ECLI:NL:RBAMS:2021:5073

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 september 2021
Publicatiedatum
14 september 2021
Zaaknummer
AMS 19/6525
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgevingsvergunning voor logiesvoorziening arbeidsmigranten in Aalsmeer

Op 14 september 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, een eigenaar van panden in Aalsmeer, en het college van burgemeester en wethouders van Aalsmeer. De zaak betreft een omgevingsvergunning die is verleend aan [derde belanghebbende 1] voor het realiseren van een logiesvoorziening voor arbeidsmigranten met maximaal 250 bedden. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij zij stelt dat zij als belanghebbende moet worden aangemerkt en dat de vergunning in strijd is met de goede ruimtelijke ordening. De rechtbank oordeelt dat eiseres voldoende belang heeft, omdat zij een zienswijze heeft ingediend, en dat de belangenafweging van verweerder standhoudt. De rechtbank concludeert dat de vergunning niet in strijd is met de goede ruimtelijke ordening en dat de beroepsgronden van eiseres onvoldoende zijn onderbouwd. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard.

De rechtbank overweegt dat de ruimtelijke onderbouwing van verweerder voldoende is en dat de maatregelen om overlast te beperken adequaat zijn. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat de overlast door de logiesvoorziening zodanig zal zijn dat extra voorschriften aan de vergunning verbonden moeten worden. Ook de beroepen op het gelijkheidsbeginsel en het vertrouwensbeginsel worden verworpen, omdat eiseres onvoldoende heeft aangetoond dat haar situatie vergelijkbaar is met die van [derde belanghebbende 1]. De rechtbank concludeert dat verweerder in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken van zijn afwijkingsbevoegdheid en dat het bestreden besluit zorgvuldig tot stand is gekomen. De uitspraak eindigt met de mededeling dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 19/6525

uitspraak van de meervoudige kamer van 14 september 2021 in de zaak tussen

[eiseres] te Aalsmeer, eiseres

(gemachtigde: mr. Th.C. Visser)
en

het college van burgemeester en wethouders van Aalsmeer, verweerder

(gemachtigde: N. Lindeman).
Als derde-belanghebbenden hebben aan het geding deelgenomen:

[derde belanghebbende 1] )

(gemachtigde: mr. W. van Galen)
en

[derde belanghebbende 2] )

(gemachtigde: mr. R.D. van Oevelen)

Procesverloop

Bij besluit van 30 oktober 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder een omgevingsvergunning verleend aan [derde belanghebbende 1] .
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is behandeld op de zitting van 22 juni 2021. Op deze zitting is ook de zaak van [bedrijf 1] . (AMS 19/6781) behandeld. Eiseres is bijgestaan door de gemachtigde mr. J.J. Blok, een kantoorgenoot van haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, vergezeld door [de persoon 1] . [derde belanghebbende 1] is vertegenwoordigd door haar gemachtigde, vergezeld door [de persoon 2] . [derde belanghebbende 2] is vertegenwoordigd door haar gemachtigde, vergezeld door [de persoon 3] en [de persoon 4] .

