Eiseres is eigenaar van de panden aan de [adres 1] in Aalsmeer. Eiseres gebruikt deze panden voor het huisvesten van arbeidsmigranten.
Verweerder heeft op 24 augustus 2018 een aanvraag voor een omgevingsvergunning ontvangen van [derde belanghebbende 1] voor het realiseren van een logiesvoorziening, het plaatsen van een terreinafscheiding, het plaatsen van vlaggenmasten, het realiseren van een terreininrichting met parkeerplaatsen en het plaatsen van containers t.b.v. afvalverzameling, op de locatie [adres 2] (voorheen [adres 3] ) in Aalsmeer (het perceel).
Verweerder heeft het bestreden besluit voorbereid met de uitgebreide procedure van paragraaf 3.3 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), omdat verweerder op grond van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 3°, van de Wabo, de omgevingsvergunning heeft verleend.
Verweerder heeft het ontwerp voor de omgevingsvergunning van 10 mei 2019 tot
21 juni 2019 ter inzage gelegd. Eiseres heeft een zienswijze ingediend.
Verweerder heeft met het bestreden besluit de omgevingsvergunning verleend. Volgens verweerder kan worden afgeweken van de voor het perceel geldende bestemmingsplannen “Green Park Aalsmeer deelgebieden 9 en 10 van de gemeente Aalsmeer”, “N201-zone” inclusief de eerste herziening daarvan en het bestemmingsplan “Royal FloraHolland Centrum, Oost en OLV” (de bestemmingsplannen). Het perceel is volgens deze bestemmingsplannen deels bestemd voor “Woondoeleinden”, deels voor “Uit te werken bedrijfsdoeleinden” en deels voor “Groen”. De bouwplannen wijken af van de bestemmingsplannen door het gebruik als logiesvoorziening en het overschrijden van de bouwregels, waaronder de toegestane goot- en bouwhoogte. Volgens verweerder blijkt uit de ruimtelijke onderbouwing dat de bouwplannen niet in strijd zijn met een goede ruimtelijke ordening.
[derde belanghebbende 1] is van plan de logiesvoorziening na realisatie over te dragen aan [derde belanghebbende 2] , die de logiesvoorziening wil gaan gebruiken voor het huisvesten van arbeidsmigranten die maximaal zes maanden in de logiesvoorziening verblijven (short stay).
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal eerst de ontvankelijkheid van het beroep van eiseres behandelen en daarna de inhoudelijke beroepsgronden.
Ontvankelijkheid van het beroep
Verweerder en [derde belanghebbende 1] stellen zich op het standpunt dat eiseres geen belanghebbende is in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), aangezien eiseres op een te grote afstand is gevestigd van het perceel.
Naar aanleiding van het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 14 januari 2021 (Stichting Varkens in Nood), heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) in haar uitspraak van 4 mei 2021 bepaald, dat aan degene die bij een besluit geen belanghebbende is in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb, maar die tegen het ontwerpbesluit op basis van de hem in het nationale omgevingsrecht gegeven mogelijkheid wel een zienswijze heeft ingediend, in beroep niet zal worden tegengeworpen dat hij geen belanghebbende is.De Afdeling verwijst voor de toepasselijke gevallen onder meer naar artikel 3.12, vijfde lid, van de Wabo, op basis van welk artikel eiseres haar zienswijze had ingediend. Omdat eiseres een zienswijze heeft ingediend, is haar beroep alleen al om deze reden ontvankelijk.
12. In de ruimtelijke onderbouwing verwijst verweerder naar de structuurvisie Green Park Aalsmeer 2016 (de structuurvisie). In de structuurvisie is opgenomen dat behoefte is aan meerdere logiesvoorzieningen voor arbeidsmigranten met een omvang van circa 200 tot 250 bedden, voor arbeidsmigranten die kort in Aalsmeer en de directe regio verblijven. Het perceel waarop het bestreden besluit ziet is in de structuurvisie aangewezen als een geschikte locatie voor een logiesvoorziening zoals [derde belanghebbende 1] die op het perceel wil realiseren. Ook twee andere locaties zijn in de structuurvisie aangewezen als geschikte locatie.
12. Eiseres voert over de vraag of het project in strijd is met een goede ruimtelijke ordening aan dat het huisvesten van arbeidsmigranten op één plaats omstreden is en ongewenst. In de huidige situatie zijn de arbeidsmigranten verspreid over Aalsmeer, waaronder bij eiseres. Concentratie van de arbeidsmigranten op één plek, zoals het bestreden besluit beoogt, zal zorgen voor overlast, aldus eiseres.
12. Verweerder heeft onderbouwd welke maatregelen worden getroffen om eventuele overlast te beperken of tegen te gaan. Verweerder heeft in paragraaf 2.2.4 van de ruimtelijke onderbouwing uiteengezet dat eventuele overlast en calamiteiten 24 uur per dag, 7 dagen per week, gemeld kunnen worden bij [derde belanghebbende 2] . Ook zal een beveiligingsbedrijf dagelijks 1 of 2 keer een inspectieronde doen. In de Nota van beantwoording zienswijzen voegt verweerder daaraan toe dat [derde belanghebbende 2] strenge huisregels zal hanteren en handhavend zal optreden indien bewoners zich niet aan de regels houden.
20. Eiseres doet ook een beroep op het verbod van détourmement de pouvoir, op het evenredigheidsbeginsel, het zorgvuldigheidsbeginsel en op het beginsel van fair play. Eiseres stelt dat verweerder handelt voor eigen gewin. Eiseres stelt dat zij, en alle andere ondernemers, aanzienlijk in hun belangen worden geschaad. Door die belangen onvoldoende mee te wegen, is het bestreden besluit volgens eiseres niet zorgvuldig tot stand gekomen. Ook is het bestreden besluit inconsistent, aldus eiseres.
20. De rechtbank is van oordeel dat eiseres het beroep op deze algemene beginselen van behoorlijk bestuur onvoldoende onderbouwt. Zo onderbouwt zij in het kader van haar beroep op het verbod van détourmement de pouvoir niet welk ander doel verweerder voor ogen zou hebben bij het nemen van het bestreden besluit. Voor zover het perceel in eigendom van verweerder is (geweest), is dat onvoldoende reden om aan te nemen dat verweerder zich schuldig maakt aan détournement de pouvoir. Ook onderbouwt eiseres niet op welke onderdelen het bestreden besluit inconsistent is. Dit beroep slaagt daarom evenmin.
20. Gelet op het voorgaande, is de rechtbank van oordeel dat verweerder - na afweging van de betrokken belangen - in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken van de afwijkingsbevoegdheid en de omgevingsvergunning heeft kunnen verlenen.
20. Het beroep is ongegrond. Voor een vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling is daarom geen aanleiding.