4.2Bewezenverklaarde feiten
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
De officier van justitieheeft geconcludeerd dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden. Ten aanzien van aangever [persoon 20] heeft de officier van justitie opgemerkt dat via het IP-adres van de woning van verdachte meerdere frauduleuze bestellingen zijn geplaatst bij Otto, waaronder de bestelling op naam van [persoon 20] . Daarnaast is de acceptgirokaart van de bestelling op naam van [persoon 20] in de slaapkamer van verdachte aangetroffen. Derhalve kan dit deel van de tenlastelegging volgens de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen worden.
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte vrij te spreken voor hetgeen ten laste is gelegd in zaaksdossier 4, betreffende aangever Verweerde, nu verdachte hier niet aan gekoppeld kan worden.
De raadsman van verdachteheeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde feit. De betrokkenheid van verdachte bij het inloggen op de accounts van [persoon 3] en [gebruikersnaam 2] wordt onder andere gebaseerd op de gebruikte IP-adressen, te weten van de Openbare Bibliotheek Amsterdam (OBA), het [naam school] en het huisadres van verdachte. De OBA en het [naam school] zijn echter vrij te betreden en op het huisadres van verdachte wonen ook zijn broers, die tevens medeverdachte zijn. Ook wordt aangenomen dat het de gebruikersID van verdachte betreft, omdat hij op basis van een tapgesprek met medeverdachte [medeverdachte 3] in de OBA wordt geplaatst. Dit tapgesprek sluit echter niet uit dat er ook nog anderen in de OBA waren en bovendien figureert in het dossier ook iemand met dezelfde voornaam als verdachte, namelijk [persoon 19] . Tot slot heeft de raadsman van verdachte opgemerkt dat in het geval de rechtbank het aannemelijk acht dat met de telefoon van verdachte is ingelogd op het betreffende account, hiermee niet kan worden vastgesteld dat verdachte dit daadwerkelijk is geweest, nu in het onderzoek is gebleken dat telefoons tussen de verdachten rouleren.
Ten aanzien van aangever Verweerde heeft de raadsman van verdachte aangevoerd dat er een trainingspak is aangetroffen in de slaapkamer die verdachte deelt met zijn broer, tevens medeverdachte. Er is geen bewijs dat verdachte wist van de aanwezigheid van die goederen of dat er wetenschap was bij verdachte dat de goederen van misdrijf afkomstig waren.
Ten aanzien van aangevers [persoon 4] , [persoon 5] en [persoon 6] heeft de raadsman van verdachte aangevoerd dat het enkele feit dat is ingelogd met de sessionID die aan verdachte wordt gekoppeld onvoldoende is om tot een bewezenverklaring te komen. Bovendien zijn meerdere broers van verdachte ook verdachte in deze zaak en kan op grond van het IP-adres niet met voldoende mate van zekerheid worden vastgesteld wie hierachter zit.
Ten aanzien van aangever [persoon 7] is de verdenking gebaseerd op de sessionID. Er kan niet worden vastgesteld dat verdachte op dat moment de gebruiker was de telefoon, nu verschillende telefoons rouleerden tussen de verdachten.
Ten aanzien van aangever [persoon 20] is in de slaapkamer van verdachte en zijn broers een acceptgirokaart van Otto aangetroffen. Dat verdachte hiermee iets van doen had blijkt uit niets.
De rechtbankoverweegt als volgt.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij wederrechtelijk is binnengedrongen in vijf internetbankierenaccounts en twee webshopaccounts.
Partiële vrijspraak ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
De rechtbank is met de raadsman en de officier van justitie van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het deel van de tenlastelegging die ziet op zaaksdossier 4, aangever Verweerde. Uit het dossier is gebleken dat medeverdachte [medeverdachte 2] de betreffende bestelling heeft geplaatst. De betrokkenheid van verdachte blijkt niet uit het dossier.
