ECLI:NL:RBAMS:2021:5376

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 september 2021
Publicatiedatum
24 september 2021
Zaaknummer
13/751540-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel met betrekking tot detentieomstandigheden in Hongarije

Op 23 september 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Hongarije op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB). De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 20 juli 2021 en betreft een strafrechtelijk onderzoek naar de opgeëiste persoon, die verdacht wordt van georganiseerde of gewapende diefstal. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de detentieomstandigheden in Hongarije beoordeeld. De verdediging voerde aan dat er een reëel gevaar bestaat voor onmenselijke of vernederende behandeling in Hongaarse detentiecentra, maar de rechtbank oordeelde dat er geen objectieve, betrouwbare gegevens zijn die deze bewering ondersteunen. Eerdere uitspraken van de rechtbank bevestigen dat er momenteel geen algemeen gevaar is voor onmenselijke behandeling in Hongarije. De rechtbank concludeerde dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De rechtbank heeft daarom de overlevering toegestaan.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751540-21, EAB-3
RK nummer: 21/4031
Datum uitspraak: 23 september 2021
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 20 juli 2021 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 26 maart 2021 door
the District Court of Pécs(Hongarije) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[naam opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] (Hongarije) op [geboortedatum] 1990,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
uit anderen hoofde gedetineerd in het Justitieel Complex [detentie adres] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 9 september 2021. Het verhoor heeft middels een telehoorverbinding plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. M. Westerman. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. E. Kolokatsi, advocaat te Amersfoort en door een tolk in de Hongaarse taal.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Hongaarse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
Domestic Arrest Warrent No. 5.B.685/2019/31 of the District Court of Pécs issued on 2 March 2021.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Hongaars recht strafbare feiten.
Deze feiten zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Strafbaarheid

4.1
Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten met als pleegdatum 20 maart 2019 waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit de strafbare feiten heeft aangeduid als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder nummer 18, te weten:
georganiseerde of gewapende diefstal.
Volgens de in rubriek c) van het EAB vermelde gegevens is op deze feiten naar Hongaars recht een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.
4.2
feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de overige feiten niet in redelijkheid aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Er kan, gelet op de feitsomschrijving in het EAB, in redelijkheid niet anders worden geconcludeerd dan dat het hier geen gewapende of georganiseerde, maar enkel eenvoudige diefstal betreft. Voor de toelaatbaarheid van de overlevering maakt dit echter geen verschil. Overlevering kan in dit geval alsnog worden toegestaan, nu voldaan wordt aan de eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
1.
diefstal, meermalen gepleegd;
2.
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd.

5.Detentieomstandigheden

Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van de opgeëiste persoon heeft gesteld dat in detentiecentra in Hongarije een algemeen gevaar geldt op een onmenselijke of vernederende behandeling. Volgens de opgeëiste persoon, die vaker in Hongarije gedetineerd zat, voldoen slechts een of twee instellingen aan de eisen, aldus de raadsvrouw. In de rest van de gevangenissen is sprake van overbevolking, slechte hygiëne en koud water. De raadsvrouw ziet steun voor deze bewering in een rapport van de Hungarian Helsinki Committee van 2020. De raadsvrouw stelt dat zekerheid moet worden gekregen dat de opgeëiste persoon in een van de twee detentiecentra die wel voldoen terechtkomt.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gewezen op de uitspraak van deze rechtbank van 6 juli 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:3503, waarin zij oordeelde dat geen objectieve, betrouwbare, nauwkeurige en naar behoren bijgewerkte gegevens over de detentieomstandigheden in Hongarije voorhanden waren die zouden leiden tot het oordeel dat personen die op dit moment in Hongarije zijn gedetineerd, een reëel gevaar lopen onmenselijk of vernederend te worden behandeld.
Het oordeel van de rechtbank
Met betrekking tot de situatie na overlevering, stelt de rechtbank voorop dat zij in eerdere uitspraken, waaronder naast de officier van justitie genoemde uitspraak ook haar uitspraak van 27 augustus 2019 (ECLI:NL:RBAMS:2019:6354) heeft geoordeeld dat niet langer sprake is van een algemeen reëel gevaar van een onmenselijke of vernederende behandeling in Hongaarse detentie-instellingen.
Zoals ook in de door de officier van justitie genoemde uitspraak staat vermeld, beschikte de rechtbank niet over objectieve, betrouwbare, nauwkeurige en naar behoren bijgewerkte gegevens over de detentieomstandigheden in Hongarije die leidden tot het oordeel dat personen die op dat moment in Hongarije waren gedetineerd, een reëel gevaar liepen onmenselijk of vernederend te worden behandeld zoals bedoeld in artikel 4 van het Handvest. Zodanige gegevens zijn ook nu niet voorhanden; de verwijzing naar het rapport door de raadsvrouw is daarvoor onvoldoende.
De detentieomstandigheden in Hongarije staan overlevering dan ook niet in de weg.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

7.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 310 en 311 Wetboek van Strafrecht en 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van [naam opgeëiste persoon] aan
the District Court of Pécs(Hongarije).
Aldus gedaan door
mr. A.K. Glerum, voorzitter,
mrs. C. Huizing-Bruil en J.H. Beestman, rechters,
in tegenwoordigheid van R. Rog, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 23 september 2021.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.