ECLI:NL:RBAMS:2021:5148

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 juli 2021
Publicatiedatum
16 september 2021
Zaaknummer
13/751491-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel met betrekking tot identiteit en dactyloscopisch onderzoek

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 21 juli 2021 uitspraak gedaan over een vordering tot overlevering op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat door Italië was uitgevaardigd. De vordering, ingediend door de officier van justitie, betreft de aanhouding en overlevering van een opgeëiste persoon, die in Nederland gedetineerd is. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht, waarbij de verdediging aanvoerde dat de dactyloscopische gegevens niet betrouwbaar zijn en dat de opgeëiste persoon nooit vingerafdrukken in Italië heeft afgegeven. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de aanvullende informatie van de officier van justitie voldoende inzicht biedt in het dactyloscopisch onderzoek en dat de match tussen de vingerafdrukken in Italië en Nederland niet ter discussie staat. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon, die zich presenteert als [alias opgeëiste persoon], de persoon is op wie het EAB betrekking heeft.

De rechtbank heeft verder overwogen dat de feiten waarvoor overlevering wordt verzocht, naar Nederlands recht strafbaar zijn en dat er geen weigeringsgronden zijn die aan de overlevering in de weg staan. De rechtbank heeft de detentieomstandigheden in Italië beoordeeld en geconcludeerd dat er geen reëel gevaar is van schending van de grondrechten van de opgeëiste persoon. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten om de overlevering toe te staan, waarbij de relevante wetsartikelen zijn toegepast. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751491-21
RK nummer: 21/2902
Datum uitspraak: 21 juli 2021
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 21 mei 2021 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 4 juli 2017 door
the Court of Naples Office of Preliminary Investigations Judges/Office of the preliminary hearing - Division XXXVI(Italië) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] alias [alias opgeëiste persoon] ,
geboren op [geboortedag 1] 1976 dan wel op [geboortedag 2] 1980,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in [detentieplaats] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 1 juli 2021. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. M. Westerman.
De aangehouden persoon – aanwezig via een videoverbinding – is bijgestaan door zijn raadsman, mr. R.J.H. Titahena, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Engelse taal.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.
Op 1 juli 2021 is de behandeling van de zaak aangehouden tot aan de zitting van
7 juli 2021 om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen een rapport op te laten stellen waarin wordt uiteengezet hoe het dactyloscopisch onderzoek ten behoeve van de vaststelling van de identiteit van de opgeëiste persoon heeft plaatsgevonden, aangezien dit op dat moment voor de rechtbank onvoldoende inzichtelijk was.
De behandeling is in gewijzigde samenstelling, met instemming van partijen, voortgezet op de zitting van 7 juli 2021. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. M. Diependaal. De aangehouden persoon – aanwezig via een videoverbinding – is opnieuw bijgestaan door zijn raadsman mr. Titahena, en door een tolk in de Engelse taal.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Zoals onder punt 1 is vermeld, is de behandeling van de zaak op 1 juli 2021 aangehouden om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen een rapport op te laten stellen waarin wordt uiteengezet hoe het dactyloscopisch onderzoek heeft plaatsgevonden aangezien dit op dat moment voor de rechtbank onvoldoende inzichtelijk was.
Hierop heeft de Officier van Justitie de volgende stukken aan het dossier toegevoegd:
  • een proces-verbaal van bevindingen van 30 april 2021 van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] .
  • een proces-verbaal van bevindingen van 6 juli 2021 van verbalisant [verbalisant 3] .
  • een proces-verbaal van bevindingen van 6 juli 2021van verbalisant [verbalisant 4] .
In dit laatste proces-verbaal is onder meer het volgende meegedeeld:
Een man die verklaarde te heten [alias opgeëiste persoon] ( [geboortedag 2] 1980) was aangehouden.
Zijn dactyloscopische gegevens kwamen overeen met een Italiaanse signalering met de referentie:
[Schengen identiteitsnummer] .
Echter de naam op het Italiaanse EAB luidt: [opgeëiste persoon] ( [geboortedag 1] 1976).
Toen heb ik in de software applicatie Basisvoorziening informatie, integraal Bevragingen (BVI-IB) de naam [opgeëiste persoon] ( [geboortedag 1] 1976) ingevoerd in het zoekscherm.
