ECLI:NL:RBAMS:2021:5235

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 september 2021
Publicatiedatum
20 september 2021
Zaaknummer
13.039988.20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdstrafrecht; computervredebreuk, diefstal d.m.v. valse sleutel, (Marktplaats) oplichting en deelnemen aan criminele organisatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 20 september 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2004, die zich schuldig heeft gemaakt aan verschillende strafbare feiten, waaronder computervredebreuk, diefstal door middel van valse sleutels, oplichting via Marktplaats en deelname aan een criminele organisatie. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 135 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van één jaar. Daarnaast is een leerstraf van 40 uren opgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met anderen, op grote schaal betrokken was bij phishing en pakketfraude, waarbij gebruik werd gemaakt van gehackte gegevens van slachtoffers. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het binnendringen in internetbankieren-accounts en het versturen van phishinglinks, waardoor slachtoffers werden verleid om hun inloggegevens in te voeren. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verdachte een faciliterende rol had binnen een criminele organisatie die zich bezighield met deze misdrijven. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele ten laste gelegde feiten, maar heeft de betrokkenheid bij de overige feiten bewezen verklaard. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de rol van de verdachte binnen de organisatie en het feit dat hij niet eerder strafrechtelijk is veroordeeld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Team Familie & Jeugd
Parketnummer: 13.039988.20
Datum uitspraak: 20 september 2021
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 2004,
wonende op het adres [adres 1]

1.Onderzoek ter terechtzitting

De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 27 augustus 2021 en 20 september 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.D. Braber en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. M.L. van Gaalen, naar voren hebben gebracht.
Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van wat onder meer door mevrouw [persoon 1] , namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad), de heer [persoon 2] , namens Jeugdbescherming Regio Amsterdam (hierna: JBRA) en door de moeder van verdachte naar voren is gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
computervredebreuk in vereniging in de periode van 1 oktober 2019 tot en met 3 mei 2020 te Amsterdam en/of in België en/of het verwerven, verspreiden of voorhanden hebben van een technisch hulpmiddel en/of gebruikersaccounts in vereniging, met het oogmerk tot het plegen van computervredebreuk, in de periode van 1 oktober 2019 tot en met 3 mei 2020 ;
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
het verwerven en/of voorhanden hebben en/of verspreiden van een technisch hulpmiddel en/of computerwachtwoorden, toegangscodes en gebruikersaccounts in vereniging met het oogmerk tot het plegen van computervredebreuk in de periode van 1 oktober 2019 tot en met 3 mei 2020 te Amsterdam en/of in België;
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde:
diefstal in vereniging door middel van een valse sleutel van geldbedragen toebehorende aan [persoon 3] en/of [persoon 4] en/of [persoon 5] en/of [persoon 6] en/of [persoon 7] in de periode van 22 januari 2020 tot en met 2 februari 2020 te Amsterdam en/of België;
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde:
oplichting in vereniging van Zalando en/of Adidas en/of Otto in de periode van 1 oktober 2019 tot en met 3 mei 2020;
Ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde:
oplichting in vereniging van [persoon 8] en/of [persoon 9] en/of [persoon 10] en/of [persoon 11] en/of [persoon 12] en/of [persoon 13] en/of [persoon 14] en/of [persoon 15] en/of [persoon 16] en/of [persoon 17] en/of [persoon 18] in de periode van 21 maart 2020 tot en met 29 maart 2020;
Ten aanzien van het onder 6 ten laste gelegde:
als leidinggever deelnemen aan een criminele organisatie in de periode van 1 oktober 2019 tot en met 3 mei 2020 te Amsterdam en/of België.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

Naar aanleiding van een onderzoek van de politie naar een reeks straatroven en binnen dat onderzoek aangesloten telefoontaps kwamen huidige verdenkingen naar voren en werd een nieuw onderzoek opgestart onder de naam Haramachi. Uit dit onderzoek bleek dat er meerdere verdachten waren die zich bezig hielden met phishing en pakketfraude en onderling nauw met elkaar samenwerkten.
Werkwijze
De slachtoffers van phishing werden gevonden op de websites marktplaats.nl en 2ehands.be. Zij werden door middel van een gehackt of frauduleus account benaderd, door personen die zich voordeden als (ver)kopers van de op die websites aangeboden goederen. Deze personen gaven daarbij te kennen dat zij zelf eerder slachtoffer waren geworden van oplichting en dat zij daarom de betrouwbaarheid van de tegenpartij wilden verifiëren door middel van het versturen van een betaallink voor een klein geldbedrag. Dit betrof een phishinglink waarmee de slachtoffers naar een imitatiewebsite van een bank werden geleid. Op het moment dat de slachtoffers daarop voor de overboeking hun gegevens invulden, werden die direct inzichtelijk voor de verdachten. De verdachten konden met die gegevens vervolgens inloggen in de digitale bankomgeving van het slachtoffer en zodoende beschikken over het geld op de bankrekening. Zij schreven bijvoorbeeld geld van de slachtoffers over naar de bankrekeningen van zogenoemde ‘money mules’, waarna het geld van die rekeningen werd gepind. Ook kochten zij voor zichzelf goederen met gebruik van de bankrekening van het slachtoffer.
De gehackte accounts werden veelal via de applicatie Telegram verkregen in de vorm van zogenoemde binlists en/of combolists. Dit zijn bestanden met gehackte persoonlijke gegevens van derden, zoals accountnamen en/of e-mailadressen met bijbehorende wachtwoorden van webshops, adressen en telefoonnummers. Met behulp van de gegevens van de binlists en/of combolists werd ook de pakketfraude gepleegd. De verdachten kochten online goederen aan met de gehackte accounts van onder meer Marktplaats en webshops. Deze lieten zij afleveren op (via Funda gevonden) adressen waar op niemand woonde, waarna zij de goederen lieten ophalen door anderen, vaak jonge jongens.
Gegevensdragers en digitaal onderzoek
Tijdens de aanhouding van verdachte en de medeverdachten zijn meerdere gegevensdragers in beslag genomen. De rechtbank gaat er vanuit dat de volgende gegevensdragers, IP-adres en Session ID aan verdachte gekoppeld kunnen worden.
Huawei WAS-LX1 telefoon (goednummer 591493)
De Huawei telefoon is aangetroffen in de slaapkamer van verdachte en zijn broer, tevens mededader, [medeverdachte 1] . De telefoon kon ontgrendeld worden door middel van de vingerafdruk van verdachte. Tevens is in de telefoon een account aangetroffen met de gebruikersnaam ‘ [gebruikersnaam 1] ’. In de telefoon van medeverdachte [medeverdachte 2] is een Whatsappchat aangetroffen tussen ‘ [gebruikersnaam 1] ’ en medeverdachte [medeverdachte 2] waar het gaat over Philips Hue lampen via Otto en het adres [adres 2] . Uit tapgesprekken is gebleken dat verdachte zich bezighield met het verkopen van Philips Hue lampen via Marktplaats en dat verdachte op zijn Acer laptop eerder ook naar dit adres heeft gezocht.
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat de telefoon mogelijk ook door een andere vingerafdruk, bijvoorbeeld de broers van verdachte, zou kunnen worden ontgrendeld. Verdachte zelf heeft hier evenwel niets over willen verklaren. Nu daar ook overigens geen enkele aanwijzing voor is, er een account met de naam van verdachte op de telefoon is aangetroffen, de telefoon door de vingerafdruk van verdachte ontgrendeld kon worden en verdachte ook niets heeft verklaard over het gebruik van deze telefoon (door anderen) concludeert de rechtbank dat verdachte deze telefoon in gebruik had.
Alcatel telefoon (goednummer 5875343)
Op basis van het dossier en verschillende verklaringen kan worden vastgesteld dat de Alcatel telefoon een telefoon van de organisatie betrof. De telefoon is onder medeverdachte [medeverdachte 3] tijdens zijn aanhouding in beslag genomen. Verdachte [medeverdachte 4] heeft tijdens zijn politieverhoor verklaard dat bepaalde telefoons door meerdere personen werden gebruikt, waaronder de Alcatel telefoon. In deze telefoons zijn meerdere binlists en phishing gerelateerde applicaties aangetroffen. Ook uit tapgesprekken blijkt dat de telefoon door meerdere personen werd gebruikt en dat de telefoon op 29 januari 2020 bij de politie zou zijn. Tevens blijkt uit een tapgesprek met medeverdachte [medeverdachte 2] dat verdachte aangeeft dat ‘ [medeverdachte 3] ’, te weten medeverdachte [medeverdachte 3] , is aangehouden met zijn telefoon. Daarnaast is onder andere een Wifi-netwerk behorende bij het [naam school] opgeslagen op de telefoon. Dit betreft de school van verdachte. Niet gebleken is dat ook medeverdachten gebruik konden maken van het wifi-netwerk van het [naam school] . Het Snapchataccount op de Alcatel telefoon heeft de naam ‘ [naam 1] ’. Uit het proces-verbaal van bevindingen van onderzoek naar de telefoon van medeverdachte [medeverdachte 3] blijkt dat via dit account meerdere Snapchats zijn gestuurd in de groep ‘Team’. Op de filmpjes die door het account ‘ [naam 1] ’ werden verstuurd is de stem van verdachte door de politie herkend.
Gelet op bovenstaande stelt de rechtbank vast dat verdachte een van de gebruikers is van de Alcatel telefoon.
Acer laptop (goednummer 5914803)
Tijdens de doorzoeking in de woning van verdachte en zijn broers is een Acer laptop aangetroffen. Deze laptop werd tijdens de doorzoeking, voor de ogen van de politie, door de broer van verdachte stuk gegooid. De moeder van verdachte heeft tegenover de politie verklaard dat de laptop in gebruik was bij verdachte. De gegevens op deze laptop konden nog worden uitgelezen door de politie. Uit deze gegevens bleek dat de laptop zowel door verdachte als zijn broers werd gebruikt. Dit bleek onder andere uit opgeslagen e-mailadressen. Ook is het schoolrooster van verdachte op de laptop opgeslagen. Gelet op bovenstaande stelt de rechtbank vast dat verdachte één van de gebruikers van de laptop was.
IP-adressen
Het IP-adres van de ouderlijke woning, [adres 1] , van verdachte betreft [ip adres 1]
Het IP-adres toebehorende aan het [naam school] , de school van verdachte, betreft [ip adres 2] Dat ook medeverdachten op deze school zitten is gesteld noch gebleken.