Overwegingen

Besluitvorming
Eiseres is eigenaar van de panden aan de [adres 1] in Aalsmeer. Eiseres gebruikt deze panden voor het huisvesten van arbeidsmigranten.
Verweerder heeft op 24 augustus 2018 een aanvraag voor een omgevingsvergunning ontvangen van [derde belanghebbende 1] voor het realiseren van een logiesvoorziening, het plaatsen van een terreinafscheiding, het plaatsen van vlaggenmasten, het realiseren van een terreininrichting met parkeerplaatsen en het plaatsen van containers t.b.v. afvalverzameling, op de locatie [adres 2] (voorheen [adres 3] ) in Aalsmeer (het perceel).
Verweerder heeft het bestreden besluit voorbereid met de uitgebreide procedure van paragraaf 3.3 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), omdat verweerder op grond van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 3°, van de Wabo, de omgevingsvergunning heeft verleend.
Verweerder heeft het ontwerp voor de omgevingsvergunning van 10 mei 2019 tot
21 juni 2019 ter inzage gelegd. Eiseres heeft een zienswijze ingediend.
Verweerder heeft met het bestreden besluit de omgevingsvergunning verleend. Volgens verweerder kan worden afgeweken van de voor het perceel geldende bestemmingsplannen “Green Park Aalsmeer deelgebieden 9 en 10 van de gemeente Aalsmeer”, “N201-zone” inclusief de eerste herziening daarvan en het bestemmingsplan “Royal FloraHolland Centrum, Oost en OLV” (de bestemmingsplannen). Het perceel is volgens deze bestemmingsplannen deels bestemd voor “Woondoeleinden”, deels voor “Uit te werken bedrijfsdoeleinden” en deels voor “Groen”. De bouwplannen wijken af van de bestemmingsplannen door het gebruik als logiesvoorziening en het overschrijden van de bouwregels, waaronder de toegestane goot- en bouwhoogte. Volgens verweerder blijkt uit de ruimtelijke onderbouwing dat de bouwplannen niet in strijd zijn met een goede ruimtelijke ordening.
[derde belanghebbende 1] is van plan de logiesvoorziening na realisatie over te dragen aan [derde belanghebbende 2] , die de logiesvoorziening wil gaan gebruiken voor het huisvesten van arbeidsmigranten die maximaal zes maanden in de logiesvoorziening verblijven (short stay).
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal eerst de ontvankelijkheid van het beroep van eiseres behandelen en daarna de inhoudelijke beroepsgronden.
Ontvankelijkheid van het beroep
Verweerder en [derde belanghebbende 1] stellen zich op het standpunt dat eiseres geen belanghebbende is in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), aangezien eiseres op een te grote afstand is gevestigd van het perceel.
Naar aanleiding van het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 14 januari 2021 (Stichting Varkens in Nood) [1] , heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) in haar uitspraak van 4 mei 2021 bepaald, dat aan degene die bij een besluit geen belanghebbende is in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb, maar die tegen het ontwerpbesluit op basis van de hem in het nationale omgevingsrecht gegeven mogelijkheid wel een zienswijze heeft ingediend, in beroep niet zal worden tegengeworpen dat hij geen belanghebbende is. [2] De Afdeling verwijst voor de toepasselijke gevallen onder meer naar artikel 3.12, vijfde lid, van de Wabo, op basis van welk artikel eiseres haar zienswijze had ingediend. Omdat eiseres een zienswijze heeft ingediend, is haar beroep alleen al om deze reden ontvankelijk.
10. Verweerder en [derde belanghebbende 1] hebben verder aangevoerd dat het beroep van eiseres niet-ontvankelijk is, omdat eiseres in strijd met artikel 1:6, tweede lid, van de Crisis- en herstelwet (Chw) de gronden van het beroep heeft aangevoerd na het verstrijken van de beroepstermijn.
10. Eiseres heeft tijdig beroep ingesteld. De rechtbank heeft bij brief van 9 december 2019, nog binnen de lopende beroepstermijn, aan eiseres de mogelijkheid geboden de gronden van het beroep binnen vier weken mee te delen. Eiseres heeft de gronden van het beroep op 2 januari 2020 aangevuld. Omdat de rechtbank aan eiseres deze mogelijkheid heeft geboden, heeft eiseres de gronden van het beroep tijdig aangevuld en is het beroep ontvankelijk.
