ECLI:NL:RBAMS:2021:5006

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 september 2021
Publicatiedatum
9 september 2021
Zaaknummer
AWB - 21 _ 4038, 40.39 en 4040
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op Wob-verzoeken door het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigden L. Hamming en M.E. Piek – van der Spek, beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit op drie verzoeken om informatie op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). De verzoeken betroffen informatie over GPS- en temperatuurdata van veetransporten, het klimaat in varkensstallen en de temperatuur in pluimveelstallen. Eiseres heeft haar verzoeken op 2 en 12 maart 2021 ingediend, maar het ministerie heeft niet tijdig gereageerd. Eiseres heeft het ministerie in gebreke gesteld en is op 14 juni 2021 in beroep gegaan.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn in alle zaken is overschreden en dat eiseres het ministerie na deze termijn in gebreke heeft gesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is, omdat het ministerie niet binnen de wettelijke termijn heeft beslist. De rechtbank draagt het ministerie op om binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit bekend te maken. Tevens wordt een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank heeft ook de proceskosten van eiseres vastgesteld op € 374,- en het betaalde griffierecht van € 1.080,- aan eiseres toegewezen.

De uitspraak is openbaar gedaan door rechter M.M.L.A.T. Doll, in aanwezigheid van griffier N. van der Kroft. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden gedaan.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 21/4038, 21/4039 en 21/4040

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres,

(gemachtigde: L. Hamming)
en

het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder

(gemachtigde: M.E. Piek – van der Spek).

Procesverloop

Eiseres heeft door middel van afzonderlijke brieven van 10 juni 2021, door de rechtbank ontvangen op 14 juni 2021, beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op een drietal verzoeken om informatie op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob).
Verweerder heeft verweerschriften ingediend.
Eiseres heeft gereageerd op de verweerschriften.

Overwegingen

1. Gezien de samenhang van de beroepen zal de rechtbank deze gezamenlijk behandelen.
2. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
3. Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld. [1] Het beroepschrift kan worden ingediend als het bestuursorgaan niet tijdig een besluit heeft genomen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen. [2] ’;
4. Eiseres heeft per email op 2 maart 2021een wob verzoek ingediend en per email op
12 maart 2021 twee Wob-verzoeken ingediend. De Wob verzoeken betreffen respectievelijk, kortgezegd; een verzoek om informatie over GPS- en temperatuurdata van veetransporten (zaaknummer 21/4038), een verzoek om informatie over het klimaat in varkensstallen (zaaknummer 21/4039) en een verzoek om informatie over de temperatuur in pluimveelstallen (zaaknummer 21/4040). De rechtbank overweegt dat verweerder binnen vier weken op een Wob-verzoek moet beslissen, [3] tenzij verweerder binnen die termijn aangeeft dat meer tijd nodig is om te beslissen op het verzoek. In dat geval kan de termijn met vier weken worden verlengd. [4] Verweerder heeft per email van respectievelijk 7 april 2021 en 29 maart 2021 de ontvangst van de verzoeken op respectievelijk 2 maart 2021 en 12 maart 2021 bevestigd. In deze e-mails heeft verweerder de behandeltermijn van alle verzoeken met vier weken verlengd. Dat betekent dat verweerder in beginsel uiterlijk op 27 april 2021 respectievelijk 7 mei 2021 op de verzoeken had moeten reageren. Verweerder heeft dat niet gedaan. Door middel van drie afzonderlijke e-mails verzonden op 17 mei 2021 heeft eiseres verweerder in gebreke gesteld. Vervolgens is eiseres op 14 juni 2021 in beroep gegaan wegens het niet tijdig beslissen op haar aanvragen.
2. De rechtbank stelt met partijen vast dat de beslistermijn in alle zaken is overschreden. De rechtbank stelt verder vast dat eiseres verweerder na die beslistermijn in gebreke heeft gesteld en meer dan twee weken daarna in beroep is gegaan.
5. Het beroep is dus gegrond.
6. Als het beroep gegrond is en er nog geen besluit is bekendgemaakt, draagt de rechtbank het bestuursorgaan op om binnen twee weken na de dag waarop de uitspraak wordt verzonden alsnog een besluit bekend te maken. Alleen in bijzondere gevallen kan de rechtbank een andere termijn bepalen. [5] In de verweerschriften van 8 juli 2021 respectievelijk 15 juli 2021 heeft verweerder verklaard dat dat de verzoeken in behandeling zijn en de verzamelde documenten worden beoordeeld. Verweerder heeft verder verklaard dat de behandeling van het verzoek meer tijd in beslag neemt dan aanvankelijk werd verwacht. Bij het nemen van een besluit zijn tevens derde belanghebbenden betrokken, aan wie zienswijzen moeten worden gevraagd. Teneinde tot een zorgvuldige besluitvorming te komen heeft verweerder verzocht om een nadere termijn van acht weken vast te stellen, onder verwijzing naar jurisprudentie omtrent de afwegingsruimte tussen een snelle beslissing en een zorgvuldige beslissing. [6] De rechtbank is in dit geval van oordeel dat een nadere termijn van acht weken onnodig lang is. Daarbij neemt de rechtbank in overweging dat nadere afstemming tussen partijen heeft plaatsgevonden en het verzoek daarbij is ingeperkt. Verder neemt de rechtbank in overweging dat verweerder inmiddels meer dan vijf maanden de tijd heeft gehad om op het verzoek te beslissen. Na het indienen van de verweerschriften van 8 en 15 juli zijn inmiddels een aantal weken verstreken, waarin verweerder de gelegenheid heeft gehad vaart te maken met het afronden van de procedure. Daarom is de rechtbank van oordeel dat er geen sprake is van bijzondere omstandigheden, waarbij een langere termijn op zijn plaats is. Het voorgaande betekent dat verweerder uiterlijk binnen twee weken na de dag waarop de uitspraak wordt verzonden alsnog een besluit moet nemen.
7. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan het verzoek van verweerder tegenmoet te komen door geen dwangsom aan de nader opgelegde termijn te verbinden. Een dwangsom is immers een effectieve prikkel om het besluit binnen de gestelde termijn alsnog bekend te maken. De rechtbank bepaalt daarom met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb en in overeenstemming met het landelijke beleid (gepubliceerd op www.rechtspraak.nl) dat verweerder een dwangsom van € 100,- verschuldigd is voor elke dag waarmee de hiervoor genoemde termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-.
8. De rechtbank heeft gemachtigde van eiseres verzocht om haar status van professioneel gemachtigde te onderbouwen. Gemachtigde heeft hierop gereageerd met een onderbouwing. De rechtbank is van oordeel dat gemachtigde hiermee voldoende haar status van professioneel gemachtigde heeft aangetoond. De rechtbank veroordeelt verweerder daarom in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 374,- (1 punt voor het indienen van het beroepsschrift met een waarde per punt van € 748,-, en een wegingsfactor 0,5). De rechtbank is van oordeel dat deze zaak van licht gewicht is, omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • draagt verweerder op binnen
  • bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100,- verbeurt voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,‑;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van drie maal € 360,- ( in totaal € 1.080-) aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 374,-
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M.L.A.T. Doll, rechter, in aanwezigheid van
mr. N. van der Kroft, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij deze rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb.
2.Artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
3.Artikel 6, eerste lid, van de Wob.
4.Artikel 6, tweede lid, van de Wob.
5.Artikel 8:55d, eerste en derde lid, van de Awb
6.Verwijzing naar een uitspraak van de Afdeling van de Raad van State van 8 juli 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1560.