SessionID
Een User Fingerprint of sessionID bevat de technische gegevens over het apparaat en de software die een bezoeker van een website gebruikt. Een sessionID is een cookie die, bijvoorbeeld door Marktplaats, geplaatst wordt op het device waarop de applicatie gedownload wordt. Dit is een uniek nummer en uniek per device. Wanneer er vanaf hetzelfde device met dezelfde applicatie op een ander account ingelogd wordt, is daaraan dezelfde sessionID gekoppeld. In het dossier komt meermalen de sessionID [session id 1] (hierna: * [session id 1] ) voor. De UserAgent die ten behoeve van de Marktplaats app aan deze sessionID is gekoppeld betreft Marktplaats/11.6.0 iPhone 6s IOS12.1.
Uit onderzoek is gebleken dat verdachte gebruik maakt van het telefoonnummer eindigend op * [telefoonnummer 1] . Deze identificatie berust onder andere op het feit dat de gebruiker uitbelt naar een nummer dat van de moeder van verdachte blijkt te zijn, waarop de gebruiker [gebruikersnaam 1] wordt genoemd en hij haar ‘mama’ noemt. Verdachte heeft ook niet ontkend dat hij de gebruiker van het telefoonnummer eindigend op * [telefoonnummer 1] is. De rechtbank stelt derhalve vast dat verdachte de gebruiker is geweest van het telefoonnummer eindigend op * [telefoonnummer 1] .
Aan het telefoonnummer eindigend op * [telefoonnummer 1] is het IMEI-nummer eindigend op * [imei nummer] gekoppeld. Uit de Type Allocation Code blijkt dat dit een iPhone 6s betreft, wat overeen komt met de hiervoor vermelde UserAgent.
Op 24 januari 2020 wordt er met de sessionID eindigend op * [session id 1] ingelogd op een 2ehands.be account vanaf het IP-adres van het [naam school] . Op dat moment straalt de telefoon van verdachte met het telefoonnummer eindigend op * [telefoonnummer 1] uit onder het bereik van de Cell-ID op de [straat 1] , in de directe omgeving van het [naam school] , waar verdachte een opleiding volgt
Zoals hierna zal worden besproken ten aanzien van de tenlastegelegde feiten 1 en 3, wordt er in de periode voorafgaand aan 25 januari 2020 vanaf verschillende IP-adressen ingelogd op het 2ehands.be account van ‘ [gebruikersnaam 2] ’. De IP-adressen waarvandaan wordt ingelogd zijn gekoppeld aan het [naam school] , de [straat 2] en het huisadres van verdachte. Op het account van ‘ [gebruikersnaam 2] ’ is ingelogd met het session ID * [session id 2] . Door middel van het account van ‘ [gebruikersnaam 2] ’ wordt op 25 januari 2020 contact gemaakt met het latere slachtoffer [persoon 3] . Eveneens op 25 januari 2020 vindt een telefoongesprek plaats tussen [gebruikersnaam 1] vanaf het nummer * [telefoonnummer 1] en medeverdachte [medeverdachte 2] . [gebruikersnaam 1] vertelt [medeverdachte 2] , die op dat moment is ingelogd in de bankomgeving van [persoon 3] , op wat voor manier hij geld kan overboeken naar een vermoedelijke ‘money mule’. Deze bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien zijn een sterke aanwijzing dat verdachte de gebruiker is geweest van de genoemde SessionID.
Gelet op al het bovenstaande in onderling verband bezien stelt de rechtbank, mede gelet op het ontbreken van enige verklaring van verdachte over het gebruik van de genoemde telefoon, het telefoonnummer, het IP adres en over het genoemde telefoongesprek, vast dat de sessionID eindigend op * [session id 1] aan een gegevensdrager van verdachte kan worden gekoppeld.
Ten aanzien van de feiten overweegt de rechtbank als volgt.
4.1
Vrijspraak
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde:
De officier van justitieheeft gevorderd verdachte vrij te spreken van de oplichting van Zalando en Adidas. De officier van justitie heeft geconcludeerd dat de ten laste gelegde oplichting van Otto wel wettig en overtuigend bewezen kan worden. Via het IP-adres van de woning van verdachte zijn meerdere frauduleuze bestellingen geplaatst bij Otto, waaronder de bestelling op naam van [persoon 20] . Daarnaast is de acceptgirokaart van de bestelling op naam van [persoon 20] in de slaapkamer van verdachte aangetroffen.
De raadsman van verdachteheeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde feit.
De rechtbankoverweegt als volgt.
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van verdachte van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de ten laste gelegde oplichting van Zalando en Adidas. Uit de stemherkenning bij de tapgesprekken is gebleken dat verdachte de telefoongesprekken op 16 en 18 maart 2020 niet heeft gevoerd en dus geen contact heeft gehad met de postbezorger. Uit het dossier blijkt wel dat verdachte contact heeft gehad met de jongens die de pakketten in ontvangst hebben genomen en bij dat in ontvangst nemen ook in de buurt aanwezig is geweest, maar het enkele aanwezig zijn is in dit geval niet voldoende om tot een veroordeling te komen. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van de oplichting van Zalando en Adidas.
Zoals de rechtbank onder feit 1 ook al heeft overwogen is uit onderzoek gebleken dat de betreffende bestelling op naam van [persoon 20] bij het bedrijf Otto is geplaatst via het IP-adres van de woning van verdachte en is de acceptgiro van de bestelling aangetroffen in de slaapkamer van verdachte. Uit het onderzoek is echter gebleken dat de broers van verdachte zich ook hebben beziggehouden met phishing- en pakketfraude, zodat de rechtbank niet met zekerheid kan vaststellen wie van de broers de bestelling heeft geplaatst, nu er geen concreet bewijs is dat één van de broers aanwijst als degene die de bestelling heeft geplaatst. De rechtbank zal verdachte derhalve tevens vrijspreken van de oplichting van Otto.
4.2
Bewezenverklaarde feiten
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
De officier van justitieheeft geconcludeerd dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden. Ten aanzien van aangever [persoon 20] heeft de officier van justitie opgemerkt dat via het IP-adres van de woning van verdachte meerdere frauduleuze bestellingen zijn geplaatst bij Otto, waaronder de bestelling op naam van [persoon 20] . Daarnaast is de acceptgirokaart van de bestelling op naam van [persoon 20] in de slaapkamer van verdachte aangetroffen. Derhalve kan dit deel van de tenlastelegging volgens de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen worden.
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte vrij te spreken voor hetgeen ten laste is gelegd in zaaksdossier 4, betreffende aangever Verweerde, nu verdachte hier niet aan gekoppeld kan worden.
De raadsman van verdachteheeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde feit. De betrokkenheid van verdachte bij het inloggen op de accounts van [persoon 3] en [gebruikersnaam 2] wordt onder andere gebaseerd op de gebruikte IP-adressen, te weten van de Openbare Bibliotheek Amsterdam (OBA), het [naam school] en het huisadres van verdachte. De OBA en het [naam school] zijn echter vrij te betreden en op het huisadres van verdachte wonen ook zijn broers, die tevens medeverdachte zijn. Ook wordt aangenomen dat het de gebruikersID van verdachte betreft, omdat hij op basis van een tapgesprek met medeverdachte [medeverdachte 3] in de OBA wordt geplaatst. Dit tapgesprek sluit echter niet uit dat er ook nog anderen in de OBA waren en bovendien figureert in het dossier ook iemand met dezelfde voornaam als verdachte, namelijk [persoon 19] . Tot slot heeft de raadsman van verdachte opgemerkt dat in het geval de rechtbank het aannemelijk acht dat met de telefoon van verdachte is ingelogd op het betreffende account, hiermee niet kan worden vastgesteld dat verdachte dit daadwerkelijk is geweest, nu in het onderzoek is gebleken dat telefoons tussen de verdachten rouleren.
Ten aanzien van aangever Verweerde heeft de raadsman van verdachte aangevoerd dat er een trainingspak is aangetroffen in de slaapkamer die verdachte deelt met zijn broer, tevens medeverdachte. Er is geen bewijs dat verdachte wist van de aanwezigheid van die goederen of dat er wetenschap was bij verdachte dat de goederen van misdrijf afkomstig waren.
Ten aanzien van aangevers [persoon 4] , [persoon 5] en [persoon 6] heeft de raadsman van verdachte aangevoerd dat het enkele feit dat is ingelogd met de sessionID die aan verdachte wordt gekoppeld onvoldoende is om tot een bewezenverklaring te komen. Bovendien zijn meerdere broers van verdachte ook verdachte in deze zaak en kan op grond van het IP-adres niet met voldoende mate van zekerheid worden vastgesteld wie hierachter zit.
Ten aanzien van aangever [persoon 7] is de verdenking gebaseerd op de sessionID. Er kan niet worden vastgesteld dat verdachte op dat moment de gebruiker was de telefoon, nu verschillende telefoons rouleerden tussen de verdachten.
Ten aanzien van aangever [persoon 20] is in de slaapkamer van verdachte en zijn broers een acceptgirokaart van Otto aangetroffen. Dat verdachte hiermee iets van doen had blijkt uit niets.
De rechtbankoverweegt als volgt.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij wederrechtelijk is binnengedrongen in vijf internetbankierenaccounts en twee webshopaccounts.
Partiële vrijspraak ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
De rechtbank is met de raadsman en de officier van justitie van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het deel van de tenlastelegging die ziet op zaaksdossier 4, aangever Verweerde. Uit het dossier is gebleken dat medeverdachte [medeverdachte 2] de betreffende bestelling heeft geplaatst. De betrokkenheid van verdachte blijkt niet uit het dossier.
