Op 16 september 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door het Parket van de procureur des Konings Antwerpen, België. De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie op 9 juli 2021 en betreft een strafzaak waarin de opgeëiste persoon wordt verdacht van strafbare feiten die onder Belgisch recht vallen. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en bevestigd dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft. Dit is van belang, omdat de Overleveringswet (OLW) bepaalde waarborgen biedt voor Nederlandse onderdanen die worden overgeleverd aan een andere lidstaat van de Europese Unie.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de OLW en dat er geen weigeringsgronden van toepassing zijn. De opgeëiste persoon heeft een vonnis bij verstek van de correctionele rechtbank Antwerpen, dat nog niet onherroepelijk is, en de rechtbank heeft geoordeeld dat de overlevering kan plaatsvinden, mits er voldoende garanties zijn dat hij na zijn veroordeling in België terug naar Nederland kan keren om zijn straf daar uit te zitten. De rechtbank heeft de garantie van de Belgische autoriteiten als voldoende beoordeeld.
De rechtbank heeft ook gekeken naar de detentieomstandigheden in België en vastgesteld dat er geen reëel gevaar bestaat voor onmenselijke of vernederende behandeling van de opgeëiste persoon in de detentie-instelling waar hij na overlevering terecht zou komen. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten om de overlevering toe te staan, waarbij de relevante artikelen van de Overleveringswet zijn toegepast. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.