Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Het onderzoek ter terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Vrijspraak
4.Beslissing
spreektverdachte daarvan
vrij.
Rechtbank Amsterdam
In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1990, heeft de rechtbank Amsterdam op 9 september 2021 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van diefstal met geweld en afpersing, gepleegd op 19 september 2020. De officier van justitie, mr. G.P. Sholeh, stelde dat de diefstal en afpersing bewezen konden worden op basis van aangifte, camerabeelden en herkenningen door verbalisanten. De verdachte werd herkend door twee verbalisanten als een van de daders van de straatroof, waarbij de aangever onder bedreiging van een vuurwapen en een mes werd beroofd van zijn horloge, telefoon en schoenen.
De verdediging, vertegenwoordigd door mr. M.M.J. Nuijten, betwistte de betrokkenheid van de verdachte en voerde aan dat de herkenningen door de verbalisanten onbetrouwbaar waren. De raadsman stelde dat de kwaliteit van de beelden onvoldoende was voor een betrouwbare herkenning en dat er geen DNA-sporen of andere bewijsstukken waren die de betrokkenheid van de verdachte konden aantonen. De rechtbank oordeelde dat de herkenningen door de verbalisanten niet voldoende betrouwbaar waren, vooral omdat er geen specifieke en onderscheidende kenmerken waren genoemd die de verdachte konden identificeren.
Uiteindelijk concludeerde de rechtbank dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren aan de tenlastegelegde feiten. De rechtbank sprak de verdachte vrij van zowel diefstal met geweld als afpersing, omdat het dossier geen ander bewijs bevatte dat zijn betrokkenheid bij de straatroof kon aantonen. De uitspraak werd gedaan in een openbare zitting op 9 september 2021.