Behandeling van de beroepsgronden
Goede ruimtelijke ordening
12. In de ruimtelijke onderbouwing verwijst verweerder naar de structuurvisie Green Park Aalsmeer 2016 (de structuurvisie). In de structuurvisie is opgenomen dat behoefte is aan meerdere logiesvoorzieningen voor arbeidsmigranten met een omvang van circa 200 tot 250 bedden, voor arbeidsmigranten die kort in Aalsmeer en de directe regio verblijven. Het perceel waarop het bestreden besluit ziet is in de structuurvisie aangewezen als een geschikte locatie voor een logiesvoorziening zoals [derde belanghebbende 1] die op het perceel wil realiseren. Ook twee andere locaties zijn in de structuurvisie aangewezen als geschikte locatie.
12. Eiseres voert over de vraag of het project in strijd is met een goede ruimtelijke ordening aan dat het huisvesten van arbeidsmigranten op één plaats omstreden is en ongewenst. In de huidige situatie zijn de arbeidsmigranten verspreid over Aalsmeer, waaronder bij eiseres. Concentratie van de arbeidsmigranten op één plek, zoals het bestreden besluit beoogt, zal zorgen voor overlast, aldus eiseres.
12. Verweerder heeft onderbouwd welke maatregelen worden getroffen om eventuele overlast te beperken of tegen te gaan. Verweerder heeft in paragraaf 2.2.4 van de ruimtelijke onderbouwing uiteengezet dat eventuele overlast en calamiteiten 24 uur per dag, 7 dagen per week, gemeld kunnen worden bij [derde belanghebbende 2] . Ook zal een beveiligingsbedrijf dagelijks 1 of 2 keer een inspectieronde doen. In de Nota van beantwoording zienswijzen voegt verweerder daaraan toe dat [derde belanghebbende 2] strenge huisregels zal hanteren en handhavend zal optreden indien bewoners zich niet aan de regels houden. [3]
15. De rechtbank overweegt dat (eventuele) overlast van de bewoners van de logiesvoorziening een kwestie van handhaving van de openbare orde vormt. Eiseres onderbouwt onvoldoende welke overlast zij verwacht te ondervinden door de logiesvoorziening. Daarnaast onderbouwt eiseres onvoldoende waarom de maatregelen die verweerder naar voren heeft gebracht, niet afdoende zouden zijn om eventuele overlast te voorkomen. Niet aannemelijk is dat de overlast door de logiesvoorziening zodanig zal zijn dat daarom uit het oogpunt van goede ruimtelijke ordening (extra) voorschriften aan de omgevingsvergunning hadden moeten worden verbonden dan wel dat de vergunning in strijd met een goede ruimtelijke ordening moet worden geacht. Deze beroepsgrond slaagt dus niet.
Belangenafweging
15. Verweerder heeft in de ruimtelijke onderbouwing uiteengezet hoe de belangen van andere ondernemers, waaronder die van eiseres, bij het nemen van het bestreden besluit zijn meegewogen. Die belangenafweging is vergelijkbaar met die in de zaak over het zogenoemde [bedrijf 2] op het perceel [adres 4] te Aalsmeer. Op 9 september 2020 heeft de Afdeling in hoger beroep uitspraak gedaan over de omgevingsvergunning voor het [bedrijf 2] . [4] Aan deze omgevingsvergunning lag dezelfde structuurvisie ten grondslag als die ten grondslag ligt aan het bestreden besluit. In de procedure over het [bedrijf 2] werd ook aangevoerd dat onvoldoende rekening was gehouden met haar belangen en die van omliggende bedrijven. De Afdeling concludeerde in die zaak dat verweerder aan het belang van een goede huisvesting van arbeidsmigranten meer gewicht mocht toekennen dan aan de door de appelante aangevoerde belangen.
17. Naar het oordeel van de rechtbank geldt deze conclusie onverminderd in deze zaak. Eiseres maakt niet concreet waarin de belangenafweging in deze zaak verschilt van die in de zaak van het [bedrijf 2] en geeft niet aan waarom het oordeel van de Afdeling over de belangenafweging in dit geval volgens haar geen stand kan houden. De beroepsgrond verwerpt de rechtbank daarom.

