ECLI:NL:HR:2015:1868). LeasePlan heeft dit niet gesteld dan wel aannemelijk gemaakt, zodat de buitengerechtelijke incassokosten zullen worden toegewezen conform het wettelijk tarief van € 1.061,30.
22. [gedaagde] wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de procedure veroordeeld.

BESLISSING

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] om tegen bewijs van kwijting te betalen aan LeasePlan
a. € 10.211,13 aan hoofdsom, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente daarover vanaf 12 februari 2021 tot aan de dag der voldoening;
b. € 403,33 aan wettelijke handelsrente;
c. € 1.061,30 aan buitengerechtelijke incassokosten;
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van LeasePlan begroot op:
exploot € 94,30
salaris € 746,00
griffierecht € 507,00
-------------------
totaal € 1.347,30
voor zover van toepassing, inclusief btw;
veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 62,00 aan salaris gemachtigde, te verhogen met een bedrag van € 68,00 en de explootkosten van betekening van het vonnis, een en ander voor zover van toepassing inclusief btw, onder de voorwaarde dat [gedaagde] niet binnen veertien dagen na aanschrijving volledig aan dit vonnis heeft voldaan en betekening van het vonnis pas na veertien dagen na aanschrijving heeft plaatsgevonden;
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Kruisdijk, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 28 september 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.