ECLI:NL:RBAMS:2021:5223

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 september 2021
Publicatiedatum
19 september 2021
Zaaknummer
13/751718-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met detentiegarantie

Op 16 september 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door het Parket van de procureur des Konings Antwerpen, België. De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie op 9 juli 2021 en betreft een strafzaak waarin de opgeëiste persoon wordt verdacht van strafbare feiten die onder Belgisch recht vallen. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en bevestigd dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft. Dit is van belang, omdat de Overleveringswet (OLW) bepaalde waarborgen biedt voor Nederlandse onderdanen die worden overgeleverd aan een andere lidstaat van de Europese Unie.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de OLW en dat er geen weigeringsgronden van toepassing zijn. De opgeëiste persoon heeft een vonnis bij verstek van de correctionele rechtbank Antwerpen, dat nog niet onherroepelijk is, en de rechtbank heeft geoordeeld dat de overlevering kan plaatsvinden, mits er voldoende garanties zijn dat hij na zijn veroordeling in België terug naar Nederland kan keren om zijn straf daar uit te zitten. De rechtbank heeft de garantie van de Belgische autoriteiten als voldoende beoordeeld.

De rechtbank heeft ook gekeken naar de detentieomstandigheden in België en vastgesteld dat er geen reëel gevaar bestaat voor onmenselijke of vernederende behandeling van de opgeëiste persoon in de detentie-instelling waar hij na overlevering terecht zou komen. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten om de overlevering toe te staan, waarbij de relevante artikelen van de Overleveringswet zijn toegepast. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13.751718-21
RK nummer: 21/3839
Datum uitspraak: 16 september 2021
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 9 juli 2021 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 17 juni 2021 door het Parket van de procureur des Konings Antwerpen – afdeling Turnhout, België en het strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1997 ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de [detentieplaats],
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 2 september 2021. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. M. Diependaal. De opgeëiste persoon is bijgestaan door mr. M.A.M. Pijnenburg, advocaat te Amsterdam.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt in rubriek b)1 ‘aanhoudingsbevel of een gelijkwaardige rechterlijke beslissing’ melding gemaakt van een vonnis bij verstek van de correctionele rechtbank Antwerpen, afdeling Antwerpen van 28 oktober 2020, met kenmerk: 2020/3641. In deze rubriek is ook vermeld dat sprake is van een veroordeling bij verstek met onmiddellijke aanhouding.
In rubriek b)2 ‘voor tenuitvoerlegging vatbaar vonnis’ wordt het vonnis, waarbij volgens de informatie in rubriek c) 2 van het EAB een gevangenisstraf van 40 maanden is opgelegd, niet genoemd. Uit informatie in onderdeel d) van het EAB blijkt dat het vonnis nog niet onherroepelijk is. De opgeëiste persoon heeft een rechtsmiddel ingesteld tegen het vonnis waarop nog niet onherroepelijk is beslist.
Het voorgaande maakt dat de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 4 bis Kaderbesluit 2002/584/JBZ, artikel 12 OLW niet van toepassing is op het vonnis. Uit het arrest
Tupikasvan het Hof van Justitie van de Europese Unie volgt immers dat de beslissing als bedoeld in artikel 4 bis van het Kaderbesluit de onherroepelijke veroordeling is. [1]
De overlevering wordt in dit geval verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van België ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Belgisch recht strafbare feiten, waarbij een veroordeling voor die feiten nog niet onherroepelijk is.
Het voormelde vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.
De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Op grond van artikel 6a, eerste lid, OLW kan de overlevering van een Nederlander onder de nader in die bepaling omschreven voorwaarde worden geweigerd, indien de overlevering is gevraagd ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een hem bij onherroepelijk vonnis opgelegde vrijheidsstraf.
Deze bepaling is in dit geval niet van toepassing, omdat het vonnis nog niet onherroepelijk is. De weigeringsgrond van artikel 6a OLW is daarom niet van toepassing.

4.Strafbaarheid; feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW

Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit de feiten heeft aangeduid als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder de nummers 18 en 21, te weten:
Georganiseerde of gewapende diefstal
Racketeering en afpersing
Volgens de in rubriek c) van het EAB vermelde gegevens is op deze feiten naar Belgisch recht een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.

5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Zijn overlevering kan daarom worden toegestaan, indien naar het oordeel van de rechtbank is gewaarborgd dat, zo hij ter zake van de feiten waarvoor de overlevering kan worden toegestaan in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf wordt veroordeeld, hij deze straf in Nederland zal mogen ondergaan.
De Procureur des Konings Antwerpen – afdeling Turnhout, België heeft met een brief van
16 juli 2021 de volgende garantie gegeven:
“Overeenkomstig artikel 5 §3 van het kaderbesluit van 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel, bied ik u de garantie voor de terugkeer naar Nederland van de door u over te leveren Nederlandse onderdaan of ingezetene, in casu [opgeëiste persoon].
Deze garantie houdt in dat, eens betrokkene in België onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel is veroordeeld, deze persoon naar Nederland zal terugkeren om zijn straf of maatregel aldaar te ondergaan. De terugkeer zal gebeuren op basis van het Europees Kaderbesluit inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op de vrijheidsbenemende straffen of maatregelen uitgesproken in een lidstaat van de Europese Unie (2008/909/JBZ).”
Naar het oordeel van de rechtbank is de hiervoor vermelde garantie voldoende.

6.Artikel 11; detentieomstandigheden

Bij uitspraak van 22 juni 2021 (ECLI:NL:RBAMS:2021:3243) heeft de rechtbank in de zaak van een andere opgeëiste persoon geconcludeerd dat in België een reëel gevaar bestaat op een onmenselijke of vernederende behandeling voor gedetineerden die terecht komen in een instelling waar sprake is van grondslapers, waardoor de minimale persoonlijke ruimte in een meerpersoonscel van 3 m2 niet meer is gewaarborgd, alsmede waar sprake is van niet-afgeschermde toiletten in meerpersoonscellen. De detentie-instellingen waar hiervan sprake is, zijn: Antwerpen, Gent, Brugge, Oudenaarde, Hasselt, Dendermonde en Mechelen.
De rechtbank is van oordeel dat met de door de uitvaardigende justitiële autoriteit verstrekte informatie, ondersteund door informatie van de
Federal Public Service Justicevan
20 juli 2021
,voldoende vaststaat dat de opgeëiste persoon na overlevering in de detentie-instelling in Beveren terecht zal komen, ten aanzien waarvan de rechtbank geen reëel gevaar op een onmenselijke of vernederende behandeling heeft vastgesteld.
Artikel 11 OLW staat dus niet in de weg aan overlevering van de opgeëiste persoon.

7.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

8.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5, 6 en 7 Overleveringswet.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan Parket van de procureur des Konings Antwerpen – afdeling Turnhout, België.
Aldus gedaan door
mr. O.P.M. Fruytier, voorzitter,
mrs. J.G. Vegter en A.K. Mireku, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R.R. Eijsten, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 16 september 2021.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Hof van Justitie van de EU, 10 augustus 2017, C-270/17 PPU, ECLI:EU:C:2017:628, punt 74.