ECLI:NL:RBAMS:2021:531
Rechtbank Amsterdam
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening bijstandsaanvraag en bewijsvermoeden van ontvangst
Op 9 februari 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tussen een verzoeker en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam. De zaak betreft een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een bijstandsaanvraag op grond van de Participatiewet. De verzoeker had op 10 december 2020 een aanvraag om bijstand ingediend, maar de gemeente heeft deze aanvraag op 5 januari 2021 buiten behandeling gesteld, omdat de verzoeker niet de gevraagde informatie had aangeleverd. De verzoeker betwistte niet dat de gemeente de informatie had opgevraagd, maar stelde dat hij de brief niet had ontvangen.
Tijdens de zitting op 26 januari 2021 heeft de voorzieningenrechter de argumenten van beide partijen gehoord. De voorzieningenrechter overwoog dat, volgens jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep, het bestuursorgaan aannemelijk moet maken dat een verzonden document is aangekomen, tenzij de geadresseerde kan aantonen dat dit niet het geval is. De verzoeker had weliswaar geprobeerd om zijn aanvraag in te dienen, maar dit ontzenuwt niet het vermoeden dat de gemeente de brief op het juiste adres heeft verzonden.
Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat de verzoeker niet voldoende bewijs had geleverd om het vermoeden van ontvangst te ontzenuwen. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 9 februari 2021, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.