Ten aanzien van het gedachtestreepje in de tenlastelegging dat ziet op het Otto account van [persoon 20] geldt het volgende. Aangever [persoon 20] heeft aangifte gedaan van oplichting. Er zijn door middel van zijn account frauduleus goederen besteld bij Adidas. Uit onderzoek is gebleken dat de betreffende bestelling op naam van [persoon 20] is geplaatst via het IP-adres van de woning van verdachte. Tevens is op de slaapkamer van verdachte een acceptgiro van de bestelling aangetroffen. Gelet op het aantreffen van de acceptgiro op de slaapkamer van verdachte heeft het er alle schijn van dat verdachte weet heeft gehad van deze bestelling of de bestelling heeft geplaatst. Echter is uit het onderzoek gebleken dat de broers van verdachte zich ook hebben beziggehouden met phishing- en pakketfraude. Zij delen ook hun slaapkamer. In deze zaak kan dan ook niet met zekerheid worden vastgesteld wie van de broers de bestelling heeft geplaatst, nu er geen concreet bewijs is dat één van de broers aanwijst als degene die de bestelling heeft geplaatst, zoals bijvoorbeeld in de andere zaaksdossiers een sessionID. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van dit deel van de tenlastelegging.
Zaaksdossier 1
Naar aanleiding van de aangifte van [persoon 3] waarin hij verklaart te zijn opgelicht via een phishinglink, zijn gegevens opgevraagd bij Marktplaats. Hieruit blijkt onder andere dat tussen 22 en 25 januari 2020 meermalen vanaf verschillende IP-adressen is ingelogd op het 2ehands.be-account [account 1] (‘ [gebruikersnaam 2] ’), te weten vanaf het [naam school] , de OBA en het huisadres van verdachte. Uit de logfiles bleek dat er met drie sessionID’s is ingelogd in het account, waaronder die van verdachte.
Op 25 januari 2020 van 17:00 uur tot 17:57 uur en later op de avond van 20:56 tot 20:57 uur wordt er via de site 2ehands.be contact gezocht met het account van [persoon 3] via het account van [gebruikersnaam 2] . Uit de logfiles blijkt dat op 25 januari 2020 om 16:59 uur is ingelogd op het account [gebruikersnaam 2] vanaf het IP-adres [ip adres 2] behorende bij de stichting BOA, [naam school], de school van verdachte. Om 17:43 uur wordt de phishing link verstuurd. Uit de gegevens van ING blijkt dat er vervolgens om 17:51 uur wordt ingelogd op de bankomgeving van [persoon 3] vanuit de OBA. Uit de technische actie op het telefoonnummer van verdachte eindigend op * [telefoonnummer 1] blijkt dat hij tussen 17:52 en 18:02 data verzendt betreffende de site 2ehands.be en BNP Paribas, zijnde de bank van [persoon 3] . Verdachte straalt op dat moment uit in de directe omgeving van de OBA.
Om 21:30 uur vindt er een tapgesprek plaats waar het nummer van verdachte uitbelt naar het nummer van medeverdachte [medeverdachte 2] . In dit tapgesprek legt verdachte precies uit wat medeverdachte [medeverdachte 2] moet doen, namelijk geld overmaken naar de bankrekening van [persoon 21] . Uit onderzoek blijkt dat medeverdachte [medeverdachte 2] vervolgens twee geldbedragen overmaakt vanaf de rekening van [persoon 3] naar de rekening van [persoon 21] , een vermoedelijke ‘money mule’. Dit heeft medeverdachte [medeverdachte 2] ook bekend. Uit onderzoek naar de bankrekening van [persoon 21] blijkt dat met zijn bankpas vervolgens twee geldbedragen worden opgenomen in België. Op de camerabeelden van deze pintransacties is een persoon die sterk lijkt op de medeverdachte [medeverdachte 1] gezien.
Uit bovenstaande maakt de rechtbank op dat de telefoon van verdachte heeft ingelogd op het account van [gebruikersnaam 2] en de bankomgeving van [persoon 3] . Dat verdachte op dat moment zijn telefoon had uitgeleend blijkt niet uit het tapgeprek dat gevoerd wordt met medeverdachte [medeverdachte 2] . Bovendien had het in de rede gelegen dat indien verdachte zijn telefoon had uitgeleend, hij daarover zou hebben verklaard. De algemene suggestie in het dossier dat telefoons door meerdere personen werden gebruikt vindt de rechtbank in dit geval, met zoveel concrete aanwijzingen tegen verdachte, onvoldoende om te concluderen dat het gebruik van de telefoon niet als redengevend bewijs tegen verdachte kan gelden. De rechtbank constateert op grond van het voorgaande dat het verdachte is die vervolgens instructies heeft gegeven aan medeverdachte [medeverdachte 2] over hoe hij het geld van de rekening van [persoon 3] moest halen, waarna dit daadwerkelijk is gebeurd. Het geld is vervolgens van de rekening gepind.
