4.2Bewezen verklaarde feiten
Ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde:
De officier van justitieheeft geconcludeerd dat het onder 1 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen. Uit diverse tapgesprekken kan worden afgeleid dat verdachte en zijn medeverdachten hebben ingelogd op webshop-accounts met gehackte accounts van onder anderen [persoon 4] en [persoon 5] . Ten aanzien van die laatste is redengevend dat op het 2dehands.be-account van [persoon 5] meermalen is ingelogd en dat onder meer Airpods via dit account te koop zijn aangeboden. Verdachte heeft bekend dat hij ‘viste’ en advertenties heeft geplaatst op 2ehands.be, en bij verdachte thuis zijn tijdens de doorzoeking Airpods aangetroffen.
De raadsman van verdachteheeft ter zitting naar voren gebracht dat verdachte een bekennende verklaring heeft afgelegd ten aanzien van het inloggen op het account van [persoon 4] . Tevens kan uit de tapgesprekken worden afgeleid dat verdachte heeft ingelogd op het account van [account] . Ten aanzien van het inloggen op het account van [persoon 5] kan de betrokkenheid van verdachte of zijn medeverdachten niet worden aangetoond. De raadsman van verdachte heeft verzocht verdachte voor dit deel van de tenlastelegging vrij te spreken.
De rechtbankoverweegt als volgt.
Uit het dossier en ook uit de bekennende verklaring van verdachte volgt dat hij zich gedurende enkele maanden samen met zijn medeverdachten heeft bezig gehouden met onder andere phishing. Verdachte heeft bij de politie en ter zitting bekend dat hij heeft ingelogd op het account van [persoon 4] . Dit blijkt ook uit het tapgesprek met sessienummer [sessienummer 1] en het feit dat vanaf het IP-adres van de woning van verdachte is ingelogd op dit account. Tevens blijkt uit de verklaring van verdachte bij de politie dat verdachte meermalen heeft ingelogd op accounts van Otto. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met zijn mededaders onrechtmatig heeft ingelogd op het 2dehands.be-account van [persoon 4] en op Otto-accounts.
Dit is anders ten aanzien van de accounts van [persoon 5] en [account] . Uit het dossier volgt dat er één tapgesprek is waarin de naam van [account] wordt genoemd. Dit betreft het tapgesprek met sessienummer [sessienummer 2]. Hierin vraagt medeverdachte [medeverdachte 2] aan verdachte of hij die ene [account] nog heeft. Verdachte antwoordt hierop dat hij die niet meer heeft. Uit dit tapgesprek kan weliswaar mogelijk worden afgeleid dat verdachte beschikking heeft gehad over het account, maar dat is onvoldoende om te kunnen vaststellen dat verdachte ook daadwerkelijk heeft ingelogd op het account van [account] . Enig bewijs daarvoor ontbreekt. De rechtbank zal verdachte daarom partieel vrijspreken van dit deel van de tenlastelegging.
In het dossier bevindt zich een getuigenverklaring van de heer [persoon 5] waaruit blijkt dat meermalen onrechtmatig op zijn 2ehands.be-account is ingelogd en dat daar Airpods op zijn aangeboden. Het enkele feit dat tijdens de doorzoeking van de woning van verdachte Airpods zijn aangetroffen en hij zich bezig heeft gehouden met phishing, maakt niet dat bewezen kan worden dat verdachte heeft ingelogd op het account van [persoon 5] . Enig ander bewijs bevat het dossier niet. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van dit deel van de tenlastelegging.
Ten aanzien van het onder 1 cumulatief en onder 2 ten laste gelegde:
De officier van justitieheeft geconcludeerd dat de onder 1 cumulatief en onder 2 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
De raadsman van verdachteheeft geen verweer gevoerd ten aanzien van de feiten.
De rechtbankoverweegt als volgt.
Uit het dossier, waaronder het onderzoek naar de gegevensdragers van verdachte, en uit de bekennende verklaring van verdachte blijkt dat verdachte meerdere binlists en/of combolists voorhanden heeft gehad. Derhalve kunnen de onder 1 cumulatief en onder 2 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend worden bewezen. De rechtbank zal verdachte partieel vrijspreken van het voorhanden hebben van phishinglinks, nu deze uitsluitend op de Alcatel zijn aangetroffen en de rechtbank eerder heeft overwogen dat deze niet in gebruik was bij verdachte.
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde:
De officier van justitieheeft geconcludeerd dat het onder 4 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden. Zij wijst daartoe met name op de inhoud van de tapgesprekken en het onderzoek aan de gegevensdragers, waaruit blijkt dat sprake was van een criminele organisatie waaraan verdachte heeft deelgenomen. Ten aanzien van de aanvang van de deelname door verdachte wijst de officier van justitie op een combolist die is aangetroffen in de notities op de telefoon van verdachte. Die combolist is aangemaakt op 8 mei 2019, zodat bewezen kan worden dat verdachte in elk geval vanaf dat moment heeft deelgenomen aan de organisatie. De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat verdachte binnen de criminele organisatie een belangrijke rol vervulde, die kan worden gekwalificeerd als uitvoerder en facilitator.
