Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
beschikking van de kantonrechter
[verzoekster]
de rechtspersoonlijkheid bezittende vereniging [verweerster]
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Feiten
“
OVEREENKOMST
Onder ‘overwegende dat’ staat onder randnummers 4 en 5 onder meer vermeld:
“
4. de dirigente en het bestuur uitdrukkelijk niet beogen om een arbeidsovereenkomst aan te gaan in de zin van artikel 7:610 e.v. BW,5. het oordeel van de Belastingdienst, dat geen loonheffingen hoeven te worden ingehouden, alleen betrekking heeft op deze volledige overeenkomst; (…).”
“Artikel 1 werkzaamheden
Verzoek en verweer
“(…)
2. Bij wijze van voorlopige voorziening voor de duur van het geding het Koor te veroordelen tot betaling van het salaris € 441,22 (netto per maand), vanaf 1 juni 2021 althans een andere door u Kantonrechter in goede justitie vast te stellen datum, tot aan het moment waarop de arbeidsovereenkomst tussen partijen rechtsgeldig is geëindigd.
- Het Koor te veroordelen tot betaling van een billijke vergoeding zoals omschreven onder punt V.3b van dit verzoekschrift, dan wel een door U Kantonrechter te bepalen billijke vergoeding.
- Het Koor te veroordelen tot betaling van de vergoeding wegens onregelmatige
opzegging ex art. 7:677 lid 4 BW ten bedrage van € 2.316,39 (netto), dan wel een door U Kantonrechter te bepalen vergoeding.
Het Koor te veroordelen tot het betalen van de wettelijke transitievergoeding à € 231,49.
4. Het Koor veroordelen tot betaling aan [verzoekster] van de wettelijke rente over de hierboven genoemde bedragen vanaf het moment van opeisbaarheid tot aan de dag der algehele voldoening.
De tussen partijen gesloten overeenkomst kwalificeert als een arbeidsovereenkomst. Er is sprake van persoonlijk te verrichten arbeid tegen loon en van een gezagsverhouding. Alleen in incidentele gevallen mocht zij zich laten vervangen. Het bestuur bepaalt het activiteitenprogramma, de plaats, de tijden en de data van de repetities en optredens, beslist over het inschakelen van derden, heeft een zware stem bij de keuze van het repertoire en kan aanwijzingen en instructies geven met betrekking tot het artistiek resultaat. De overeenkomst is feitelijk uitgevoerd conform de schriftelijke overeenkomst. De inhoud en uitvoering van de overeenkomst zijn doorslaggevend, niet de bedoeling van partijen, waarbij [verzoekster] verwijst naar HR 6 november 2020, ECLI:NL:HR:2020:1746 (hierna HR gemeente Amsterdam/X). Er is geen sprake van een geldige opzegging en/of opzeggrond. Op grond van artikel 7:668 lid 4 BW is de arbeidsovereenkomst voortgezet voor bepaalde tijd tot 6 november 2021. [verzoekster] maakt aanspraak op de vergoeding als bedoeld in artikel 7:677 lid 4 BW, omdat tussentijds is opgezegd zonder dat dit is overeengekomen, ter hoogte van het loon over de periode 1 juni 2021 tot 6 november 2021. Daarnaast maakt zij aanspraak op een billijke vergoeding als bedoeld in artikel 7:681 lid 1 sub a BW ad € 2.500,- en op de transitievergoeding als bedoeld in artikel 7:673 BW van € 231,49.
Beoordeling
Groen/Schoevers(ECLI:NL:HR:1997: ZC2495) en
X./Gemeente Amsterdam(ECLI:NL:HR:2020:1746). Dat betekent dat over en weer de inhoud van de rechten en verplichtingen van partijen dient te worden vast gesteld, waarbij zo nodig een uitleg aan de hand van de zogenoemde Haviltexmaatstaf en de werkelijke (materiele) verhouding die partijen voor ogen heeft gestaan, een rol kunnen spelen evenals de wijze waarop partijen feitelijk aan de overeenkomst uitvoering hebben gegeven. Aan de hand van de op deze wijze vastgestelde inhoud van de overeenkomst kan vervolgens worden bepaald of de overeenkomst de kenmerken van een arbeidsovereenkomst bevat, of bijvoorbeeld van een overeenkomst van opdracht. Daarbij is niet één enkel kenmerk beslissend, maar moeten de verschillende rechtsgevolgen die partijen aan hun verhouding hebben verbonden in hun onderling verband worden bezien (vgl. ECLI:NL:HR:1997: ZC2495).
Groen/Schroevers, ECLI:NL:HR:1997:ZC2495 en meer recent
Deliveroo, ECLI:NL:GHAMS:2021:392). Toegepast op de onderhavige zaak wordt op basis van de vaststaande feiten en het verhandelde ter zitting hierover overwogen als volgt.