Overwegingen
Wat aan deze procedure voorafging
1. [eiseres] heeft op 17 maart 2020 een aanvraag gedaan om bijzondere bijstand voor de kosten voor rechtsbijstand. Het college heeft met een brief van 8 april 2020 verzocht om aanvullende gegevens en 29 april 2020 als uiterlijke datum gesteld voor het aanleveren van die gegevens. Op 20 april 2020 heeft [eiseres] een deel van de gegevens verstrekt en voor de overige gegevens heeft het college, op verzoek van [eiseres] , met een brief van
23 april 2020 een nieuwe termijn verleend tot en met 7 mei 2020. Op 4 mei 2020 wordt door [eiseres] opnieuw uitstel verzocht voor het indienen van de overige gegevens. Het college heeft nog tweemaal een nieuwe termijn verleend, namelijk tot en met 26 mei 2020 en
10 juni 2020. Met een brief van 2 juni 2020 heeft [eiseres] nogmaals om uitstel verzocht.
2. [eiseres] heeft op 28 april 2020 een aanvraag gedaan om bijzondere bijstand voor de kosten van rechtsbijstand. Het college heeft met een brief van 12 mei 2020 verzocht om aanvullende gegevens en 26 mei 2020 als uiterlijke datum gesteld voor het aanleveren van die gegevens. Op 18 mei 2020 heeft [eiseres] een deel van de gegevens verstrekt en voor de overige gegevens heeft het college, op verzoek van [eiseres] , met een brief van
27 mei 2020 een nieuwe termijn verleend tot en met 10 juni 2020. Met de brief van
2 juni 2020 heeft [eiseres] nogmaals om uitstel verzocht.
3. Met de bestreden besluiten I en II heeft het college de primaire besluiten I en II gehandhaafd. Aan de bestreden besluiten ligt ten grondslag dat [eiseres] zonder goede reden niet tijdig alle voor de beoordeling van haar aanvraag benodigde gegevens aan het college heeft verstrekt. Ook stond de identiteit van [eiseres] niet vast, terwijl dat een belangrijke voorwaarde is om aanspraak te kunnen maken op bijzondere bijstand. Dat bij eerdere aanvragen niet naar zo’n bewijsstuk is gevraagd, maakt niet dat de wettelijke identificatieplicht op een later moment niet hoeft te worden nagekomen. Het college vindt de coronamaatregelen geen verschoonbare reden om de wettelijke identificatieplicht niet te handhaven.
Het standpunt van [eiseres]
4. [eiseres] voert aan dat de bestreden besluiten in strijd zijn met geschreven en ongeschreven rechtsregels en algemene rechtsbeginselen. Het college stelt zich ten onrechte op het standpunt dat de opgevraagde informatie niet zou zijn ontvangen, terwijl voor het aanleveren daarvan om een nadere termijn is verzocht. Ook zijn de aanvraagformulieren voor bijzondere bijstand niet verzonden naar het kantooradres van de gemachtigde van
[eiseres] . [eiseres] voert aan dat het niet klopt dat haar identiteit niet bekend zou zijn bij het college, omdat verschillende eerdere aanvragen om bijzondere bijstand steeds werden toegekend. Ook blijkt uit overgelegde toekenningsbrieven dat haar draagkracht al eerder is vastgesteld. Gelet op het bovenstaande lag het op de weg van het college de aanvraag in behandeling te nemen en toe te kennen.
5. Onder een aanvraag wordt verstaan een verzoek van een belanghebbende een besluit te nemen.
6. De aanvrager verschaft de gegevens en bescheiden die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.
7. Het bestuursorgaan kan besluiten de aanvraag niet te behandelen, indien de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn aan te vullen.
8. Het college bepaalt welke gegevens ten behoeve van de verlening van bijstand door de belanghebbende in ieder geval dienen te worden verstrekt en welke bewijsstukken dienen te worden overgelegd, alsmede de wijze en het tijdstip waarop de verstrekking van gegevens plaatsvindt.
Het oordeel van de rechtbank
9. Op grond van vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (de Raad)moet een hersteltermijn als hier aan de orde is, afgestemd zijn op de aard en de omvang van de gevraagde gegevens. De lengte van die termijn dient zodanig te zijn dat een aanvrager in beginsel in staat kan worden geacht alle gevraagde gegevens en bescheiden voor de afloop van de hersteltermijn bij het bestuursorgaan aan te leveren. Uit oogpunt van actieve en adequate informatieverstrekking wordt de aanvrager gewezen op de mogelijkheid om voor de afloop van de hersteltermijn om verlenging van die termijn te vragen ingeval bepaalde gegevens niet in het bezit van de aanvrager zijn en medewerking van derde personen of instanties nodig is om de gevraagde gegevens en bescheiden te verkrijgen.
10. In geschil is of het college op goede gronden [eiseres] heeft tegengeworpen dat zij het aanvraagformulier ‘Aanvraag bijzondere kosten niet-klant’ van de gemeente Amsterdam niet heeft overgelegd. Ter zitting heeft de gemachtigde van het college toegelicht wat er op dit aanvraagformulier ‘Aanvraag bijzondere kosten niet-klant’ van de gemeente Amsterdam staat. Op het aanvraagformulier moet omschreven worden om welke kosten het gaat en het formulier moet worden gedateerd en ondertekend. De rechtbank is van oordeel dat de brieven van 17 maart 2020 en 28 april 2020 aanvragen zijn in de zin van de Awb en daarmee ook de gegevens van het aanvraagformulier zijn verstrekt. In de brieven van 17 maart 2020 en 28 april 2020 staat dat het gaat om een aanvraag om bijzondere bijstand voor de kosten van rechtshulp. Ook zijn de brieven gedateerd en ondertekend. Het is geen redelijke eis van het college om dan nog te verzoeken om die aanvraagformulieren.
11. Met betrekking tot het overleggen van een kopie van een paspoort of identiteitsbewijs overweegt de rechtbank als volgt. In de brieven van 27 mei 2020 wordt een termijn verleend tot en met 10 juni 2020. De primaire besluiten I en II zijn genomen op
9 juni 2020. Het college heeft dus vóór het eindigen van de hersteltermijn de aanvraag buiten behandeling gesteld. Deze handelwijze is in strijd met artikel 4:5, vierde lid, van de Awb. Het college was dan ook niet bevoegd om deze aanvraag met toepassing van artikel 4:5, eerste lid, van de Awb, buiten behandeling te laten.
12. De rechtbank is van oordeel dat het college de aanvragen van [eiseres] onterecht buiten behandeling heeft gesteld. De rechtbank zal de bestreden besluiten daarom vernietigen. Met het oog op de nadere besluitvorming overweegt de rechtbank dat er voor het college aanleiding bestaat de primaire besluiten te herroepen en [eiseres] in verband daarmee een vergoeding toe te kennen van de kosten die zij in verband met de behandeling van het bezwaar heeft moeten maken. Het is aan het college of het reeds bij het te nemen besluit op bezwaar inhoudelijk op de aanvragen beslist of dat die inhoudelijke beslissing bij een nader te nemen primair besluit geschiedt.
13. De beroepen zijn gegrond. [eiseres] krijgt dus gelijk.
14. Omdat de beroepen gegrond zijn, moet het college het door [eiseres] betaalde griffierecht aan haar vergoeden.
15. De rechtbank veroordeelt het college in de door [eiseres] gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.496,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 748,-, met een wegingsfactor 1 en factor 1 voor samenhangende zaken).