ECLI:NL:RBAMS:2021:4716

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 juli 2021
Publicatiedatum
2 september 2021
Zaaknummer
13/011719-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlaten plaats van ongeval en betrokkenheid bij verkeersongeval

In deze strafzaak, behandeld door de politierechter van de Rechtbank Amsterdam, is de verdachte beschuldigd van het verlaten van de plaats van een verkeersongeval dat op 19 december 2017 te Amsterdam plaatsvond. De verdachte betwistte zijn betrokkenheid bij het ongeval, maar de politierechter oordeelde dat de alternatieve lezing van de verdachte niet aannemelijk was. De zaak kwam aan het licht na een aangifte van de benadeelde partij, die letsel en schade had opgelopen door het ongeval. De verdachte werd opgeroepen voor de zitting op 5 juli 2021, waar zowel de officier van justitie als de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De officier van justitie eiste een veroordeling, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak op basis van onvoldoende bewijs. De politierechter concludeerde dat de verdachte wel degelijk betrokken was bij het ongeval en dat hij de plaats van het ongeval had verlaten zonder zijn gegevens achter te laten. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 20 uur, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien hij deze taakstraf niet naar behoren zou verrichten. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat de schade niet rechtstreeks was veroorzaakt door het bewezenverklaarde feit. De uitspraak werd gedaan op 19 juli 2021.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/011719-19
Datum uitspraak: 19 juli 2021
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, van de politierechter, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1995,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 5 juli 2021. De verdachte was daarbij aanwezig.
De politierechter heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. M. Pieplenbosch, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. S.J. van Galen, en de benadeelde partij [benadeelde partij] , bijgestaan door [medewerker Slachtofferhulp Nederland] van Slachtofferhulp Nederland, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij
op of omstreeks 19 december 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, als degene die al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig betrokken was geweest bij een verkeersongeval dat had plaatsgevonden op de Delflandlaan , de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten [benadeelde partij] ) letsel en/of schade was toegebracht;
( art 7 lid 1 ahf/ond a Wegenverkeerswet 1994 )

3.Procesgang

Het openbaar ministerie heeft aanvankelijk de zaak tegen verdachte geseponeerd. Aangever heeft op de voet van artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering tegen die beslissing beklag gedaan bij het gerechtshof Amsterdam. Bij beschikking van 18 december 2019 heeft het gerechtshof de officier van justitie bevolen de verdachte ter zake van het feit waarop het beklag betrekking heeft te vervolgen.
De officier van justitie heeft de verdachte gedagvaard tegen de zitting van 31 maart 2021. De zaak is toen, zonder dat een inhoudelijke behandeling heeft plaatsgevonden, aangehouden tot de zitting van 5 juli 2021. De zaak is op die zitting inhoudelijk behandeld.