De raadsman van verdachteheeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 4 ten laste gelegde feit. De aanvang van de tenlastegelegde periode hangt volledig aan de datum van de combolist van 8 mei 2019 in de notities van de telefoon van verdachte. Uit de bevindingen van de politie kan echter enkel worden opgemaakt dat de combolist op 8 mei 2019 is aangemaakt, niet dat de combolist op die datum ook op de telefoon van verdachte is opgeslagen. Los van die combolist komt verdachte pas in 2020 in beeld, zodat slechts betrokkenheid voor een veel kortere periode bewezen kan worden. In die korte periode kan niet gesproken worden van een duurzaam samenwerkingsverband, mede gezien het feit dat de verdachten de leeftijd hadden waarop het heel normaal is om te experimenteren. Verdachte zou daarom moeten worden vrijgesproken van de deelname aan een criminele organisatie.
De raadsman van verdachte heeft verzocht dat indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, verdachte partieel vrij te spreken van het oogmerk tot oplichting. Uit het dossier blijkt niet dat verdachte zich heeft bezig gehouden met pakketfraude en tevens zijn bij de pakketfraude veel meer verdachten betrokken die niet in de tenlastelegging staan vermeld.
De rechtbankoverweegt als volgt.
In het onderzoek zijn meerdere verdachten naar voren gekomen als personen die onderling met elkaar samenwerkten ten behoeve van het plegen van cybercrime gerelateerde misdrijven. Door het Openbaar Ministerie zijn onder andere de verdachten [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] , [verdachte] , [medeverdachte 6] en [medeverdachte 1] aangemerkt als leden van de criminele organisatie. De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden, is of sprake is van een dergelijke organisatie en of verdachte daarvan deel uitmaakte.
Beoordelingskader criminele organisatie
In artikel 140 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht is deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven strafbaar gesteld. Deze strafbaarstelling heeft betrekking op de persoonlijke betrokkenheid van een verdachte bij een criminele organisatie. Om van een organisatie als hier bedoeld te spreken moet het gaan om een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen twee of meer personen. Voor de deelneming aan die organisatie is van belang dat verdachte bij de organisatie hoort en een bijdrage levert aan het verwezenlijken van het doel van de organisatie. Verdachte moet in zijn algemeenheid weten dat het doel van de organisatie het plegen van misdrijven is en moet opzet hebben op het deelnemen aan die organisatie. Als uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte heeft bijgedragen aan de verwezenlijking van het doel van de organisatie of een aan die organisatie ondersteunende handeling heeft verricht, volgt daaruit zijn wetenschap met betrekking tot dat doel. De verdachte hoeft niet bij meerdere misdrijven van de organisatie betrokken te zijn geweest. Het gaat er immers niet om of zijn opzet was gericht op het plegen van (meer) misdrijven of dat hij heeft deelgenomen aan (reeds binnen de organisatie gepleegde) misdrijven, maar of uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat hij heeft deelgenomen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Allereerst stelt de rechtbank vast dat verdachte zich met mededaders telkens heeft schuldig gemaakt aan de hiervoor omschreven feiten. Op de onder verdachte en zijn mededaders in beslaggenomen gegevensdragers zijn grote hoeveelheden accountgegevens en conversaties met anderen aangetroffen, in één van de gegevensdragers stonden 2,5 miljoen verschillende combinaties van gebruikersaccounts en wachtwoorden. Er is een groot aantal telefoongesprekken geregistreerd tussen verdachten en zijn mededaders waarin wordt gesproken over bedragen, banken, inloggen op accounts, binlists en meer.
Uit het dossier blijkt dat in genoemde tapgesprekken tussen de verschillende verdachten in versluierd taalgebruik werd gesproken. Zo werd er niet alleen in vakjargon met algemene phishing gerelateerde termen gesproken, maar hadden de verdachten ook eigen ‘vaktermen’ ontwikkeld, zoals KBCtje (KBC bank), green (bitcoin wallet), orange (ING bank), acci’s (accounts), lappie (laptop) en centraal (station Amsterdam Centraal). Uit de verklaringen van verdachte en medeverdachte [medeverdachte 3] bleek dat zij op de hoogte waren van het vakjargon. Zo verklaarde verdachte [medeverdachte 3] geen ‘bonker’ te zijn, maar een ‘visser’. Hij reageerde op advertenties via 2ehands.be en zocht naar mensen die op de neppe betaallink wilden drukken. Hij zou zelf geen ‘panel’ hebben die linkjes maakt, maar daar zou iemand anders achter zitten. Verdachte heeft verklaard dat ‘vissen’ reageren is en dat een ‘panel’ een neppe bankomgeving is. Een ‘bonker’ zou iemand zijn die het geld doorsluist van de rekeningen. Ook heeft verdachte verklaard dat bij het phishen vooraf werd afgesproken dat er 25% van de buit naar de visser ging, 25% naar de bonker en dat hij niet wist wie die andere 50% kreeg.