De rechtbank acht derhalve bewezen dat verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan de computervredebreuk van het 2ehands.be-account van [gebruikersnaam 2] en het internetbankieren-account van [persoon 3] . Verdachte is immers degene die contact heeft gezocht met [persoon 3] via het account van [gebruikersnaam 2] en zonder de instructies van verdachte had het geld niet overgemaakt kunnen worden naar de rekening van [persoon 21] , waar de verdachten de beschikking kregen over het geld.
Ten aanzien van aangevers [persoon 4] en [persoon 5] is sprake geweest van eenzelfde werkwijze. Uit de aangiftes blijkt dat [persoon 4] en [persoon 5] goederen te koop aanboden op 2ehands.be. Zij kregen vervolgens een reactie van een persoon die de goederen wilde kopen, maar vroeg hen eerst zichzelf te verifiëren via een betaallink, omdat de betreffende persoon eerder zelf opgelicht was.
Uit de verstrekte gegevens van Marktplaats is gebleken dat op de gehackte 2ehands.be-accounts waarmee contact werd gezocht met aangevers [persoon 4] en [persoon 5] , te weten ‘ [account 2] ’ en ‘ [account 3] ’, is ingelogd met de sessionID eindigend op * [session id 1] die gekoppeld kan worden aan verdachte, zoals hiervoor is vastgesteld door de rechtbank. Het account van ‘ [account 3] ’ werd onder andere benaderd op 27 januari 2020 om 20:35 uur met de genoemde sessionID vanaf het IP-adres van de OBA. De telefoon van verdachte met het nummer eindigend op * [telefoonnummer 1] straalt op 27 januari 2020 om 20:29 uur bovendien uit in de directe omgeving van de OBA. Aan beide aangevers werd vanaf het gehackte account een phishinglink gestuurd. Uit het dossier blijkt dat tevens vanaf het IP-adres van de woning van verdachte is ingelogd op het 2ehands.be-account ‘ [account 2] ’ en op de bankomgeving van aangevers [persoon 4] en [persoon 5] . Toen aangevers een dag na het klikken op de phishinglink op hun bankrekeningen keken, bleken meerdere geldbedragen te zijn overgeschreven naar andere personen.
Aangeefster [persoon 6] beschrijft een zelfde werkwijze. Ook zij bood goederen aan via 2ehands.be, werd benaderd met een gehackt account, moest zich verifiëren via een betaallink en zag vervolgens dat grote geldbedragen waren afgeschreven van haar rekening. Uit de verstrekte gegevens van Marktplaats bleek dat met aangeefster [persoon 6] contact was gezocht via het gehackte account ‘ [account 4] ’. Op dit account is ingelogd met een sessionID eindigend op * [session id 3] , die hoofdzakelijk actief was op het IP-adres van de woning van verdachte. Ook was deze sessionID veelvuldig actief op het IP-adres van de OBA en het [naam school] . Van alle verdachten binnen dit onderzoek gaat alleen verdachte naar het [naam school] . De rechtbank concludeert derhalve dat verdachte de gebruiker is geweest van de betreffende sessionID. Tevens is vanaf het IP-adres van de woning van verdachte ingelogd op de bankomgeving van aangeefster [persoon 6] .
Aangeefster [persoon 7] is op eenzelfde wijze opgelicht. Zij bood iets te koop aan via 2ehands.be en werd door de koper gevraagd een symbolisch bedrag van 1 cent over te maken, omdat de koper zelf eerder was opgelicht. Uit de verstrekte gegevens van Marktplaats bleek dat met aangeefster [persoon 6] contact was gezocht via het gehackte account ‘ [account 5] ’. Uit de logfiles is gebleken dat op dit account is ingelogd met de sessionID eindigend op * [session id 1] , de sessionID die aan verdachte gekoppeld kan worden. Via dat account werd tevens de betaallink verstuurd. Vervolgens zag aangeefster dat meerdere bedragen waren overgeschreven vanaf haar rekening, waaronder 1 cent naar de rekening van het bedrijf Payconiq B.V. Na onderzoek bleek dat teneinde een account bij Payconiq te activeren 1 cent moet worden overgemaakt om het rekeningnummer te bevestigen. De bevestigings-sms bleek verstuurd te zijn naar het telefoonnummer eindigend op * [telefoonnummer 2] . Dit nummer behoort toe aan de Alcatel telefoon, van welke telefoon verdachte, zoals hiervoor is overwogen, één van de gebruikers is geweest.
