Op 16 september 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door het Hof van Beroep Antwerpen in België. De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie op 8 juli 2021 en betreft een vrijheidsstraf van 18 maanden die aan de opgeëiste persoon was opgelegd. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en geconstateerd dat hij de Belgische nationaliteit heeft. Tijdens de openbare zitting op 2 september 2021 heeft de raadsman van de opgeëiste persoon geen verweer gevoerd, en de officier van justitie heeft geconcludeerd dat de overlevering toelaatbaar is.
De rechtbank heeft de verstrekte verzetgarantie beoordeeld en vastgesteld dat deze toereikend is, ondanks enige terughoudendheid in de communicatie van de Belgische autoriteiten. De rechtbank oordeelde dat de weigeringsgrond van artikel 12 van de Overleveringswet niet van toepassing is, omdat de opgeëiste persoon de mogelijkheid heeft om verzet aan te tekenen na de overlevering. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de dubbele strafbaarheid is voldaan, aangezien het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, naar Nederlands recht als poging tot diefstal wordt gekwalificeerd.
Ten slotte heeft de rechtbank geconcludeerd dat er geen weigeringsgronden zijn die zich verzetten tegen de overlevering en dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet. De rechtbank heeft daarom de overlevering van de opgeëiste persoon aan België toegestaan, met inachtneming van de relevante wetsbepalingen.