Ten aanzien van het gedachtestreepje in de tenlastelegging dat ziet op het Otto account van [persoon 20] geldt het volgende. Aangever [persoon 20] heeft aangifte gedaan van oplichting. Er zijn door middel van zijn account frauduleus goederen besteld bij Adidas. Uit onderzoek is gebleken dat de betreffende bestelling op naam van [persoon 20] is geplaatst via het IP-adres van de woning van verdachte. Tevens is op de slaapkamer van verdachte een acceptgiro van de bestelling aangetroffen. Gelet op het aantreffen van de acceptgiro op de slaapkamer van verdachte heeft het er alle schijn van dat verdachte weet heeft gehad van deze bestelling of de bestelling heeft geplaatst. Echter is uit het onderzoek gebleken dat de broers van verdachte zich ook hebben beziggehouden met phishing- en pakketfraude. Zij delen ook hun slaapkamer. In deze zaak kan dan ook niet met zekerheid worden vastgesteld wie van de broers de bestelling heeft geplaatst, nu er geen concreet bewijs is dat één van de broers aanwijst als degene die de bestelling heeft geplaatst, zoals bijvoorbeeld in de andere zaaksdossiers een sessionID. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van dit deel van de tenlastelegging.
Zaaksdossier 1
Naar aanleiding van de aangifte van [persoon 3] waarin hij verklaart te zijn opgelicht via een phishinglink, zijn gegevens opgevraagd bij Marktplaats. Hieruit blijkt onder andere dat tussen 22 en 25 januari 2020 meermalen vanaf verschillende IP-adressen is ingelogd op het 2ehands.be-account [account 1] (‘ [gebruikersnaam 2] ’), te weten vanaf het [naam school] , de OBA en het huisadres van verdachte. Uit de logfiles bleek dat er met drie sessionID’s is ingelogd in het account, waaronder die van verdachte.
Op 25 januari 2020 van 17:00 uur tot 17:57 uur en later op de avond van 20:56 tot 20:57 uur wordt er via de site 2ehands.be contact gezocht met het account van [persoon 3] via het account van [gebruikersnaam 2] . Uit de logfiles blijkt dat op 25 januari 2020 om 16:59 uur is ingelogd op het account [gebruikersnaam 2] vanaf het IP-adres [ip adres 2] behorende bij de stichting BOA, [naam school], de school van verdachte. Om 17:43 uur wordt de phishing link verstuurd. Uit de gegevens van ING blijkt dat er vervolgens om 17:51 uur wordt ingelogd op de bankomgeving van [persoon 3] vanuit de OBA. Uit de technische actie op het telefoonnummer van verdachte eindigend op * [telefoonnummer 1] blijkt dat hij tussen 17:52 en 18:02 data verzendt betreffende de site 2ehands.be en BNP Paribas, zijnde de bank van [persoon 3] . Verdachte straalt op dat moment uit in de directe omgeving van de OBA.
Om 21:30 uur vindt er een tapgesprek plaats waar het nummer van verdachte uitbelt naar het nummer van medeverdachte [medeverdachte 2] . In dit tapgesprek legt verdachte precies uit wat medeverdachte [medeverdachte 2] moet doen, namelijk geld overmaken naar de bankrekening van [persoon 21] . Uit onderzoek blijkt dat medeverdachte [medeverdachte 2] vervolgens twee geldbedragen overmaakt vanaf de rekening van [persoon 3] naar de rekening van [persoon 21] , een vermoedelijke ‘money mule’. Dit heeft medeverdachte [medeverdachte 2] ook bekend. Uit onderzoek naar de bankrekening van [persoon 21] blijkt dat met zijn bankpas vervolgens twee geldbedragen worden opgenomen in België. Op de camerabeelden van deze pintransacties is een persoon die sterk lijkt op de medeverdachte [medeverdachte 1] gezien.
Uit bovenstaande maakt de rechtbank op dat de telefoon van verdachte heeft ingelogd op het account van [gebruikersnaam 2] en de bankomgeving van [persoon 3] . Dat verdachte op dat moment zijn telefoon had uitgeleend blijkt niet uit het tapgeprek dat gevoerd wordt met medeverdachte [medeverdachte 2] . Bovendien had het in de rede gelegen dat indien verdachte zijn telefoon had uitgeleend, hij daarover zou hebben verklaard. De algemene suggestie in het dossier dat telefoons door meerdere personen werden gebruikt vindt de rechtbank in dit geval, met zoveel concrete aanwijzingen tegen verdachte, onvoldoende om te concluderen dat het gebruik van de telefoon niet als redengevend bewijs tegen verdachte kan gelden. De rechtbank constateert op grond van het voorgaande dat het verdachte is die vervolgens instructies heeft gegeven aan medeverdachte [medeverdachte 2] over hoe hij het geld van de rekening van [persoon 3] moest halen, waarna dit daadwerkelijk is gebeurd. Het geld is vervolgens van de rekening gepind.
De rechtbank acht derhalve bewezen dat verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan de computervredebreuk van het 2ehands.be-account van [gebruikersnaam 2] en het internetbankieren-account van [persoon 3] . Verdachte is immers degene die contact heeft gezocht met [persoon 3] via het account van [gebruikersnaam 2] en zonder de instructies van verdachte had het geld niet overgemaakt kunnen worden naar de rekening van [persoon 21] , waar de verdachten de beschikking kregen over het geld.
Ten aanzien van aangevers [persoon 4] en [persoon 5] is sprake geweest van eenzelfde werkwijze. Uit de aangiftes blijkt dat [persoon 4] en [persoon 5] goederen te koop aanboden op 2ehands.be. Zij kregen vervolgens een reactie van een persoon die de goederen wilde kopen, maar vroeg hen eerst zichzelf te verifiëren via een betaallink, omdat de betreffende persoon eerder zelf opgelicht was.
Uit de verstrekte gegevens van Marktplaats is gebleken dat op de gehackte 2ehands.be-accounts waarmee contact werd gezocht met aangevers [persoon 4] en [persoon 5] , te weten ‘ [account 2] ’ en ‘ [account 3] ’, is ingelogd met de sessionID eindigend op * [session id 1] die gekoppeld kan worden aan verdachte, zoals hiervoor is vastgesteld door de rechtbank. Het account van ‘ [account 3] ’ werd onder andere benaderd op 27 januari 2020 om 20:35 uur met de genoemde sessionID vanaf het IP-adres van de OBA. De telefoon van verdachte met het nummer eindigend op * [telefoonnummer 1] straalt op 27 januari 2020 om 20:29 uur bovendien uit in de directe omgeving van de OBA. Aan beide aangevers werd vanaf het gehackte account een phishinglink gestuurd. Uit het dossier blijkt dat tevens vanaf het IP-adres van de woning van verdachte is ingelogd op het 2ehands.be-account ‘ [account 2] ’ en op de bankomgeving van aangevers [persoon 4] en [persoon 5] . Toen aangevers een dag na het klikken op de phishinglink op hun bankrekeningen keken, bleken meerdere geldbedragen te zijn overgeschreven naar andere personen.
Aangeefster [persoon 6] beschrijft een zelfde werkwijze. Ook zij bood goederen aan via 2ehands.be, werd benaderd met een gehackt account, moest zich verifiëren via een betaallink en zag vervolgens dat grote geldbedragen waren afgeschreven van haar rekening. Uit de verstrekte gegevens van Marktplaats bleek dat met aangeefster [persoon 6] contact was gezocht via het gehackte account ‘ [account 4] ’. Op dit account is ingelogd met een sessionID eindigend op * [session id 3] , die hoofdzakelijk actief was op het IP-adres van de woning van verdachte. Ook was deze sessionID veelvuldig actief op het IP-adres van de OBA en het [naam school] . Van alle verdachten binnen dit onderzoek gaat alleen verdachte naar het [naam school] . De rechtbank concludeert derhalve dat verdachte de gebruiker is geweest van de betreffende sessionID. Tevens is vanaf het IP-adres van de woning van verdachte ingelogd op de bankomgeving van aangeefster [persoon 6] .
Aangeefster [persoon 7] is op eenzelfde wijze opgelicht. Zij bood iets te koop aan via 2ehands.be en werd door de koper gevraagd een symbolisch bedrag van 1 cent over te maken, omdat de koper zelf eerder was opgelicht. Uit de verstrekte gegevens van Marktplaats bleek dat met aangeefster [persoon 6] contact was gezocht via het gehackte account ‘ [account 5] ’. Uit de logfiles is gebleken dat op dit account is ingelogd met de sessionID eindigend op * [session id 1] , de sessionID die aan verdachte gekoppeld kan worden. Via dat account werd tevens de betaallink verstuurd. Vervolgens zag aangeefster dat meerdere bedragen waren overgeschreven vanaf haar rekening, waaronder 1 cent naar de rekening van het bedrijf Payconiq B.V. Na onderzoek bleek dat teneinde een account bij Payconiq te activeren 1 cent moet worden overgemaakt om het rekeningnummer te bevestigen. De bevestigings-sms bleek verstuurd te zijn naar het telefoonnummer eindigend op * [telefoonnummer 2] . Dit nummer behoort toe aan de Alcatel telefoon, van welke telefoon verdachte, zoals hiervoor is overwogen, één van de gebruikers is geweest.
De rechtbank overweegt dat de combinatie van de feiten en omstandigheden zoals hiervoor benoemd, met name het inloggen via de sessionID behorende bij de telefoon van verdachte en via het IP-adres van de woning van verdachte, duidelijk belastend zijn voor verdachte en in die zin ook schreeuwen om een verklaring. Verdachte heeft zich echter gedurende het gehele onderzoek door de politie en het proces bij de rechtbank, beroepen op zijn zwijgrecht. Het ontbreken van een verklaring van verdachte maakt dat de rechtbank er vanuit gaat dat verdachte de enige gebruiker was van de telefoon met sessionID eindigend op * [session id 1] en zodoende verantwoordelijk was voor het inloggen op de beschreven accounts vanaf dit toestel. Indien verdachte zijn telefoon had uitgeleend, had het voor hem in de rede gelegen dit bij de politie of ter zitting te verklaren.
De rechtbank is van oordeel dat de overeenkomsten in werkwijze, de sessionID, het IP-adres van de woning van verdachte en het korte tijdsbestek waarin de feiten (feit 1, gedachtestreepjes 1, 2, 4, 5, 6, en 7) hebben plaatsgevonden, in onderlinge samenhang dienen te worden bezien.
Gelet op voorgaande concludeert de rechtbank dat het niet anders kan dan dat verdachte degene is geweest die de oplichtingen heeft gepleegd of in ieder geval degene is geweest die verantwoordelijk is geweest voor het contact met de aangevers en het versturen van de phishinglink, zoals in zaakdossier 1. Hiermee heeft verdachte een voldoende wezenlijke bijdrage geleverd aan het binnendringen van de betreffende bankomgevingen.