De rechtbank overweegt dat de combinatie van de feiten en omstandigheden zoals hiervoor benoemd, met name het inloggen via de sessionID behorende bij de telefoon van verdachte en via het IP-adres van de woning van verdachte, duidelijk belastend zijn voor verdachte en in die zin ook schreeuwen om een verklaring. Verdachte heeft zich echter gedurende het gehele onderzoek door de politie en het proces bij de rechtbank, beroepen op zijn zwijgrecht. Het ontbreken van een verklaring van verdachte maakt dat de rechtbank er vanuit gaat dat verdachte de enige gebruiker was van de telefoon met sessionID eindigend op * [session id 1] en zodoende verantwoordelijk was voor het inloggen op de beschreven accounts vanaf dit toestel. Indien verdachte zijn telefoon had uitgeleend, had het voor hem in de rede gelegen dit bij de politie of ter zitting te verklaren.
De rechtbank is van oordeel dat de overeenkomsten in werkwijze, de sessionID, het IP-adres van de woning van verdachte en het korte tijdsbestek waarin de feiten (feit 1, gedachtestreepjes 1, 2, 4, 5, 6, en 7) hebben plaatsgevonden, in onderlinge samenhang dienen te worden bezien.
Gelet op voorgaande concludeert de rechtbank dat het niet anders kan dan dat verdachte degene is geweest die de oplichtingen heeft gepleegd of in ieder geval degene is geweest die verantwoordelijk is geweest voor het contact met de aangevers en het versturen van de phishinglink, zoals in zaakdossier 1. Hiermee heeft verdachte een voldoende wezenlijke bijdrage geleverd aan het binnendringen van de betreffende bankomgevingen.
Ten aanzien van het onder 1 cumulatief/alternatief en onder 2 ten laste gelegde:
De officier van justitieheeft geconcludeerd dat de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
De raadsman van verdachteheeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. Verdachte ontkent phishinglinks verzonden te hebben en ontkent gebruiker te zijn van de Huawei telefoon, de Acer laptop en de Alcatel telefoon. Op de Samsung Galaxy telefoon zijn de in de tenlastelegging genoemde technische hulpmiddelen niet aangetroffen. Bovendien blijkt niet van enige substantiële gedraging van verdachte gericht op het verkopen, verwerven, verspreiden en/of voorhanden hebben van die technische hulpmiddelen en/of wachtwoorden op de genoemde apparaten.
De rechtbankoverweegt als volgt.
Zoals de rechtbank eerder al heeft overwogen kunnen er verschillende gegevensdragers aan verdachte gekoppeld worden, te weten de Huawei telefoon, de Acer laptop, de Alcatel telefoon en de Samsung Galaxy telefoon. Op deze telefoons en laptop zijn meerdere binlists en/of combolists, met daarop accountgegevens, en phishinglinks aangetroffen. Hiermee heeft verdachte de betreffende technische hulpmiddelen en gebruikersaccounts voorhanden gehad. Uit tapgesprekken en uit chatgesprekken uit de telefoons van verdachte en ook de telefoon van medeverdachte [medeverdachte 2] blijkt dat de binlists, combolists en phishinglinks onderling ook werden uitgewisseld. Tevens blijkt uit de verschillende zaaksdossier ook dat verdachte de phishinglinks heeft gestuurd naar meerdere slachtoffers. Gelet op deze omstandigheden acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de gebruikersaccounts en technische hulpmiddelen heeft verworven, verspreid en voorhanden heeft gehad met het oogmerk computervredebreuk te plegen. Tevens is sprake geweest van medeplegen, nu is gebleken dat de verdachten, waaronder verdachte zelf, in onderhavig onderzoek de gebruikersaccounts en technische hulpmiddelen met elkaar uitwisselden.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde:
De officier van justitieheeft geconcludeerd dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen.
De raadsman van verdachteheeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde feit. Ten aanzien van aangever [persoon 3] kan hooguit bewezen worden dat verdachte behulpzaam is geweest bij het plegen van het feit, maar hij kan niet als medepleger worden aangemerkt. Verdachte heeft de daadwerkelijke wegneemhandelingen niet verricht.
