Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
the Circuit Court in Sieradz-II Criminal Division(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
1.Procesgang
2.Identiteit van de opgeëiste persoon
3.Grondslag en inhoud van het EAB
- een
- een
- één jaar en drie maanden (II K 392/18);
- 150 dagen (II K 392/19).
judgementsbetreffen de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.
4.Artikelen 11 en 12 OLW
judgementin eerste aanleg, in beroep in stand was gebleven. De raadsman heeft naar aanleiding van deze verklaring van de opgeëiste persoon opgemerkt dat er geen informatie is over wat er is gebeurd na de uitspraak in beroep, in het bijzonder of er een mogelijkheid was om cassatie in te stellen. Hij vindt dat daarom het recht op een eerlijk proces van de opgeëiste persoon is geschonden en heeft daarbij verwezen naar de Poolse rechtsstaat-problematiek. Dit zou moeten leiden tot het toepassen van artikel 11 OLW ten aanzien van zaak II K 382/18. Mocht de rechtbank daar niet in mee gaan, dan zou het moeten leiden tot weigering op grond van artikel 12 OLW.
judgementvan
the District Court in Zdunska Wolavan 1 augustus 2019 is een uitspraak in eerste aanleg. De opgeëiste persoon was in eerste aanleg aanwezig op de terechtzitting.
judgementin eerste aanleg. Deze advocaat heeft de opgeëiste persoon vertegenwoordigd op de terechtzitting in beroep. De opgeëiste persoon wist van het beroep. Hij heeft de beroepsprocedure niet afgewacht, omdat hij naar Nederland wilde om daar te gaan werken. In beroep is bij
judgementvan 4 december 2019 van
the (Circuit) Regional Court in Sieradzhet
judgementin eerste aanleg bekrachtigd.
judgementsin eerste aanleg en beroep hebben gewezen. Verder heeft hij niet concreet onderbouwd hoe het ontbreken van een cassatieprocedure in verband kan worden gebracht met de rechtsstaatproblematiek. Zo heeft hij geen concrete feiten en omstandigheden aangevoerd over de persoonlijke situatie van de opgeëiste persoon, de aard van de strafbare feiten waarvoor hij is veroordeeld en de feitelijke context van de uitvaardiging van het EAB, op grond waarvan zijn overlevering, gelet op artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: het Handvest), waarin het recht op een eerlijk proces is neergelegd, achterwege zou moeten blijven. Gelet op de verklaring van de opgeëiste persoon over het niet afwachten van de beroepsprocedure in Polen en zijn vertrek naar Nederland is het juist aan de opgeëiste persoon te wijten dat geen cassatie is ingesteld. Artikel 11 OLW staat dan ook niet aan overlevering voor zaak II K 382/18 in de weg.
the District Court in Zdunska Wolavan 14 november 2019. Voorafgaand aan de terechtzitting had hij ten overstaan van de officier van justitie schuld bekend en was hij met die officier van justitie een straf overeengekomen. Hij had daarbij ook een adres opgegeven en op dat adres was tweemaal een bericht achtergelaten dat de opgeëiste persoon de oproeping voor de terechtzitting kon ophalen op het postkantoor.
judgementvan 14 november 2019 heeft de opgeëiste persoon geen beroep ingesteld.
the District Court in Zdunska Wolade werkstraf omgezet in een vervangende gevangenisstraf van 150 dagen.
judgementin de procedure die heeft geleid tot de oplegging van de werkstraf dateert van na 1 oktober 2017. Ook ten aanzien van dit
judgementgaat de rechtbank er vanuit dat dit tot stand is gekomen, terwijl sprake was van structurele en/of fundamentele gebreken wat de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht van Polen betreft. De raadsman heeft echter ook met betrekking tot deze procedure niet gesteld en evenmin is gebleken dat deze gebreken afbreuk hebben gedaan aan de onafhankelijkheid van de rechterlijke instantie die het
judgementheeft gewezen. Verder heeft hij niet concreet onderbouwd hoe het ontbreken van een advocaat bij het sluiten van een deal door de opgeëiste persoon met de officier van justitie in verband kan worden gebracht met de rechtsstaatproblematiek. Concrete feiten en omstandigheden over de persoonlijke situatie van de opgeëiste persoon, de aard van de strafbare feiten waarvoor hij is veroordeeld en de feitelijke context van de uitvaardiging van het EAB, op grond waarvan zijn overlevering, gelet op artikel 47 van het Handvest, achterwege zou moeten blijven, heeft de raadsman ook in dit verband niet aangevoerd. Artikel 11 OLW staat in zoverre dan ook niet in de weg aan overlevering van de opgeëiste persoon naar Polen.
the District Court in Zdunska Wolaover beoordelingsbevoegdheid beschikte met betrekking tot de aard en maat van de straf bij het nemen van de omzettingsbeslissing. In het bijzonder wenst de rechtbank daarbij ook te vernemen of bij de beslissing van 19 november 2019 reeds was bepaald dat de opgelegde werkstraf bij niet uitvoering daarvan zou worden omgezet in een gevangenisstraf van 150 dagen. Het onderzoek ter zitting zal worden heropend en geschorst voor onbepaalde tijd om deze informatie – via de officier van justitie – van de uitvaardigende justitiële autoriteit te verkrijgen.
5.Beslissing
- Beschikte
- Was bij de beslissing van 19 november 2019 reeds bepaald dat de opgelegde werkstraf bij niet uitvoering daarvan zou worden omgezet in een gevangenisstraf van 150 dagen?