Ten aanzien van het onder 1 cumulatief/alternatief en onder 2 ten laste gelegde:
De officier van justitieheeft geconcludeerd dat de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
De raadsman van verdachteheeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. Verdachte ontkent phishinglinks verzonden te hebben en ontkent gebruiker te zijn van de Huawei telefoon, de Acer laptop en de Alcatel telefoon. Op de Samsung Galaxy telefoon zijn de in de tenlastelegging genoemde technische hulpmiddelen niet aangetroffen. Bovendien blijkt niet van enige substantiële gedraging van verdachte gericht op het verkopen, verwerven, verspreiden en/of voorhanden hebben van die technische hulpmiddelen en/of wachtwoorden op de genoemde apparaten.
De rechtbankoverweegt als volgt.
Zoals de rechtbank eerder al heeft overwogen kunnen er verschillende gegevensdragers aan verdachte gekoppeld worden, te weten de Huawei telefoon, de Acer laptop, de Alcatel telefoon en de Samsung Galaxy telefoon. Op deze telefoons en laptop zijn meerdere binlists en/of combolists, met daarop accountgegevens, en phishinglinks aangetroffen. Hiermee heeft verdachte de betreffende technische hulpmiddelen en gebruikersaccounts voorhanden gehad. Uit tapgesprekken en uit chatgesprekken uit de telefoons van verdachte en ook de telefoon van medeverdachte [medeverdachte 2] blijkt dat de binlists, combolists en phishinglinks onderling ook werden uitgewisseld. Tevens blijkt uit de verschillende zaaksdossier ook dat verdachte de phishinglinks heeft gestuurd naar meerdere slachtoffers. Gelet op deze omstandigheden acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de gebruikersaccounts en technische hulpmiddelen heeft verworven, verspreid en voorhanden heeft gehad met het oogmerk computervredebreuk te plegen. Tevens is sprake geweest van medeplegen, nu is gebleken dat de verdachten, waaronder verdachte zelf, in onderhavig onderzoek de gebruikersaccounts en technische hulpmiddelen met elkaar uitwisselden.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde:
De officier van justitieheeft geconcludeerd dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen.
De raadsman van verdachteheeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde feit. Ten aanzien van aangever [persoon 3] kan hooguit bewezen worden dat verdachte behulpzaam is geweest bij het plegen van het feit, maar hij kan niet als medepleger worden aangemerkt. Verdachte heeft de daadwerkelijke wegneemhandelingen niet verricht.
Ten aanzien van aangever [persoon 4] blijkt niet dat de sessionID in gebruik is geweest bij verdachte en tevens is niet gebleken dat met deze sessionID contact is gemaakt met het account van aangever [persoon 4] . Er kan niet worden vastgesteld dat verdachte enige rol heeft gehad in de diefstal van het geld.
Ten aanzien van aangever [persoon 5] kan het enkele benaderen van het gehackte account niet tot de conclusie leiden dat verdachte ook wegneemhandelingen heeft verricht.
Ten aanzien van aangever [persoon 6] geldt dat uit het dossier blijkt dat het gehackte account is benaderd vanuit een drietal locaties. Er is niet gebleken dat het benaderen van het account via één van de genoemde locaties heeft geleid tot het wegnemen van het geld.
Ten aanzien van aangever [persoon 7] geldt dat gesteld wordt dat het account zou zijn benaderd met de aan verdachte toegeschreven sessionID. De raadsman van verdachte heeft betwist dat deze sessionID (enkel) bij verdachte in gebruik zou zijn. Tevens worden ook de telefoon van [medeverdachte 2] en de Alcatel telefoon met dit feit in verband gebracht, zodat op grond daarvan niet kan worden vastgesteld dat verdachte een rol van betekenis heeft gehad bij het wegnemen van het geld, dan wel in ieder geval niet als medepleger kan worden aangemerkt.
De rechtbankoverweegt als volgt.
Zoals de rechtbank eerder onder feit 1 al heeft overwogen acht zij wettig en overtuigend bewezen dat verdachte heeft ingelogd op het gehackte 2ehands.be-account van ‘ [gebruikersnaam 2] ’ en daarmee vervolgens contact heeft gezocht met aangever [persoon 3] . Na het sturen van de phishinglink zoekt verdachte contact met medeverdachte [medeverdachte 2] en geeft hem instructies om geld over te maken naar de rekening van [persoon 21] . Uit onderzoek is gebleken dat daadwerkelijk geld is overgemaakt vanaf de rekening van [persoon 3] naar de rekening van [persoon 21] . Dit geld is vervolgens opgenomen door een persoon die sterke gelijkenis vertoont met de medeverdachte [medeverdachte 1] , de broer van verdachte. De rechtbank stelt vast dat sprake is geweest van medeplegen. De overschrijving van het geld had niet plaats kunnen vinden zonder het daarvoor gelegde contact met [persoon 3] door verdachte, het versturen van de phishinglink en de instructies die verdachte vervolgens gaf aan medeverdachte [medeverdachte 2] . Verdachte heeft daarmee een wezenlijke bijdrage geleverd aan het feit.
De rechtbank heeft tevens onder feit 1 vastgesteld dat verdachte onrechtmatig is binnengedrongen in de internetbankierenaccounts van aangevers [persoon 4] , [persoon 5] , [persoon 6] en [persoon 7] . De rechtbank houdt verdachte in ieder geval verantwoordelijk voor het maken van contact met de aangevers, het versturen van de phishinglinks en het inloggen op de bankomgevingen van de aangevers. Hiermee heeft verdachte een voldoende wezenlijke bijdrage geleverd aan de diefstal van de geldbedragen zodat de rechtbank verdachte als medepleger verantwoordelijk houdt voor deze diefstallen. De geldbedragen hadden niet van de rekeningen van aangevers kunnen worden afschreven als verdachte niet het contact had gezocht, de phishinglinks had verstuurd en had ingelogd op de bankomgevingen.
Ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde:
De officier van justitieheeft geconcludeerd dat het onder 5 ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
De raadsman van verdachteheeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 5 ten laste gelegde feit. Verdachte ontkent dat de Huawei telefoon bij hem in gebruik is geweest en tevens is gebleken dat de telefoons tussen de verdachten onderling werden uitgewisseld. Daarnaast is het aantreffen van een screenshot in de telefoon geen bewijs dat verdachte een rol van betekenis heeft gehad in de oplichting. [persoon 22] heeft bovendien ook ontkend verdachte te kennen.
De rechtbankoverweegt als volgt.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij in totaal elf personen heeft opgelicht via Marktplaats.
Tijdens de doorzoeking van de woning van verdachte is de hierboven omschreven Huawei telefoon in beslag genomen. Op deze telefoon is een foto aangetroffen van een betalingsbevestiging van aangever [persoon 18] aan [persoon 22] . Onderzoek naar het bankrekeningnummer van [persoon 22] heeft uitgewezen dat er meerdere transacties naar dit rekeningnummer hebben plaatsgevonden. Elf keer werd aangifte gedaan, waarbij telkens via Marktplaats contact is geweest en geld is overgemaakt naar [persoon 22] . Opvallend is dat steeds via een gehackt account een goed werd aangeboden op Marktplaats, in sommige gevallen ging het om steeds het zelfde goed dat werd aangeboden. De personen die het goed wilden kopen kwamen met de verkoper tot een overeenkomst en maakten vervolgens het geld over naar de bankrekening eindigend op * [rekeningnummer] ten name van [persoon 22] .
[persoon 22] heeft verklaard dat hij zijn bankpas had uitgeleend, zodat iemand anders hiervan gebruik kon maken. Hij zou hier 50 euro voor krijgen. Door de politie zijn aan [persoon 22] politiefoto’s getoond met daarop [verdachte] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 5] . [persoon 22] verklaarde dat de persoon aan wie hij zijn bankpas had uitgeleend op een van de foto’s stond.
Bij acht van de genoemde elf advertenties is vastgesteld dat deze zijn geplaatst terwijl er verbinding werd gemaakt met het IP-adres van de woning van verdachte.
Dit gegeven, in combinatie met de op de Huawei telefoon aangetroffen betalingsbevestiging van aangever [persoon 18] , roept vragen op die verdachte niet heeft willen beantwoorden. Verdachte heeft geen uitleg gegeven over deze afbeelding op zijn telefoon, welke telefoon nota bene met zijn vingerafdruk kon worden ontgrendeld. De vraag waarom verdachte een betalingsbevestiging van [persoon 18] aan [persoon 22] op zijn telefoon heeft, is hiermee onbeantwoord gebleven, terwijl een uitleg op zijn plaats was geweest. Bij gebreke van een verklaring houdt de rechtbank verdachte verantwoordelijk voor de oplichting van [persoon 18] . Daarmee stelt de rechtbank ook vast dat hij weet had en gebruik kon maken van de bankrekening van [persoon 22] . De rechtbank komt daarmee ook tot de conclusie dat verdachte verantwoordelijk is voor alle zaken waarin geld is overgeboekt naar de rekening van [persoon 22] .
De rechtbank is van oordeel dat de onder feit 5 genoemde gedachtestreepjes – als schakelbewijs – redengevend zijn voor elkaar. Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de overeenkomsten in modus operandi, het gebruikte rekeningnummer en het korte tijdsbestek waarin de feiten hebben plaatsgevonden, in onderlinge samenhang dienen te worden bezien. Daarnaast draagt het vinden van de screenshot van een betalingsbevestiging van één van de slachtoffers bij aan het bewijs.
Gelet op voorgaande concludeert de rechtbank, dat meerdere bewijsmiddelen wijzen op de betrokkenheid van verdachte bij de gepleegde oplichtingen. De rechtbank acht derhalve alle onder feit 5 ten laste gelegde gedachtestreepjes wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van het onder 6 ten laste gelegde:
De officier van justitieheeft geconcludeerd dat het onder 6 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden. De officier van justitie merkt verdachte als leidinggever van de organisatie aan, nu hij beschikte over de meeste digitale kennis en fungeerde als helpdesk voor de andere leden. Verdachte lijkt de spil te zijn, die contact onderhield met de andere deelnemers van de organisatie.
De raadsman van verdachteheeft bepleit dat verdachte partieel dient te worden vrijgesproken van de ten laste gelegde deelname aan een criminele organisatie, nu er geen bewijs is dat verdachte als leidinggever heeft opgetreden. Voor het overige heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbankoverweegt als volgt.