Ten aanzien van aangever [persoon 4] blijkt niet dat de sessionID in gebruik is geweest bij verdachte en tevens is niet gebleken dat met deze sessionID contact is gemaakt met het account van aangever [persoon 4] . Er kan niet worden vastgesteld dat verdachte enige rol heeft gehad in de diefstal van het geld.
Ten aanzien van aangever [persoon 5] kan het enkele benaderen van het gehackte account niet tot de conclusie leiden dat verdachte ook wegneemhandelingen heeft verricht.
Ten aanzien van aangever [persoon 6] geldt dat uit het dossier blijkt dat het gehackte account is benaderd vanuit een drietal locaties. Er is niet gebleken dat het benaderen van het account via één van de genoemde locaties heeft geleid tot het wegnemen van het geld.
Ten aanzien van aangever [persoon 7] geldt dat gesteld wordt dat het account zou zijn benaderd met de aan verdachte toegeschreven sessionID. De raadsman van verdachte heeft betwist dat deze sessionID (enkel) bij verdachte in gebruik zou zijn. Tevens worden ook de telefoon van [medeverdachte 2] en de Alcatel telefoon met dit feit in verband gebracht, zodat op grond daarvan niet kan worden vastgesteld dat verdachte een rol van betekenis heeft gehad bij het wegnemen van het geld, dan wel in ieder geval niet als medepleger kan worden aangemerkt.
De rechtbankoverweegt als volgt.
Zoals de rechtbank eerder onder feit 1 al heeft overwogen acht zij wettig en overtuigend bewezen dat verdachte heeft ingelogd op het gehackte 2ehands.be-account van ‘ [gebruikersnaam 2] ’ en daarmee vervolgens contact heeft gezocht met aangever [persoon 3] . Na het sturen van de phishinglink zoekt verdachte contact met medeverdachte [medeverdachte 2] en geeft hem instructies om geld over te maken naar de rekening van [persoon 21] . Uit onderzoek is gebleken dat daadwerkelijk geld is overgemaakt vanaf de rekening van [persoon 3] naar de rekening van [persoon 21] . Dit geld is vervolgens opgenomen door een persoon die sterke gelijkenis vertoont met de medeverdachte [medeverdachte 1] , de broer van verdachte. De rechtbank stelt vast dat sprake is geweest van medeplegen. De overschrijving van het geld had niet plaats kunnen vinden zonder het daarvoor gelegde contact met [persoon 3] door verdachte, het versturen van de phishinglink en de instructies die verdachte vervolgens gaf aan medeverdachte [medeverdachte 2] . Verdachte heeft daarmee een wezenlijke bijdrage geleverd aan het feit.
De rechtbank heeft tevens onder feit 1 vastgesteld dat verdachte onrechtmatig is binnengedrongen in de internetbankierenaccounts van aangevers [persoon 4] , [persoon 5] , [persoon 6] en [persoon 7] . De rechtbank houdt verdachte in ieder geval verantwoordelijk voor het maken van contact met de aangevers, het versturen van de phishinglinks en het inloggen op de bankomgevingen van de aangevers. Hiermee heeft verdachte een voldoende wezenlijke bijdrage geleverd aan de diefstal van de geldbedragen zodat de rechtbank verdachte als medepleger verantwoordelijk houdt voor deze diefstallen. De geldbedragen hadden niet van de rekeningen van aangevers kunnen worden afschreven als verdachte niet het contact had gezocht, de phishinglinks had verstuurd en had ingelogd op de bankomgevingen.
Ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde:
De officier van justitieheeft geconcludeerd dat het onder 5 ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
De raadsman van verdachteheeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 5 ten laste gelegde feit. Verdachte ontkent dat de Huawei telefoon bij hem in gebruik is geweest en tevens is gebleken dat de telefoons tussen de verdachten onderling werden uitgewisseld. Daarnaast is het aantreffen van een screenshot in de telefoon geen bewijs dat verdachte een rol van betekenis heeft gehad in de oplichting. [persoon 22] heeft bovendien ook ontkend verdachte te kennen.
De rechtbankoverweegt als volgt.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij in totaal elf personen heeft opgelicht via Marktplaats.