Ik zag de personalia [opgeëiste persoon] ( [geboortedag 1] 1976, Nigeria) in het Schengen Informatie Systeem (SIS Il) staan onder het unieke Schengen identiteitsnummer: [Schengen identiteitsnummer] .
De reden van de signalering is opsporing ten behoeve van uitlevering en/of overlevering.
De te nemen actie is aanhouden ter fine van uitlevering cq overlevering.
Ik zag dat deze SIS II signaleringgeenalias bevat.
Vervolgens heb ik de door de verdachte opgegeven naam [alias opgeëiste persoon] ( [geboortedag 2] 1980) gezocht in BVI-IB.
Deze naam staat niet in SIS II opgenomen als personalia (echte naam or alias).
Aangezien de door de verdachte opgegeven naam [alias opgeëiste persoon] ( [geboortedag 2] 1980) niet voorkomt in SIS II als naam of alias kan het feitelijk niet anders zijn dan dat de vergelijking tussen de ingevoerde gegevens in de ID-zuil en SIS II resulterend in een treffer in SIS II tot stand is gekomen op basis van dactyloscopische gegevens.
Om 17.08 uur heb ik met Bureau SIRENE gebeld. Ik sprak daar met medewerkster [naam medewerker] (dienstnummer [dienstnummer] ) en vroeg haar de signalering van [opgeëiste persoon] ( [geboortedag 1] 1976) op te zoeken. Vervolgens vroeg ik haar of de Italiaanse autoriteiten dactyloscopische gegevens bij de signalering hebben gevoegd.
Ik hoorde dat zij mij vertelde dat die gegevens zijn bijgevoegd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, zakelijk weergegeven, betoogd dat de aanvullende informatie nog altijd onvoldoende zekerheid biedt. [alias opgeëiste persoon] stelt dat zijn vingerafdrukken nooit zijn afgenomen in Italië dus een match op basis daarvan is niet mogelijk. Zijn er bij het afnemen van vingerafdrukken van [opgeëiste persoon] in Italië ook identiteitspapieren verstrekt en opgenomen in het systeem? [alias opgeëiste persoon] heeft een paspoort op zijn eigen naam, dat is in kopie al overgelegd. Er is nader onderzoek nodig naar de afgenomen vingerafdrukken in Italië en naar het paspoort op naam van [alias opgeëiste persoon] . Er zit altijd een zekere foutmarge in de vergelijking van vingerafdrukken; hierbij kan van belang zijn of de vingerafdrukken plat of rollend zijn afgenomen. Ik verwijs nog naar een onderzoek van Tilburg University [1] waaruit volgt dat in het Nederlandse systeem bij verificatie is gekozen voor een bepaalde grens waarbij een match wordt geconstateerd; onder die grens leidt dit dan tot een no-match. Het systeem is dus niet waterdicht en nader onderzoek is daarom vereist.
Standpunt van de officier van justitie
De aanvullende informatie is duidelijk. De aangehouden persoon is voor de ID-zuil gezet waarna een vergelijking op basis van biometrie plaatsvond. De vingerafdrukken zijn afgenomen en door meerdere systemen gehaald. Dit heeft een match opgeleverd met de in Italië afgenomen vingerafdrukken van [opgeëiste persoon] . Uit de processen-verbaal met daarbij ook de foto, die door de Italiaanse autoriteiten is bijgevoegd, kan worden opgemaakt dat de persoon die hier in Nederland zijn vingerafdrukken heeft afgegeven, de persoon is die zijn vingerafdrukken in Italië als [opgeëiste persoon] heeft afgegeven. De enkele ontkenning van de aangehouden persoon dat hij nooit vingerafdrukken in Italië heeft afgegeven, is niet voldoende om te twijfelen aan de juistheid van deze informatie.
Voor het geval de rechtbank toch behoefte heeft aan nadere informatie, heeft de officier van justitie subsidiair verzocht om aanhouding om de in Italië afgenomen vingerafdrukken af te wachten; die gegevens zijn al opgevraagd.
Oordeel van de rechtbank
Op 1 juli 2021 was het dossier summier over de gang van zaken rondom het dactyloscopisch onderzoek zodat, gelet op het gevoerde verweer, aan de officier van justitie is verzocht om hier meer inzicht in te geven. Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de aanvullende processen-verbaal van bevindingen voldoende inzichtelijk maken hoe het dactyloscopisch onderzoek heeft plaatsgevonden. De rechtbank ziet onvoldoende aanleiding om de match tussen de in Italië afgegeven vingerafdrukken ( [opgeëiste persoon] ) en de in Nederland afgenomen vingerafdrukken ( [alias opgeëiste persoon] ) nader te laten onderzoeken. De enkele stelling van de aangehouden persoon dat hij nooit vingerafdrukken heeft afgegeven in Italië is hiervoor onvoldoende.
De rechtbank heeft aldus de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon stelt te zijn [alias opgeëiste persoon] , geboren op [geboortedag 2] 1980 te [plaatsnaam] in Nigeria. De rechtbank oordeelt dat aangenomen kan worden dat de aangehouden persoon – die stelt [alias opgeëiste persoon] te heten – de persoon is op wie dit EAB betrekking heeft, te weten [opgeëiste persoon] (hierna te noemen: de opgeëiste persoon).

