Uitspraak
Rechtbank AMSTErDAM
1.De procedure
2.Het verzoek
- Alhoewel verhuurder [naam 1] kwalificeert als “kleine MKB-ondernemer” in de zin van artikel 374 lid 2 Fw, stelt hij zichzelf ten opzichte van die schuldeisers van verzoekster achter, door in het kader van dit akkoord te rangschikken als “gewoon concurrent schuldeiser” in de klasse Concurrent I;
- Verhuurder [naam 1] accepteert een huurkorting van 50% zolang dit noodzakelijk is;
- Aan de schuldeiser gemeente Amsterdam (belastingen), klasse Concurrent I, is verzocht om haar voorlopige aanslag toeristenbelasting over 2021 in te trekken aangezien i) de onderneming op dit moment in winterslaap is en ii) de definitieve aanslag toeristenbelasting over 2021 eerst na afloop van dit jaar kan worden opgemaakt en verschuldigd wordt;
- Aan schuldeisers Booking.com en Expedia.com wordt verzocht na uitvoering van het akkoord de locaties van verzoekster weer beschikbaar te maken voor boekingen op de door Booking.com en Expedia.com gedreven platforms;
- Aan de schuldeiser Beheer van vaste activa Amsterdam wordt aanvullend verzocht om een huurkorting van 50% te accepteren zolang dit noodzakelijk is.
de rechten van werknemers in dienst van de schuldenaar die voortvloeien uit arbeidsovereenkomsten”.De wet – en de Memorie van Toelichting – heeft het alleen over werknemers, niet over óók (vorderingsrechten van) pensioenfondsen. Het werknemersbegrip moet naar de mening van verzoekster dan ook langs die enge lijn worden uitgelegd: te weten als sec de rechten van werknemers jegens de schuldenaar als werkgever. Die rechten kunnen onder de WHOA niet worden gewijzigd. De WHOA bevat geen regeling tot opzegging van arbeidsovereenkomsten en de (loon)vorderingen van werknemers kunnen – krachtens wetsduiding – niet in een onderhands akkoord worden betrokken.
3.Verzoek tot afwijzing Pensioenfonds
in verband met de dienstbetrekking aan derden is verschuldigd’. Ook de Centrale Raad van Beroep (CRvB, 5 september 2012, PJ 2012/182)) heeft geoordeeld dat de werkgever gehouden is de pensioenpremie voor de werknemer als deelnemer te voldoen, hetgeen volgt uit artikel 4 Wet Bpf 2000, in samenhang met de statuten en het toepasselijke pensioenreglement van [naam stichting] .
Dit betreft immers geen rechten van de werknemers en deze worden er als uitgangspunt ook niet door aangetast’.
voor de nakoming van een beding als bedoeld in lid 3 mag de werkgever de daartoe nodige bedragen op het loon van de werknemer inhouden; hij is alsdan verplicht deze bedragen overeenkomstig het bedingten behoevevan de werknemer te voldoen”.
4.De beoordeling
Wet Continuïteit Ondernemingen I(WCO I) van 3 mei 2021 lijkt de Pensioenfederatie op dit standpunt terug te komen en is zij van mening dat deze pensioenpremievorderingen volgen uit de ‘rechten van werknemers die volgen uit de arbeidsovereenkomst’ zoals genoemd in artikel 369 lid 4 Fw.
rechtspositie van werknemers(onderstreping rechtbank) kan niet worden gewijzigd door een akkoord en blijft dus geborgd
rechtspositie van de werknemersin dienst van de onderneming die het akkoord aanbiedt, wordt gewijzigd. Immers, de rechten die de werknemers hebben jegens de schuldenaar/werkgever en ten opzichte van [naam stichting] uit hoofde van hun pensioenaanspraken wijzigen niet. Maar dat mogelijkerwijs sprake is van een (indirecte) wijziging van de (toekomstige) rechten van werknemers nu de werkgever niet de volledige pensioenpremie voldoet waartoe hij conform de arbeidsovereenkomst is gehouden, valt niet uit te sluiten. Gelet op het principe ‘geen premie, wel recht’ is echter niet vast te stellen of de rechten van de individuele werknemer worden geraakt, indien verzoekster geen afdracht doet van de premie die zij heeft ingehouden op het loon van haar werknemer aan [naam stichting] . Hierbij geldt bovendien dat [naam stichting] niet eenvoudig tot pensioenkorting kan overgaan.
5.De beslissing
12 augustus 2021in te dienen;
mr. V.G.T. van Emstede, rechters en in aanwezigheid van F.T.M. Bruning, griffier, in het openbaar uitgesproken op 5 augustus 2021.