Tijdens de doorzoeking van de woning van verdachte is de hierboven omschreven Huawei telefoon in beslag genomen. Op deze telefoon is een foto aangetroffen van een betalingsbevestiging van aangever [persoon 18] aan [persoon 22] . Onderzoek naar het bankrekeningnummer van [persoon 22] heeft uitgewezen dat er meerdere transacties naar dit rekeningnummer hebben plaatsgevonden. Elf keer werd aangifte gedaan, waarbij telkens via Marktplaats contact is geweest en geld is overgemaakt naar [persoon 22] . Opvallend is dat steeds via een gehackt account een goed werd aangeboden op Marktplaats, in sommige gevallen ging het om steeds het zelfde goed dat werd aangeboden. De personen die het goed wilden kopen kwamen met de verkoper tot een overeenkomst en maakten vervolgens het geld over naar de bankrekening eindigend op * [rekeningnummer] ten name van [persoon 22] .
[persoon 22] heeft verklaard dat hij zijn bankpas had uitgeleend, zodat iemand anders hiervan gebruik kon maken. Hij zou hier 50 euro voor krijgen. Door de politie zijn aan [persoon 22] politiefoto’s getoond met daarop [verdachte] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 5] . [persoon 22] verklaarde dat de persoon aan wie hij zijn bankpas had uitgeleend op een van de foto’s stond.
Bij acht van de genoemde elf advertenties is vastgesteld dat deze zijn geplaatst terwijl er verbinding werd gemaakt met het IP-adres van de woning van verdachte.
Dit gegeven, in combinatie met de op de Huawei telefoon aangetroffen betalingsbevestiging van aangever [persoon 18] , roept vragen op die verdachte niet heeft willen beantwoorden. Verdachte heeft geen uitleg gegeven over deze afbeelding op zijn telefoon, welke telefoon nota bene met zijn vingerafdruk kon worden ontgrendeld. De vraag waarom verdachte een betalingsbevestiging van [persoon 18] aan [persoon 22] op zijn telefoon heeft, is hiermee onbeantwoord gebleven, terwijl een uitleg op zijn plaats was geweest. Bij gebreke van een verklaring houdt de rechtbank verdachte verantwoordelijk voor de oplichting van [persoon 18] . Daarmee stelt de rechtbank ook vast dat hij weet had en gebruik kon maken van de bankrekening van [persoon 22] . De rechtbank komt daarmee ook tot de conclusie dat verdachte verantwoordelijk is voor alle zaken waarin geld is overgeboekt naar de rekening van [persoon 22] .
De rechtbank is van oordeel dat de onder feit 5 genoemde gedachtestreepjes – als schakelbewijs – redengevend zijn voor elkaar. Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de overeenkomsten in modus operandi, het gebruikte rekeningnummer en het korte tijdsbestek waarin de feiten hebben plaatsgevonden, in onderlinge samenhang dienen te worden bezien. Daarnaast draagt het vinden van de screenshot van een betalingsbevestiging van één van de slachtoffers bij aan het bewijs.
Gelet op voorgaande concludeert de rechtbank, dat meerdere bewijsmiddelen wijzen op de betrokkenheid van verdachte bij de gepleegde oplichtingen. De rechtbank acht derhalve alle onder feit 5 ten laste gelegde gedachtestreepjes wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van het onder 6 ten laste gelegde:
De officier van justitieheeft geconcludeerd dat het onder 6 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden. De officier van justitie merkt verdachte als leidinggever van de organisatie aan, nu hij beschikte over de meeste digitale kennis en fungeerde als helpdesk voor de andere leden. Verdachte lijkt de spil te zijn, die contact onderhield met de andere deelnemers van de organisatie.
De raadsman van verdachteheeft bepleit dat verdachte partieel dient te worden vrijgesproken van de ten laste gelegde deelname aan een criminele organisatie, nu er geen bewijs is dat verdachte als leidinggever heeft opgetreden. Voor het overige heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbankoverweegt als volgt.
In het onderzoek zijn meerdere verdachten naar voren gekomen als personen die onderling met elkaar samenwerkten ten behoeve van het plegen van cybercrime gerelateerde misdrijven. Door het Openbaar Ministerie zijn onder andere de verdachten [verdachte] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] en [medeverdachte 3] aangemerkt als leden van de criminele organisatie. De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden, is of sprake is van een dergelijke organisatie en of verdachte daarvan deel uitmaakte.
