Op 2 september 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB). De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 10 juni 2021 en betreft een EAB dat op 17 mei 2018 door de Belgische autoriteiten is uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in 1990 in België, was zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland en was op dat moment om andere redenen gedetineerd.
De behandeling van de vordering vond plaats op verschillende zittingen, waarbij de rechtbank de termijn voor uitspraak heeft verlengd om voldoende tijd te hebben voor het nemen van een beslissing. Tijdens de zitting op 8 juli 2021 werd de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en werd er geen verweer gevoerd door zijn raadsman. De officier van justitie concludeerde dat de overlevering toelaatbaar was. In een tussenuitspraak op 22 juli 2021 heeft de rechtbank het onderzoek heropend om de detentieomstandigheden in België te onderzoeken, waarbij eerder geconstateerd werd dat er een reëel gevaar bestaat voor onmenselijke behandeling in bepaalde Belgische detentie-instellingen.
Op basis van informatie van de Belgische autoriteiten, waarin garanties werden gegeven over de detentieomstandigheden van de opgeëiste persoon in Brugge, concludeerde de rechtbank dat de eerder vastgestelde gevaren niet meer van toepassing waren. De rechtbank oordeelde dat het EAB voldeed aan de wettelijke eisen en dat er geen weigeringsgronden waren voor de overlevering. De rechtbank heeft derhalve besloten de overlevering van de opgeëiste persoon toe te staan, met inachtneming van de gegeven garanties over de detentieomstandigheden.