In het onderzoek zijn meerdere verdachten naar voren gekomen als personen die onderling met elkaar samenwerkten ten behoeve van het plegen van cybercrime gerelateerde misdrijven. Door het Openbaar Ministerie zijn onder andere de verdachten [verdachte] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] en [medeverdachte 3] aangemerkt als leden van de criminele organisatie. De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden, is of sprake is van een dergelijke organisatie en of verdachte daarvan deel uitmaakte.
Beoordelingskader criminele organisatie
In artikel 140 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht is deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven strafbaar gesteld. Deze strafbaarstelling heeft betrekking op de persoonlijke betrokkenheid van een verdachte bij een criminele organisatie. Om van een organisatie als hier bedoeld te spreken moet het gaan om een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen twee of meer personen. Voor de deelneming aan die organisatie is van belang dat verdachte bij de organisatie hoort en een bijdrage levert aan het verwezenlijken van het doel van de organisatie. Verdachte moet in zijn algemeenheid weten dat het doel van de organisatie het plegen van misdrijven is en moet opzet hebben op het deelnemen aan die organisatie. Als uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte heeft bijgedragen aan de verwezenlijking van het doel van de organisatie of een aan die organisatie ondersteunende handeling heeft verricht, dan volgt daaruit zijn wetenschap met betrekking tot dat doel. De verdachte hoeft niet bij meerdere misdrijven van de organisatie betrokken te zijn geweest. Het gaat er immers niet om of zijn opzet was gericht op het plegen van (meer) misdrijven of dat hij heeft deelgenomen aan (reeds binnen de organisatie gepleegde) misdrijven, maar of uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat hij heeft deelgenomen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Allereerst stelt de rechtbank vast dat verdachte zich met mededaders telkens heeft schuldig gemaakt aan de hiervoor omschreven feiten, waaronder computervredebreuk en marktplaatsoplichting. Op de onder verdachte en zijn mededaders in beslaggenomen gegevensdragers zijn grote hoeveelheden betaallinks, accountgegevens en conversaties met anderen aangetroffen, in één van de gegevensdragers stonden 2,5 miljoen verschillende combinaties van gebruikersaccounts en wachtwoorden. Daarnaast zijn panels aangetroffen die het mogelijk maakten phishingwebsites te maken. Er is een groot aantal telefoongesprekken geregistreerd tussen verdachten en zijn mededaders waarin wordt gesproken over bedragen, banken, inloggen op accounts, binlists en meer.
Uit het dossier blijkt dat in genoemde tapgesprekken tussen de verschillende verdachten in versluierd taalgebruik werd gesproken. Zo werd er niet alleen in vakjargon met algemene phishing gerelateerde termen gesproken, maar hadden de verdachten ook eigen ‘vaktermen’ ontwikkeld, zoals KBCtje (KBC bank), green (bitcoin wallet), orange (ING bank), acci’s (accounts), lappie (laptop) en centraal (station Amsterdam Centraal). Uit de verklaringen van medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] bleek dat zij op de hoogte waren van het vakjargon. Zo verklaarde medeverdachte [medeverdachte 2] geen ‘bonker’ te zijn, maar een ‘visser’. Hij reageerde op advertenties via 2ehands.be en zocht naar mensen die op de neppe betaallink wilden drukken. Hij zou zelf geen ‘panel’ hebben die linkjes maakt, maar daar zou iemand anders achter zitten. Medeverdachte [medeverdachte 4] heeft verklaard dat ‘vissen’ reageren is en dat een ‘panel’ een neppe bankomgeving is. Een ‘bonker’ zou iemand zijn die het geld doorsluist van de rekeningen. Ook heeft medeverdachte [medeverdachte 4] verklaard dat bij het phishen vooraf werd afgesproken dat er 25% van de buit naar de visser ging, 25% naar de bonker en dat hij niet wist wie die andere 50% kreeg.
Het dossier bevat tapgesprekken waaruit blijkt dat verdachten elkaar hielpen als ze bij het phishen tegen bepaalde problemen aanliepen. Op diverse in beslag genomen telefoons zijn adviezen en werkwijzen voor phishing en het gebruik van binlists aangetroffen. Tevens maakten verdachte en zijn medeverdachten deel uit van de chatgroep ‘Team’, waarin onder meer werkzaamheden en bankoverschrijvingen werden gedeeld.
De organisatie
De rechtbank is van oordeel dat sprake is geweest van een duurzaam samenwerkingsverband. Dit samenwerkingsverband blijkt onder andere uit de tapgesprekken over cybercriminaliteit die al maanden voor de aanhoudingen van de verdachten terug gaan. Uit de inhoud van de gesprekken blijkt ook de frequentie en de intensiteit van de gepleegde criminaliteit. Daarnaast is er sprake van een zekere structuur en rolverdeling binnen de organisatie. Uit de tapgesprekken en de verklaringen van de medeverdachten blijkt dat sommige leden van de organisatie zich bezig hielden met het vissen, anderen het geld van de bankrekening haalden, zogenaamde bonkers en weer anderen het geld pinden. Daarnaast hielden ook enkele leden van de organisatie zich naast het phishen bezig met pakketfraude. Een voorbeeld van de samenwerking tussen de verdachten zijn de tapgesprekken met betrekking tot aangever [persoon 3] , te weten de tapgesprekken van 25 en 26 januari 2020.
Tevens is sprake geweest van het zorgvuldig uitkiezen van slachtoffers. De verdachten kozen hun slachtoffers in België, omdat zij deze manier van oplichting nog niet door zouden hebben en in Nederland wel. Ook zijn er meerdere tapgesprekken over het gebruik maken van afgeschermde verbindingen, zoals VPS en VPN en over de verdeling van de buit.
De rol van verdachte
De rechtbank concludeert op grond van de tapgesprekken dat verdachte een belangrijk onderdeel uitmaakte van de organisatie. Verdachte beschikte over een grote hoeveelheid digitale kennis en hielp de andere verdachten als zij bijvoorbeeld tegen problemen aanliepen tijdens het phishen. Tevens had verdachte een faciliterende rol door bijvoorbeeld het verspreiden van binlists en combolists naar andere leden van de organisatie. Verdachte was ook een uitvoerder. Uit de tapgesprekken blijkt dat hij zelf ook volop aan het phishen was. Hiermee staat vast dat verdachte heeft bijgedragen aan het verwezenlijken van het gezamenlijke doel van de organisatie om phishing te plegen.
Naar oordeel van de rechtbank staat vast dat verdachte een grote rol heeft gehad binnen de criminele organisatie. De rechtbank kan op grond van het dossier en de daarin aanwezige tapgesprekken, ook omdat de organisatie en de leden daarvan slechts een beperkte periode in het zicht van politie is geweest, echter niet vast stellen dat verdachte daadwerkelijk leiding gaf binnen de organisatie. Dat hij vaak als vraagbaak of ‘helpdesk’ fungeerde is bij uitstek faciliterend te noemen, meer dan leidinggevend. De rechtbank acht zodoende bewezen dat verdachte een faciliterende en uitvoerende rol heeft gehad binnen de organisatie.
Dat niet vast gesteld kan worden dat verdachte een uitvoerende rol heeft gehad in de pakketfraude, zoals later zal blijken uit dit vonnis, maakt niet dat verdachte met betrekking tot dit deel van de tenlastelegging binnen de criminele organisatie vrij dient te worden gesproken. Het is immers niet noodzakelijk dat het opzet van verdachte was gericht op het plegen van alle misdrijven die door de organisatie zijn gepleegd, maar voldoende is dat hij heeft deelgenomen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven. Daarvan is in onderhavig geval sprake. Uit de tap- en chatgesprekken kan worden opgemaakt dat verdachte weet heeft gehad van de gepleegde pakketfraude en heeft verdachte hier in zekere zin ook aan bijgedragen door de binlists en combolists van diverse online webshops te verspreiden naar leden van de organisatie.