Beoordelingskader criminele organisatie
In artikel 140 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht is deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven strafbaar gesteld. Deze strafbaarstelling heeft betrekking op de persoonlijke betrokkenheid van een verdachte bij een criminele organisatie. Om van een organisatie als hier bedoeld te spreken moet het gaan om een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen twee of meer personen. Voor de deelneming aan die organisatie is van belang dat verdachte bij de organisatie hoort en een bijdrage levert aan het verwezenlijken van het doel van de organisatie. Verdachte moet in zijn algemeenheid weten dat het doel van de organisatie het plegen van misdrijven is en moet opzet hebben op het deelnemen aan die organisatie. Als uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte heeft bijgedragen aan de verwezenlijking van het doel van de organisatie of een aan die organisatie ondersteunende handeling heeft verricht, dan volgt daaruit zijn wetenschap met betrekking tot dat doel. De verdachte hoeft niet bij meerdere misdrijven van de organisatie betrokken te zijn geweest. Het gaat er immers niet om of zijn opzet was gericht op het plegen van (meer) misdrijven of dat hij heeft deelgenomen aan (reeds binnen de organisatie gepleegde) misdrijven, maar of uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat hij heeft deelgenomen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Allereerst stelt de rechtbank vast dat verdachte zich met mededaders telkens heeft schuldig gemaakt aan de hiervoor omschreven feiten, waaronder computervredebreuk en marktplaatsoplichting. Op de onder verdachte en zijn mededaders in beslaggenomen gegevensdragers zijn grote hoeveelheden betaallinks, accountgegevens en conversaties met anderen aangetroffen, in één van de gegevensdragers stonden 2,5 miljoen verschillende combinaties van gebruikersaccounts en wachtwoorden. Daarnaast zijn panels aangetroffen die het mogelijk maakten phishingwebsites te maken. Er is een groot aantal telefoongesprekken geregistreerd tussen verdachten en zijn mededaders waarin wordt gesproken over bedragen, banken, inloggen op accounts, binlists en meer.
Uit het dossier blijkt dat in genoemde tapgesprekken tussen de verschillende verdachten in versluierd taalgebruik werd gesproken. Zo werd er niet alleen in vakjargon met algemene phishing gerelateerde termen gesproken, maar hadden de verdachten ook eigen ‘vaktermen’ ontwikkeld, zoals KBCtje (KBC bank), green (bitcoin wallet), orange (ING bank), acci’s (accounts), lappie (laptop) en centraal (station Amsterdam Centraal). Uit de verklaringen van medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] bleek dat zij op de hoogte waren van het vakjargon. Zo verklaarde medeverdachte [medeverdachte 2] geen ‘bonker’ te zijn, maar een ‘visser’. Hij reageerde op advertenties via 2ehands.be en zocht naar mensen die op de neppe betaallink wilden drukken. Hij zou zelf geen ‘panel’ hebben die linkjes maakt, maar daar zou iemand anders achter zitten. Medeverdachte [medeverdachte 4] heeft verklaard dat ‘vissen’ reageren is en dat een ‘panel’ een neppe bankomgeving is. Een ‘bonker’ zou iemand zijn die het geld doorsluist van de rekeningen. Ook heeft medeverdachte [medeverdachte 4] verklaard dat bij het phishen vooraf werd afgesproken dat er 25% van de buit naar de visser ging, 25% naar de bonker en dat hij niet wist wie die andere 50% kreeg.
Het dossier bevat tapgesprekken waaruit blijkt dat verdachten elkaar hielpen als ze bij het phishen tegen bepaalde problemen aanliepen. Op diverse in beslag genomen telefoons zijn adviezen en werkwijzen voor phishing en het gebruik van binlists aangetroffen. Tevens maakten verdachte en zijn medeverdachten deel uit van de chatgroep ‘Team’, waarin onder meer werkzaamheden en bankoverschrijvingen werden gedeeld.