Het dossier bevat tapgesprekken waaruit blijkt dat verdachten elkaar hielpen als ze bij het phishen tegen bepaalde problemen aanliepen. Op diverse in beslag genomen telefoons zijn adviezen en werkwijzen voor phishing en het gebruik van binlists aangetroffen. Tevens maakten verdachte en zijn medeverdachten deel uit van de chatgroep ‘Team’, waarin onder meer werkzaamheden en bankoverschrijvingen werden gedeeld.
De rechtbank is van oordeel dat sprake is geweest van een duurzaam samenwerkingsverband. Dit samenwerkingsverband blijkt onder andere uit de tapgesprekken over cybercriminaliteit die al maanden voor de aanhoudingen van de verdachten terug gaan. Uit de inhoud van de gesprekken blijkt ook een grote frequentie en intensiteit van de gepleegde criminaliteit. Daarnaast is er sprake van een zekere structuur en rolverdeling binnen de organisatie. Uit de tapgesprekken en de verklaringen van verdachte en de medeverdachten blijkt dat sommige leden van de organisatie zich bezig hielden met het vissen, anderen het geld van de bankrekening haalden, zogenaamde bonkers, en weer anderen het geld pinden. Daarnaast hielden ook enkele leden van de organisatie zich naast het phishen bezig met pakketfraude.
Tevens is sprake geweest van het zorgvuldig uitkiezen van slachtoffers. De verdachten kozen hun slachtoffers in België, omdat zij deze manier van oplichting nog niet door zouden hebben en in Nederland wel. Ook zijn er meerdere tapgesprekken over het gebruik maken van afgeschermde verbindingen, zoals VPS en VPN en over de verdeling van de buit.
De rechtbank concludeert op grond van de tapgesprekken dat verdachte een uitvoerende rol heeft gehad binnen de organisatie. Hij werkte samen met de anderen binnen de organisatie en was, zoals hij het zelf noemt, een visser. Tevens had verdachte een faciliterende rol door bijvoorbeeld het verspreiden van binlists en combolists naar andere leden van de organisatie. Hiermee staat vast dat verdachte heeft bijgedragen aan het verwezenlijken van het gezamenlijke doel van de organisatie om phishing te plegen.
Dat niet vastgesteld kan worden dat verdachte een uitvoerende rol heeft gehad in de pakketfraude, maakt niet dat verdachte met betrekking tot dit deel van de tenlastelegging vrij dient te worden gesproken. Het is immers niet noodzakelijk dat verdachte zijn opzet was gericht op het plegen van alle misdrijven die door de organisatie zijn gepleegd, of dat verdachte heeft deelgenomen aan alle misdrijven. Voldoende is dat hij heeft deelgenomen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven. Daarvan is in onderhavig geval sprake. Uit de verklaring van verdachte en uit de tapgeprekken kan worden opgemaakt dat verdachte weet heeft gehad van de gepleegde pakketfraude en verdachte heeft hier ook aan bijgedragen door de binlists en combolists van diverse online webshops te verspreiden naar leden van de organisatie.
Met betrekking tot de tenlastegelegde periode overweegt de rechtbank dat uit de aan verdachte gekoppelde gegevensdragers niet blijkt dat verdachte vanaf mei 2019 heeft deelgenomen aan de organisatie. Het enige bewijsmiddel dat voorhanden is om dit aanvangsmoment te kunnen vaststellen, is de notitie met daarin een combolist op de telefoon van verdachte die aangemaakt is op 8 mei 2019. De rechtbank kan op basis van het dossier echter niet vaststellen of de notitie op die datum op de telefoon is geplaatst of dat de notitie op die datum door een ander is aangemaakt en later op de telefoon van verdachte is opgeslagen. Als de datum van de combolist buiten beschouwing blijft, komt verdachte pas als deelnemer van de organisatie in beeld in het onderzoek via de telefoontaps op het nummer van medeverdachte [medeverdachte 2] vanaf januari 2020. Voorafgaand hieraan worden geen phishing gerelateerde handelingen op de gegevensdragers die aan verdachte gekoppeld kunnen worden, waargenomen. De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat bewezen kan worden dat verdachte vanaf 1 januari 2020 heeft deelgenomen aan de organisatie.