Met betrekking tot de tenlastegelegde periode overweegt de rechtbank dat uit de aan verdachte gekoppelde gegevensdragers niet blijkt dat verdachte zich vanaf 1 oktober 2019 heeft bezig gehouden met phishing. Het enkele feit dat er op 13 en 16 oktober 2019 frauduleuze bestellingen zijn gedaan met een account dat is aangetroffen op de laptop van verdachte, maakt niet dat verdachte deze bestellingen ook daadwerkelijk heeft geplaatst. De rechtbank stelt op basis van het onderzoek naar de Acer laptop vast dat op 28 november 2019 voor het eerst een binlist met meerdere gehackte wachtwoorden en e-mailadressen van Adidas is geopend. Voorafgaand aan deze datum worden geen phishing gerelateerde handelingen op de laptop, of andere gegevensdragers die aan verdachte gekoppeld kunnen worden, waargenomen. De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat verdachte in ieder geval vanaf 28 november 2019 binlists heeft geopend en dus voorhanden heeft gehad en daarmee vanaf dat moment ook heeft deelgenomen aan de organisatie.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
hij in de periode van 28 november 2019 tot en met 3 mei 2020 te Amsterdam en in België, tezamen en in vereniging met anderen, telkens opzettelijk en wederrechtelijk, in een (gedeelte van) een geautomatiseerd werk, te weten internetbankieren-accounts, waaronder
- het BNP Paribas internetbankieren account toebehorende aan [persoon 3] en/of de mobiel bankieren app van BNP Paribas en/of de webservers en/of een netwerk en/of een computersysteem toebehorende aan BNP Paribas (zaaksdossier 1) en
- het 2dehands.be-account ‘ [gebruikersnaam 2] ’ (zaaksdossier 1) en
- het KBC internetbankieren account toebehorende aan [persoon 4] en/of de mobiel bankieren app van KBC en/of de webservers en/of een netwerk en/of een computersysteem toebehorende aan KBC (zaaksdossier 9) en
- het KBC internetbankieren account toebehorende aan [persoon 5] en/of de mobiel bankieren app van KBC en/of de webservers en/of een netwerk en/of een computersysteem toebehorende aan KBC (zaaksdossier 10) en
- het KBC internetbankieren account toebehorende aan [persoon 6] en/of de mobiel bankieren app van KBC en/of de webservers en/of een netwerk en/of een computersysteem toebehorende aan KBC (zaaksdossier 11) en
- het Argenta internetbankieren account toebehorende aan [persoon 7] en/of de mobiel bankieren app van Argenta en/of de webservers en/of een netwerk en/of een computersysteem toebehorende aan Argenta (zaaksdossier 12)
is binnengedrongen,
a. door het doorbreken van een beveiliging en/of
b. door een technische ingreep en/of
c. met behulp van valse signalen of een valse sleutel en/of
d. door het aannemen van een valse hoedanigheid,
onder meer door middel van phishing-links en/of betaallinks van ogenschijnlijk betrouwbare websites van BNP Paribas en/of KBC en/of Argenta te tonen, terwijl in werkelijkheid nagebootste websites werden getoond, waardoor de gebruikers van die nagebootste websites werden verleid en bewogen tot het invoeren van betaalgegevens en inloggegevens voor het verrichten van bankoverschrijvingen via internetbankieren die vervolgens heimelijk werden afgevangen en ter beschikking kwamen aan verdachte en/of zijn mededaders
en door zich vervolgens met behulp van die inloggegevens toegang te verschaffen tot de internetbankierenomgevingen van die bank, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich hebben voorgedaan als de rechtmatige gebruikers van die inloggegevens en
door met onrechtmatig verkregen gebruikersaccounts in te loggen op webshop-accounts (waaronder een 2dehands.be-account en/of een Adidas-account) en hij vervolgens de gegevens die zijn opgeslagen, worden verwerkt, worden overgedragen door middel van voornoemd geautomatiseerd werk waarin hij zich wederrechtelijk bevond voor zichzelf en/of een ander heeft overgenomen, afgetapt en/of opgenomen;
en
hij in de periode van 28 november 2019 tot en met 3 mei 2020 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, telkens een technisch hulpmiddel, te weten,
- phishing-links en betaallinks (waaronder [betaalverzoek 2] (zaaksdossier 1) en
[betaalverzoek 3] (zaaksdossier 9) en
[betaalverzoek 4] (zaaksdossier 11) en
[betaalverzoek 5] (zaaksdossier 12)), welke phishing-links en betaallinks gebruikt worden om een ogenschijnlijk betrouwbare website van banken te tonen, terwijl in werkelijkheid nagebootste websites van banken worden getoond, waardoor de gebruikers van die nagebootste websites worden verleid en bewogen tot het invoeren van betaalgegevens en inloggegevens voor het verrichten van bankoverschrijvingen via internetbankieren en
- gebruikersaccounts (zogenaamde binlist en/of combolists) (waaronder 2dehands.be en Zalando en Adidas en Otto), die hoofdzakelijk geschikt gemaakt en ontworpen zijn tot het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 138ab eerste lid, 138b of 139e Wetboek van Strafrecht, namelijk het binnendringen van een geautomatiseerd werk heeft verworven, verspreid of anderszins ter beschikking heeft gesteld of voorhanden heeft gehad, met het oogmerk dat daarmee een van die misdrijven werd gepleegd;
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
hij in de periode van 28 november 2019 tot en met 3 mei 2020 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen, telkens met het oogmerk een misdrijf als bedoeld in artikel 138ab, tweede of derde lid Wetboek van Strafrecht (computervredebreuk) te plegen,
- technische hulpmiddelen die hoofdzakelijk geschikt gemaakt of ontworpen zijn tot het plegen van een zodanig misdrijf, te weten phishing-links (waaronder [betaalverzoek 1] en [betaalverzoek 2] en [betaalverzoek 3] en
[betaalverzoek 4] en
[betaalverzoek 5] ,
heeft verworven en/of verspreid en/of voorhanden heeft gehad en
- gebruikersaccounts (zogenaamde binlist en/of combolists) [gebruikersaccounts] heeft verworven en/of verspreid en/of voorhanden heeft gehad;
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde:
hij in de periode van 22 januari 2020 tot en met 2 februari 2020 te Amsterdam en/of in België, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen, geldbedragen:
- EUR 454,70 en EUR 712,45, toebehorend aan [persoon 3] (zaaksdossier 1) en
- EUR 2.400 en EUR 14, toebehorend aan [persoon 4] (zaaksdossier 9) en
- EUR 867,20, toebehorend aan [persoon 5] (zaaksdossier 10) en
- EUR 7.489,47, toebehorend aan [persoon 6] (zaaksdossier 11) en
- EUR 0,01, toebehorend aan [persoon 7] (zaaksdossier 12)
waarbij hij, verdachte, en zijn mededaders zich de toegang tot die bankrekeningen en/of internetbankieren accounts en/of digitale bankomgeving en/of bank betaal applicatie hebben verschaft en die weg te nemen geldbedragen onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten gestolen en/of onrechtmatig verworven inloggegevens en/of betaalgegevens;
Ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde:
hij in de periode van 21 maart 2020 tot en met 29 maart 2020 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, telkens met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
- [persoon 8] (zaaksdossier 15) heeft bewogen tot de afgifte van EUR 56,75, door zich voor te doen als bonafide verkoper en door op Marktplaats een Oculus Rift game set aan te bieden, terwijl hij, verdachte, deze niet ter beschikking had en vervolgens na betaling door voornoemde [persoon 8] dit goed niet te leveren en
- [persoon 9] (zaaksdossier 15) heeft bewogen tot de afgifte van EUR 100, door zich voor te doen als bonafide verkoper en door op Marktplaats een Apple tv 4k aan te bieden, terwijl hij, verdachte, deze niet ter beschikking had en vervolgens na betaling door voornoemde [persoon 9] dit goed niet te leveren en
- [persoon 10] (zaaksdossier 15) heeft bewogen tot de afgifte van EUR 34, door zich voor te doen als bonafide verkoper en door op Marktplaats enig goed aan te bieden, terwijl hij, verdachte, deze niet ter beschikking had en vervolgens na betaling door voornoemde [persoon 10] dit goed niet te leveren en
- [persoon 11] (zaaksdossier 15) heeft bewogen tot de afgifte van EUR 50, door zich voor te doen als bonafide verkoper en door op Marktplaats Play Station controllers aan te bieden, terwijl hij, verdachte, deze niet ter beschikking had en vervolgens na betaling door voornoemde [persoon 11] dit goed niet te leveren en
- [persoon 12] (zaaksdossier 15) heeft bewogen tot de afgifte van EUR 30, door zich voor te doen als bonafide verkoper en door op Marktplaats een Mario Kart spel aan te bieden, terwijl hij, verdachte, deze niet ter beschikking had en vervolgens na betaling door voornoemde [persoon 12] dit goed niet te leveren en
- [persoon 13] (zaaksdossier 15) heeft bewogen tot de afgifte van EUR 100, door zich voor te doen als bonafide verkoper en door op Marktplaats een Apple tv 4k, aan te bieden, terwijl hij, verdachte, deze niet ter beschikking had en vervolgens na betaling door voornoemde [persoon 13] dit goed niet te leveren en
- [persoon 14] (zaaksdossier 15) heeft bewogen tot de afgifte van EUR 30, door zich voor te doen als bonafide verkoper en door op Marktplaats Play Station controllers, aan te bieden, terwijl hij, verdachte, deze niet ter beschikking had en vervolgens na betaling door voornoemde [persoon 14] dit goed niet te leveren en
- [persoon 15] (zaaksdossier 15) heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag, door zich voor te doen als bonafide verkoper en door op Marktplaats een Apple tv 4k, aan te bieden, terwijl hij, verdachte, deze niet ter beschikking had en vervolgens na betaling door voornoemde [persoon 15] dit goed niet te leveren en
- [persoon 16] (zaaksdossier 15) heeft bewogen tot de afgifte van EUR 110, door zich voor te doen als bonafide verkoper en door op Marktplaats een Apple tv 4k aan te bieden, terwijl hij, verdachte, deze niet ter beschikking had en vervolgens na betaling door voornoemde [persoon 16] dit goed niet te leveren en
- [persoon 17] (zaaksdossier 15) heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag, door zich voor te doen als bonafide verkoper en door op Marktplaats Play Station controllers, aan te bieden, terwijl hij, verdachte, deze niet ter beschikking had en vervolgens na betaling door voornoemde [persoon 17] dit goed niet te leveren en
- [persoon 18] (zaaksdossier 15) heeft bewogen tot de afgifte van EUR 25, door zich voor te doen als bonafide verkoper en door op Marktplaats Play Station controllers aan te bieden, terwijl hij, verdachte, deze niet ter beschikking had en vervolgens na betaling door voornoemde [persoon 18] dit goed niet te leveren;
Ten aanzien van het onder 6 ten laste gelegde:
hij in de periode van 28 november 2019 tot en met 3 mei 2020 te Amsterdam en/of een of meer plaats(en) in Nederland en/of in België, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 3] en/of andere personen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten computervredebreuk en voorhanden hebben van phishing-links en voorhanden hebben van binlists en gekwalificeerde diefstal en oplichting;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

6.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregel

De officier van justitieheeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 180 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 135 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Tevens heeft de officier van justitie gevorderd aan verdachte de leerstraf SoCool op te leggen voor de duur van 40 uren, met bevel, voor het geval dat verdachte de leerstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 20 dagen.
De raadsman van verdachteheeft naar voren gebracht dat een voorwaardelijke werkstraf voldoende afschrikkende werking zal hebben. Verdachte heeft 16 maanden in een schorsing van de voorlopige hechtenis gelopen en is niet gerecidiveerd. Gelet hierop heeft de raadsman tevens verzocht een proeftijd op te leggen voor de duur van 1 jaar.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte is betrokken geweest bij een organisatie die zich gedurende een periode van enkele maanden op grote schaal bezig hield met phishing en pakketfraude, waarbij gebruik is gemaakt van gehackte gegevens van anderen. Mede door het handelen van verdachte zijn meerdere slachtoffers financieel benadeeld en is het vertrouwen in de handel van goederen via deze internetsites schade toegebracht. Het gebruik van gehackte (persoons)gegevens vormt bovendien een inbreuk op het privéleven anderen en leidt daarmee tot gevoelens van onveiligheid. De rechtbank vindt het moeilijk te begrijpen dat verdachte zich ondanks zijn jonge leeftijd op deze grote schaal heeft beziggehouden met deze praktijken. Dat hij tijdens het onderzoek en de zitting geen enkele vraag heeft willen beantwoorden maakt het geheel nog ongrijpbaarder. Doordat verdachte niets heeft willen zeggen is ook moeilijk te peilen is of hij gevoelens van spijt heeft en of hij kan reflecteren op zijn handelen. Dat maakt dat de rechtbank daar ook geen rekening mee kan houden, reden waarom de straf hoger uitvalt dan door de raadsman is bepleit.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een Uittreksel Justitiële Documentatie
d.d. 30 juni 2021 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder strafrechtelijk is veroordeeld. Hij zal dan ook worden aangemerkt als first offender. Daar staat tegenover dat het in de onderhavige zaak een veelheid van feiten betreft zodat de rechtbank daarmee rekening houdt.