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het dossier wordt melding gemaakt van een
Order for precautionary custody in prisonvan
the Judge for preliminary investigations, Section Gip Court of Naplesvan 2 mei 2017, met kenmerk: 2241/2015 RGNR – N. 17378/2015 Reg. GIP – 207/17 OCC.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Italiaans recht strafbare feiten.
Deze feiten zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Strafbaarheid: feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A, B en C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 10, derde lid/vierde lid/vijfde lid, van de Opiumwet.

5.Onschuldverweer

De opgeëiste persoon heeft verklaard niet schuldig te zijn aan de feiten. Hij heeft dit echter tijdens het verhoor ter zitting niet aangetoond. De onschuldbewering kan dan ook niet leiden tot weigering van de overlevering.
6. Artikel 11 OLW jo. artikel 47 Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (Handvest); detentieomstandigheden
Ambtshalve overweegt de rechtbank het volgende inzake de detentieomstandigheden in een aantal Italiaanse penitentiaire inrichtingen ten aanzien waarvan zij een algemeen reëel gevaar van schending van artikel 4 Handvest heeft aangenomen.
De rechtbank wijst op haar uitspraak van 30 maart 2021 (ECLI:NL:RBAMS:2021:1804) waarin als volgt is overwogen:
De rechtbank is verder van oordeel dat het inmiddels voldoende vaststaat dat de brieven van 2 en 4 maart 2020 inhoudende een algemene detentiegarantie in elke overleveringszaak geldig zijn, zoals de Italiaanse autoriteiten in bedoelde brieven hebben bevestigd. De rechtbank acht het niet langer noodzakelijk dat voor elke individuele opgeëiste persoon een bevestiging wordt gevraagd bij de Italiaanse autoriteiten.
De rechtbank is daarom van oordeel dat ten aanzien van de opgeëiste persoon geen sprake is van een reëel gevaar van schending van door het Handvest gewaarborgde grondrechten. De detentieomstandigheden vormen daarom geen beletsel voor de overlevering.

7.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 13 OLW

Het EAB heeft betrekking op strafbare feiten die geacht worden geheel of gedeeltelijk op Nederlands grondgebied te zijn gepleegd.
Op grond van artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a, OLW kan de rechtbank de overlevering in die situatie weigeren.
De officier van justitie heeft de rechtbank in overweging gegeven om af te zien van toepassing van de weigeringsgrond en heeft daartoe het volgende aangevoerd:
- het onderzoek is in Italië aangevangen;
- de Italiaanse autoriteiten hebben kenbaar gemaakt de vervolging in te willen stellen met het uitvaardigen van het EAB;
- medeverdachten worden in Italië vervolgd/zijn veroordeeld;
- het bewijs bevindt zich grotendeels in Italië;
- de verdovende middelen werden ingevoerd in Italië en dus is met name de rechtsorde van Italië geschaad.
De rechtbank stelt voorop dat:
- aan de regeling van het EAB ten grondslag ligt dat overlevering de hoofdregel is en toepassing van een facultatieve weigeringsgrond de uitzondering dient te zijn;
- de weigeringsgrond ertoe strekt te voorkomen dat Nederland zou moeten meewerken aan overlevering voor een zogenoemd lijstfeit dat geheel of ten dele in Nederland is gepleegd en dat hier niet strafbaar is of hier niet pleegt te worden vervolgd.
Gelet op de door de officier van justitie aangevoerde argumenten vormt daarom het gegeven dat de feiten worden geacht geheel of gedeeltelijk in Nederland te zijn gepleegd naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende aanleiding om de weigeringsgrond toe te passen.

8.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

9.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 47 Wetboek van Strafrecht, 2, 10 en 11b Opiumwet en 2, 5, 7 en 13 OLW.

10.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon] alias [alias opgeëiste persoon]aan
the Court of Naples Office of Preliminary Investigations Judges/Office of the preliminary hearing - Division XXXVI, Italië.
Aldus gedaan door
mr. J.G. Vegter, voorzitter,
mrs. J.A.A.G. de Vries en C.W.M. Giesen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.T.P. van Munster, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 21 juli 2021.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Van Noorloos, M., & Spapens, A. (2017). De juiste persoon: Vaststelling en uitwisseling van identificerende