De rechtbank is van oordeel dat sprake is geweest van een duurzaam samenwerkingsverband. Dit samenwerkingsverband blijkt onder andere uit de tapgesprekken over cybercriminaliteit die al maanden voor de aanhoudingen van de verdachten terug gaan. Uit de inhoud van de gesprekken blijkt ook de frequentie en de intensiteit van de gepleegde criminaliteit. Daarnaast is er sprake van een zekere structuur en rolverdeling binnen de organisatie. Uit de tapgesprekken en de verklaringen van de medeverdachten blijkt dat sommige leden van de organisatie zich bezig hielden met het vissen, anderen het geld van de bankrekening haalden, zogenaamde bonkers en weer anderen het geld pinden. Daarnaast hielden ook enkele leden van de organisatie zich naast het phishen bezig met pakketfraude. Een voorbeeld van de samenwerking tussen de verdachten zijn de tapgesprekken met betrekking tot aangever [persoon 3] , te weten de tapgesprekken van 25 en 26 januari 2020.
Tevens is sprake geweest van het zorgvuldig uitkiezen van slachtoffers. De verdachten kozen hun slachtoffers in België, omdat zij deze manier van oplichting nog niet door zouden hebben en in Nederland wel. Ook zijn er meerdere tapgesprekken over het gebruik maken van afgeschermde verbindingen, zoals VPS en VPN en over de verdeling van de buit.
De rechtbank concludeert op grond van de tapgesprekken dat verdachte een belangrijk onderdeel uitmaakte van de organisatie. Verdachte beschikte over een grote hoeveelheid digitale kennis en hielp de andere verdachten als zij bijvoorbeeld tegen problemen aanliepen tijdens het phishen. Tevens had verdachte een faciliterende rol door bijvoorbeeld het verspreiden van binlists en combolists naar andere leden van de organisatie. Verdachte was ook een uitvoerder. Uit de tapgesprekken blijkt dat hij zelf ook volop aan het phishen was. Hiermee staat vast dat verdachte heeft bijgedragen aan het verwezenlijken van het gezamenlijke doel van de organisatie om phishing te plegen.
Naar oordeel van de rechtbank staat vast dat verdachte een grote rol heeft gehad binnen de criminele organisatie. De rechtbank kan op grond van het dossier en de daarin aanwezige tapgesprekken, ook omdat de organisatie en de leden daarvan slechts een beperkte periode in het zicht van politie is geweest, echter niet vast stellen dat verdachte daadwerkelijk leiding gaf binnen de organisatie. Dat hij vaak als vraagbaak of ‘helpdesk’ fungeerde is bij uitstek faciliterend te noemen, meer dan leidinggevend. De rechtbank acht zodoende bewezen dat verdachte een faciliterende en uitvoerende rol heeft gehad binnen de organisatie.
Dat niet vast gesteld kan worden dat verdachte een uitvoerende rol heeft gehad in de pakketfraude, zoals later zal blijken uit dit vonnis, maakt niet dat verdachte met betrekking tot dit deel van de tenlastelegging binnen de criminele organisatie vrij dient te worden gesproken. Het is immers niet noodzakelijk dat het opzet van verdachte was gericht op het plegen van alle misdrijven die door de organisatie zijn gepleegd, maar voldoende is dat hij heeft deelgenomen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven. Daarvan is in onderhavig geval sprake. Uit de tap- en chatgesprekken kan worden opgemaakt dat verdachte weet heeft gehad van de gepleegde pakketfraude en heeft verdachte hier in zekere zin ook aan bijgedragen door de binlists en combolists van diverse online webshops te verspreiden naar leden van de organisatie.
Met betrekking tot de tenlastegelegde periode overweegt de rechtbank dat uit de aan verdachte gekoppelde gegevensdragers niet blijkt dat verdachte zich vanaf 1 oktober 2019 heeft bezig gehouden met phishing. Het enkele feit dat er op 13 en 16 oktober 2019 frauduleuze bestellingen zijn gedaan met een account dat is aangetroffen op de laptop van verdachte, maakt niet dat verdachte deze bestellingen ook daadwerkelijk heeft geplaatst. De rechtbank stelt op basis van het onderzoek naar de Acer laptop vast dat op 28 november 2019 voor het eerst een binlist met meerdere gehackte wachtwoorden en e-mailadressen van Adidas is geopend. Voorafgaand aan deze datum worden geen phishing gerelateerde handelingen op de laptop, of andere gegevensdragers die aan verdachte gekoppeld kunnen worden, waargenomen. De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat verdachte in ieder geval vanaf 28 november 2019 binlists heeft geopend en dus voorhanden heeft gehad en daarmee vanaf dat moment ook heeft deelgenomen aan de organisatie.