De Hoge Raad heeft bij arrest van 3 oktober 2000 (ECLI:NL:HR:2000:AA7309) bepaald dat als uitgangspunt voor gevallen waarin het strafrecht voor jeugdigen is toegepast, geldt dat de behandeling van de zaak ter terechtzitting in eerste aanleg dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen 16 maanden nadat de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is aangevangen, tenzij er sprake is van bijzondere omstandigheden.
De rechtbank stelt vast dat de redelijke termijn, zoals hiervoor bedoeld, is aangevangen op de dag dat verdachte is aangehouden, zijnde 4 mei 2020 en eindigt vooralsnog met dit eindvonnis in eerste aanleg op 20 september 2021. De duur van deze periode behelst bijna 17 maanden en derhalve is de redelijke termijn met ruim twee weken overschreden. Weliswaar is er sprake van een zeer geringe overschrijding van de redelijke termijn, maar deze overschrijding is naar het oordeel van de rechtbank verschoonbaar gezien de omvang van het dossier, de omstandigheid dat er een hele dag voor de zaak diende te worden uitgetrokken, en het feit dat wegens het de maatregelen rondom coronavirus de rechtbank zittingen later dan gewenst heeft kunnen plannen. De rechtbank zal met deze overschrijding dan ook geen rekening houden.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van de volgende rapportages, die in het kader van de persoonlijke omstandigheden van verdachte zijn opgemaakt:
  • rapport van de Raad opgemaakt op 29 juli 2021;
  • rapport van JBRA opgemaakt op 9 juni 2021;
  • Psychologisch Pro Justitia rapport opgemaakt door F.W. Schalkwijk, GZ-psycholoog, op 3 juli 2020 en de aanvullende rapportage van 9 juli 2021.
De
psycholoogkomt in zijn rapporten tot de volgende conclusie.
Naar onderzoeker toe is verdachte beleefd en hij maakt adequaat contact, maar het contact verdiept zich nauwelijks. Dit komt mede omdat verdachte zich emotioneel niet opent of niet kan openen. Hij zegt vaak zich iets niet te kunnen herinneren, niets te kunnen bedenken of er geen gedachte of emotie bij te hebben. Verdachte is beneden gemiddeld intelligent. De persoonlijkheidsvragenlijst MMPI-A mag nog net geïnterpreteerd worden, maar verdachte heeft de vragen sterk beantwoord met de bedoeling eventuele zwakheden te verbloemen. Hij kan dat in het dagelijks leven waarschijnlijk ook subtiel en sociaal geaccepteerd doen, daarmee een gebrek aan empathie en zelfinzicht verbloemend. Hij lijkt weinig zicht te hebben op eigen emoties en hoe die innerlijk samenhangen. Mensen lijken voor hem nauwelijks behept te zijn met een eigen gedachtewereld en intenties, en ze lijken, op zijn ouders na, weinig belangrijk te zijn voor hem. In diagnostische termen: hij lijkt onveilig, vermijdend gehecht, niet goed te kunnen mentaliseren en daardoor ook verminderd empathisch te zijn. In de gesprekken lijkt hij nauwelijks contact te hebben met emoties, alsof zijn innerlijke wereld leeg en vlak is. Hij beleeft weinig, zowel in positieve als in negatieve zin. Deze gespreksindrukken worden bevestigd door de psychologische testen: verdachte ervaart geen problemen, is sociaal vaardig mits contacten oppervlakkig blijven, maar hij kan ongestructureerde situaties niet goed vorm geven. Er is geen aanwijzing voor problemen op het gebied van de agressieregulatie, behalve dat verdachte dergelijke emoties in sterke mate onderdrukt; hij wil ze als het ware niet hebben of kennen. Een zekere innerlijke leegte lijkt hij op te willen vullen met het zoeken van emoties, maar dan meer in de zin van ‘spanning’ (diagnostisch: sensation seeking). In de MMPI-A en in de Rorschach zijn aanwijzingen dat verdachte narcistische trekken heeft: hij gaat vrij onverstoorbaar zijn eigen gang en heeft een hoge zelfwaardering waar hij (gelukkig) ook nog wel eens aan twijfelt. De gewetensontwikkeling van verdachte wordt gekenmerkt door verminderd empathisch vermogen. Als verdachte zo slecht in staat is emoties te (her)kennen, is hij ook niet in staat gevoelsmatig empathisch te zijn. In het onderzoek heeft verdachte op geen enkel moment laten zien schuld of schaamte te ervaren. Onderzoeker meent dan ook dat verdachte zou kunnen profiteren van een behandeling waarin hij zijn gevoelswereld kan vergroten, met name door gevoelens van boosheid te integreren.
Verdachte beroept zich tijdens het politieverhoor, het verhoor bij de rechter-commissaris en bij onderzoeker op zijn zwijgrecht. Onderzoeker heeft hierdoor geen enkel zicht kunnen krijgen op het tenlastegelegde en is daardoor niet in staat een uitspraak te doen over een mogelijk verband tussen verdachtes ontwikkeling van de persoonlijkheid en het tenlastegelegde.
Alle signalen voor herhaling en voor beschermende factoren op de risicotaxatie-instrumenten zijn positief. De onderzoeker adviseert ten behoeve van een gunstige ontwikkeling van verdachte aan verdachte, naast een eventuele taakstraf, een straf van Toezicht en Begeleiding op te leggen, met als bijzondere voorwaarde het volgen van individuele gesprekken bij De Waag, aangevuld met gezinstherapie met het hele gezin.
Conclusies uit de aanvullende rapportage d.d. 9 juli 2021:
Onderzoeker ziet geen aanleiding om de conclusies in de vorige rapportage over verdachte te veranderen. De zorgen van onderzoeker lijken – gelet op de thans ingewonnen informatie – op dit moment niet meer aan de orde. Het eerdere advies om verdachte behandeling op te leggen zou reeds zijn opgevolgd en met een positief resultaat zijn afgesloten, waardoor met de huidige stand van zaken het advies om verdachte een taakstraf op te leggen van kracht blijft.
JBRAheeft ter zitting naar voren gebracht dat het jammer is dat verdachte tijdens de zitting zo weinig van zichzelf laat zien. De Waag beschrijft verdachte als een gesloten, bescheiden jongen. Er heeft gelet op de houding van verdachte geen delict-analyse plaatsgevonden. De impact op het gezin heeft wel veel schaamte en schuldgevoel bij verdachte naar voren gebracht. Verdachte heeft de voorwaarden goed nageleefd en JBRA is tevreden over de begeleiding. Zij maken zich echter wel zorgen over het niet uiten van zijn gevoel. Verdachte is nu druk met positieve dingen en heeft daarom geen tijd voor andere dingen. Verdachte beheerst de vaardigheden prima.
De Raadheeft ter zitting gepersisteerd bij het advies. Er zijn veel beschermende factoren en verdachte doet veel dingen goed. De vraag is hoe verdachte hierin terecht is gekomen. De hoop is dat als er minder vanaf hangt, dat delictbespreking wel aan de orde kan zijn. De leerstraf SoCool is geadviseerd om verdachte te leren goede keuzes te maken.
IFA is betrokken geweest en heeft positief afgerond. Ook daar heeft geen delictbespreking plaatsgevonden. De vraag is wel of het gaat lukken om verdachte aan het praten te krijgen, als dit niet in zijn persoonlijkheid zit.
De moeder van verdachteheeft ter zitting verklaard dat verdachte geen prater is. Moeder denkt dat verdachte erg geschrokken is van wat er is gebeurd en dat hij het het liefst wil vergeten.
De rechtbankoverweegt als volgt.
De feiten zijn ernstig genoeg om aan verdachte een langer durende onvoorwaardelijke jeugddetentie op te leggen. De rechtbank neemt echter in aanmerking dat verdachte gedurende langere tijd geschorst is geweest en zich tijdens zijn schorsing goed aan de afspraken en voorwaarden heeft gehouden. Verdachte heeft meegewerkt aan zijn IFA-traject en werkt mee aan de benodigde hulpverlening. De rechtbank overweegt tevens dat één van de meest voorname doelen van het jeugdstrafrecht is om recidive te voorkomen en dat doel lijkt te zijn bereikt. De rechtbank acht het daarom niet wenselijk om aan verdachte een hogere onvoorwaardelijke jeugddetentie op te leggen dan de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Gezien de ernst van de feiten en de omstandigheid dat verdachte, zoals hiervoor is overwogen, op geen enkele manier inzicht in zijn handelen heeft gegeven, ziet de rechtbank wel aanleiding om een deels voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen. De rechtbank zal daaraan bijzondere voorwaarden verbinden. De rechtbank merkt daarbij op dat zij het zeer zorgelijk vindt dat er ondanks het tijdsverloop nog altijd geen delict-analyse heeft plaatsgevonden en dat het wenselijk is dat dit binnen de behandeling van de Waag aan de orde komt. Dit zal de rechtbank dan ook als bijzondere voorwaarde opleggen. Tevens zal de rechtbank aan verdachte een contactverbod met de medeverdachten opleggen. De rechtbank acht deze voorwaarden in het belang van verdachte en in het belang van de maatschappij, omdat de oplegging van deze bijzondere voorwaarden het recidiverisico doen afnemen. De rechtbank ziet gelet op het voorgaande aanleiding om af te wijken van de standaard proeftijd van twee jaar en zal aan verdachte een proeftijd opleggen voor de duur van één jaar.
De rechtbank zal, gelet op de adviezen van de deskundigen, aan verdachte tevens een leerstraf opleggen in de vorm van SoCool Regulier.