Beginselen van behoorlijk bestuur

18. Eiseres beroept zich voorts op het gelijkheidsbeginsel en het vertrouwensbeginsel. Zij wijst erop dat zij zelf arbeidsmigranten huisvest en dat verweerder een handhavingsbesluit heeft genomen, omdat huisvesting van arbeidsmigranten bij eiseres in strijd is met het bestemmingsplan. Een aanvraag van eiseres voor een omgevingsvergunning voor het gebruik van haar pand voor de huisvesting van arbeidsmigranten, heeft verweerder afgewezen. Dit, terwijl verweerder het huisvesten van arbeidsmigranten in het bestreden besluit wel toestaat. Eiseres huisvest bovendien al 41 jaar arbeidsmigranten op haar locatie. Verweerder was daarvan op de hoogte. Eiseres mocht er op vertrouwen dat verweerder het gebruik van haar pand voor de huisvesting van arbeidsmigranten toestond. Het bestreden besluit is in strijd met hetgeen eiseres mocht verwachten.
18. De rechtbank oordeelt hierover als volgt. Eiseres onderbouwt haar beroep op het gelijkheidsbeginsel en het vertrouwensbeginsel onvoldoende. Daarbij komt dat een beroep op het gelijkheidsbeginsel of het vertrouwensbeginsel er niet per definitie toe moet leiden dat een vergunning die aan een ander is verstrekt, moet worden vernietigd. [5] Daarom slaagt ook deze beroepsgrond niet. Bovendien is de rechtbank van oordeel dat in dit geval geen sprake is van rechtens gelijke gevallen. Verweerder heeft toegelicht dat voor het perceel van eiseres een ander bestemmingsplan en een andere bestemming geldt. Verder is er in de situatie bij eiseres sprake van langdurige huisvesting/wonen, terwijl in het bestreden besluit sprake is van verblijf van maximaal zes maanden. Ook gaat het in het bestreden besluit om een nieuw te bouwen pand in het woonlint, terwijl het pand van eiseres waarin zij arbeidsmigranten huisvest, zich achter het woonlint bevindt.
20. Eiseres doet ook een beroep op het verbod van détourmement de pouvoir, op het evenredigheidsbeginsel, het zorgvuldigheidsbeginsel en op het beginsel van fair play. Eiseres stelt dat verweerder handelt voor eigen gewin. Eiseres stelt dat zij, en alle andere ondernemers, aanzienlijk in hun belangen worden geschaad. Door die belangen onvoldoende mee te wegen, is het bestreden besluit volgens eiseres niet zorgvuldig tot stand gekomen. Ook is het bestreden besluit inconsistent, aldus eiseres.
20. De rechtbank is van oordeel dat eiseres het beroep op deze algemene beginselen van behoorlijk bestuur onvoldoende onderbouwt. Zo onderbouwt zij in het kader van haar beroep op het verbod van détourmement de pouvoir niet welk ander doel verweerder voor ogen zou hebben bij het nemen van het bestreden besluit. Voor zover het perceel in eigendom van verweerder is (geweest), is dat onvoldoende reden om aan te nemen dat verweerder zich schuldig maakt aan détournement de pouvoir. Ook onderbouwt eiseres niet op welke onderdelen het bestreden besluit inconsistent is. Dit beroep slaagt daarom evenmin.
20. Gelet op het voorgaande, is de rechtbank van oordeel dat verweerder - na afweging van de betrokken belangen - in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken van de afwijkingsbevoegdheid en de omgevingsvergunning heeft kunnen verlenen.
20. Het beroep is ongegrond. Voor een vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling is daarom geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.W.J. Harten, voorzitter, en mr. T.L. Fernig-Rocour en mr. S.D. Arnold, leden, in aanwezigheid van mr. C. Pasteuning, griffier.
griffier
voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de Afdeling worden verzocht om een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.ECLI:EU:C:2021:7
3.Nota van beantwoording, antwoord 1 bij zienswijze 1, op pagina 3.
5.Vergelijk bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 31 oktober 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3544.