De rechtbank heeft bij het opleggen van de straf rekening gehouden met samenloop tussen de feiten.
Beslag
Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
  • 1 STK Kleding, omschrijving: Adidas Arsenal, merk: trainingspak;
  • 1 STK Computer, omschrijving: rood, merk: Acer Aspire laptop;
  • 1 STK Telefoontoestel, omschrijving: zwart, merk: Samsung duo sim;
  • 1 STK Trainingspak, omschrijving: Bayern München, merk: Adidas;
  • 1 STK Papier, omschrijving: Otto, merk: levering 383,85;
  • 1 STK Steekwapen, omschrijving: zwart, merk: Sinclair;
  • 1 STK Telefoontoestel, omschrijving: Huawei Was-LX1, merk: zilver.
De officier van justitieheeft gevorderd het steekwapen te onttrekken aan het verkeer, de Acer Aspire laptop, de Samsung telefoon, het papier van Otto en de Huawei telefoon verbeurd te verklaren, de twee trainingspakken te retourneren aan de rechthebbende, te weten Adidas.
De raadsman van verdachteheeft geen verweer gevoerd ten aanzien van het beslag.
De rechtbankoverweegt als volgt.
Op de Acer laptop, Samsung telefoon en Huawei telefoon zijn meerdere cybercrime-gerelateerde en andere op de feiten betrekking hebbende gegevens aangetroffen. Nu met behulp van deze voorwerpen de ten laste gelegde feiten zijn begaan, worden deze voorwerpen verbeurdverklaard. Ook het papier van Otto zal verbeurd worden verklaard nu dit door middel van een strafbaar feit is verkregen.
Het steekwapen is bij verdachte aangetroffen bij gelegenheid van het onderzoek naar de door verdachte begane misdrijven. Dit steekwapen is van zodanige aard, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang en daarom zal dit voorwerp worden onttrokken aan het verkeer.
Op basis van het dossier kan worden vastgesteld dat de in beslag genomen trainingspakken van (internet)fraude afkomstig zijn. De rechtbank zal daarom de teruggave van de trainingspakken aan de rechthebbende bevelen, te weten Adidas.
Ten aanzien van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel
Ten aanzien van de benadeelde partij [persoon 15] :
De benadeelde partij [persoon 15] vordert € 132,75 aan materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De officier van justitieheeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente en aan verdachte de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De raadsman van verdachteheeft primair bepleit dat de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, gelet op de bepleitte vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbankoverweegt als volgt.
Vaststaat dat aan de benadeelde partij door het onder 5 bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De vordering is niet betwist. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De rechtbank zal de vordering hoofdelijk toewijzen, nu bewezen is verklaard dat het feit in vereniging is gepleegd.
In het belang van [persoon 15] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
Ten aanzien van de benadeelde partij [persoon 10] :
De benadeelde partij [persoon 10] vordert € 35,- aan materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De officier van justitieheeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente en aan verdachte de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De raadsman van verdachteheeft primair bepleit dat de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, gelet op de bepleitte vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbankoverweegt als volgt.
Vaststaat dat aan de benadeelde partij door het onder 5 bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De vordering is niet betwist. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De rechtbank zal de vordering hoofdelijk toewijzen, nu bewezen is verklaard dat het feit in vereniging is gepleegd.
In het belang van [persoon 10] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
Ten aanzien van de benadeelde partij [persoon 13] :
De benadeelde partij [persoon 13] vordert € 100,- aan materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De officier van justitieheeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente en aan verdachte de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De raadsman van verdachteheeft primair bepleit dat de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, gelet op de bepleitte vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbankoverweegt als volgt.
Vaststaat dat aan de benadeelde partij door het onder 5 bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De vordering is niet betwist. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De rechtbank zal de vordering hoofdelijk toewijzen, nu bewezen is verklaard dat het feit in vereniging is gepleegd.
In het belang van [persoon 13] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
Ten aanzien van de benadeelde partij [persoon 23] :
vermeerderen met de wettelijke rente.
De officier van justitieheeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren nu verdachte niet voorkomt in het betreffende zaaksdossier en de handelingen op het account van de benadeelde partij zijn toe te rekenen aan de medeverdachte.
De raadsman van verdachteheeft bepleit dat de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Er is geen sprake van rechtstreekse schade door het handelen van verdachte. Tevens is niet voldaan aan de vereisten van artikel 6:106 BW, nu de vordering onvoldoende is onderbouwd.
De rechtbankoverweegt als volgt.
De rechtbank overweegt dat aan verdachte niet ten laste is gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan het inloggen op het account of bestellen van goederen op naam van de benadeelde partij. Dat verdachte daarbij betrokken is geweest is uit het dossier ook niet gebleken. De benadeelde partij zal derhalve in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat niet is komen vast te staan dat de schade waarvan vergoeding wordt gevorderd aan verdachte kan worden toegerekend.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 33, 33a, 36b, 36d, 36f, 47, 55, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77gg, 138ab, 139d, 140, 310, 311 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 4 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3, 5 en 6 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 primair bewezen verklaarde:
medeplegen van computervredebreuk, terwijl de dader vervolgens gegevens die zijn opgeslagen, worden verwerkt en worden overgedragen door middel van het geautomatiseerd werk waarin hij zich wederrechtelijk bevindt, voor zichzelf of een ander overneemt, aftapt en opneemt, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van het onder 1 cumulatief en onder 2 bewezen verklaarde:
Eendaadse samenloop van
medeplegen van met het oogmerk dat daarmee een misdrijf als bedoeld in artikel 138ab, eerste lid, 138b of 139c van het Wetboek van Strafrecht wordt gepleegd, een technisch hulpmiddel dat hoofdzakelijk geschikt, gemaakt of ontworpen is tot het plegen van een zodanig misdrijf, verwerven, verspreiden of anderszins ter beschikking stellen en voorhanden hebben, meermalen gepleegd;
en
medeplegen van met het oogmerk dat daarmee een misdrijf als bedoel in artikel 138ab, tweede of derde lid, van het Wetboek van Strafrecht wordt gepleegd, een computerwachtwoord, toegangscode of een daarmee vergelijkbaar gegeven waardoor toegang kan worden verkregen tot een geautomatiseerd werk of een deel daarvan, verwerven, verspreiden of anderszins ter beschikking stellen en voorhanden hebben, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van het onder 3 bewezen verklaarde:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van het onder 5 bewezen verklaarde:
medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van het onder 6 bewezen verklaarde:
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie van
135 (honderdvijfendertig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot 90 (negentig) dagen, van deze jeugddetentie
nietzal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van
1 (één) jaarvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
  • dat veroordeelde meewerkt aan de afronding van de hulpverlening bij de Waag, ook als dit inhoudt meewerken aan delict-analyse;
  • dat veroordeelde op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [medeverdachte 2] , geboren op [geboortedag 2] 2006, [medeverdachte 4] , geboren op [geboortedag 3] 2003, [medeverdachte 1] , geboren op [geboortedag 4] 2000, [medeverdachte 3] , geboren op [geboortedag 5] 2004 en [medeverdachte 5] , geboren op [geboortedag 6] 2001.
Van rechtswege gelden tevens de voorwaarden dat veroordeelde:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • zijn medewerking zal verlenen aan het door de jeugdreclassering te houden toezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
Geeft opdracht aan
Jeugdbescherming regio Amsterdamtot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf bestaande uit
een leerstraf SoCool Reguliervoor de duur van 40 (veertig) uren.
Beveelt dat, als de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 20 (twintig) dagen.
Verklaart
verbeurd:
  • 1 STK Computer, omschrijving: rood, merk: Acer Aspire laptop;
  • 1 STK Telefoontoestel, omschrijving: zwart, merk: Samsung duo sim;
  • 1 STK Telefoontoestel, omschrijving: Huawei Was-LX1, merk: zilver.
  • 1 STK Papier, omschrijving: Otto, merk: levering 383,85;
Verklaart
onttrokken aan het verkeer:
1 STK Steekwapen, omschrijving: zwart, merk: Sinclair;
Gelast de
teruggaveaan de rechthebbende, te weten Adidas, van:
  • 1 STK Kleding, omschrijving: Adidas Arsenal, merk: trainingspak;
  • 1 STK Trainingspak, omschrijving: Bayern München, merk: Adidas;
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[persoon 15]toe tot een bedrag van € 132,75 (zegge: honderdtweeëndertig euro en vijfenzeventig cent) voor materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte aan [persoon 15] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen, behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander of anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte op de maatregel van schadevergoeding ten behoeve van [persoon 15] ter hoogte van € 132,75 (zegge: honderdtweeëndertig euro en vijfenzeventig cent). Voormeld bedrag bestaat uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het plegen van het strafbare feit tot aan de dag van de algehele voldoening, behoudens voor zover deze vordering reeds door of namens een ander of anderen is betaald. Bepaalt daarbij de maximale duur van de gijzeling op 0 dagen.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van de voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[persoon 10]toe tot een bedrag van € 35,- (zegge: vijfendertig euro) voor materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte aan [persoon 10] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen, behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander of anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte op de maatregel van schadevergoeding ten behoeve van [persoon 10] ter hoogte van € 35,- (zegge: vijfendertig euro). Voormeld bedrag bestaat uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het plegen van het strafbare feit tot aan de dag van de algehele voldoening, behoudens voor zover deze vordering reeds door of namens een ander of anderen is betaald. Bepaalt daarbij de maximale duur van de gijzeling op 0 dagen.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van de voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[persoon 13]toe tot een bedrag van € 100,- (zegge: honderd euro) voor materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte aan [persoon 13] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen, behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander of anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte op de maatregel van schadevergoeding ten behoeve van [persoon 13] ter hoogte van € 100,- (zegge: honderd euro). Voormeld bedrag bestaat uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het plegen van het strafbare feit tot aan de dag van de algehele voldoening, behoudens voor zover deze vordering reeds door of namens een ander of anderen is betaald. Bepaalt daarbij de maximale duur van de gijzeling op 0 dagen.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van de voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Verklaart de benadeelde partij
[persoon 23]niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Heft ophet geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E. Dinjens, voorzitter tevens kinderrechter,
mrs. H.M. Patijn en V. Zuiderbaan, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.M. Scherphof, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 20 september 2021.
[...]