4.Bewijsoverwegingen

4.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert veroordeling van de verdachte.
De officier van justitie heeft daartoe aangevoerd dat uit de aangifte de betrokkenheid van het voertuig en van verdachte blijkt. De beschrijving van de bestuurder door aangever klopt ook met het uiterlijk van verdachte.
Het verweer van verdachte dat hij en het voertuig zich ten tijde van de aanrijding in Frankrijk bevonden moet worden verworpen. De garagehouder waar het voertuig zou hebben gestaan was niet in staat details van het voertuig te geven en uit de naar aanleiding van de artikel 12 Sv procedure opgevraagde gegevens blijkt dat het voertuig op 13 december 2017 in Nederland is gekeurd. Het kan dan niet in Frankrijk zijn geweest.
Eerst ter zitting komt de verdachte met het verhaal dat het voertuig illegaal zou zijn goedgekeurd, zonder dat het feitelijk in Nederland was tijdens de keuring. Die verklaring is ongeloofwaardig.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdachte moet worden vrijgesproken. Er is weliswaar wettig bewijs, maar dat bewijs is niet overtuigend in het licht van de door verdachte overgelegde stukken. Verdachte heeft een factuur overgelegd waarop is vermeld dat het voertuig zich ten tijde van de aanrijding in Frankrijk bevond en dat wordt bevestigd door de garagehouder. Daaraan doet niet af dat de garagehouder zich geen details van het voertuig kan herinneren.
Het klopt dat de auto op 13 december 2017 is goedgekeurd, maar daarvoor is niet strikt noodzakelijk dat de auto in Nederland was. Er wordt regelmatig gesjoemeld met de APK keuring, zoals uit het overgelegde persbericht blijkt. Ook heeft verdachte foto’s getoond die op 19 december 2017 met zijn telefoon in Frankrijk zijn gemaakt. In de foto’s is met behulp van de app Snapchat de plaats waar de foto’s zijn gemaakt ( [plaats] ) opgenomen. Dat alles maakt dat er voldoende aanleiding is te twijfelen of de verdachte en zijn voertuig op 19 december 2017 in Nederland waren, zodat vrijspraak moet volgen.
4.3.
Het oordeel van de politierechter
4.3.1.
Aan de bewijsmiddelen [1] ontleent de politierechter het volgende:
Aangever [benadeelde partij] , heeft op 6 februari 2018 aangifte gedaan [2] . Hij heeft, zakelijk weergegeven, verklaard dat hij op 19 december 2017 is aangereden op de Delftlandlaan , op de rotonde met de Schipluidenlaan , te Amsterdam, door een zwarte Renault type Megane of Clio kenteken [kenteken] . De bestuurder is uitgestapt en heeft aan [benadeelde partij] gevraagd of het goed ging. Nadat [benadeelde partij] dat had bevestigd is de bestuurder weer ingestapt en is, zonder zijn gegevens achter te laten, weggereden.
[benadeelde partij] heeft van de bestuurder een signalement gegeven dat luidt:
- Man;
- Tussen de 20 en 30 jaar oud;
- Tussen de 180 en 190 centimeter;
- Donkergetinte huidskleur;
- Kort zwart haar;
- Dun postuur;
- Sik;
Verdachte heeft verklaard dat het voertuig - een donker blauwe/zwarte Renault- aan hem toebehoorde, dat het kenteken in die tijd op zijn naam stond en dat hij toen de enige bestuurder van dat voertuig was [3] .
Aangever is op 19 december 2017 medisch onderzocht door [arts] , van de afdeling chirurgie van het OLVG. De diagnose luidt: LET, contusie schouder rechts. [4]
Het Landelijk informatiecentrum Voertuigcriminaliteit [5] heeft verklaard:
Het voertuig voorzien van het kenteken [kenteken] is op 13 december 2017 om 12.29 uur APK goedgekeurd bij: [ garagebedrijf 1] [adres]
Aan de fiets van aangever is schade ontstaan. [6]
4.3.2.
Nadere bewijsoverweging
Door de politie gehoord heeft verdachte verklaard dat hij en de Renault Megane zich ten tijde van het ongeval niet in Nederland bevonden. De auto zou met panne in Frankrijk hebben gestaan bij een garagebedrijf. Ter onderbouwing van zijn verklaring heeft de verdachte een bonnetje van een Frans garagebedrijf overgelegd. Op dat bonnetje staan twee stempels van [garagebedrijf 2] te [plaats] (Frankrijk), en zijn de naam van verdachte en het kenteken [kenteken] vermeld.
Verder vermeldt de bon de tekst:
Reparationt Moteur
Lavoiture est restte du 08/12/2017 au 24/12/2017
Mandeure eT Piece 520 €
TVA 102€
De betreffende garagehouder is door de politie telefonisch gehoord. Hij bevestigde dat een Nederlands voertuig in de betreffende periode voor de deur van de garage zou zijn geparkeerd, maar kon geen details als merk, kleur of kenteken van het voertuig opgeven.
Daarnaast heeft de verdachte per email enige foto’s overgelegd waarvan hij stelt dat deze met zijn telefoontoestel, door hem zijn genomen in [plaats] , op 19 december 2017.
Om tot een bewezenverklaring te komen moet worden bewezen dat de verdachte met het voertuig op 19 december 2017 in Amsterdam bij een ongeval betrokken was en daar de plaats van het ongeval heeft verlaten.
De verklaring van aangever (inclusief de beschrijving van de bestuurder die na het ongeval wegreed) gevoegd bij de letsel- en schadegegevens uit het dossier en de verklaring van verdachte dat het voertuig met dat kenteken zijn voertuig was en dat hij de enige bestuurder daarvan was, zijn in beginsel voldoende om tot dat bewijs te komen.
Dat is anders als de alternatieve lezing van verdachte aannemelijk is dat hij met zijn voertuig ten tijde van het ongeval in Frankrijk was.
De politierechter hecht geen geloof aan de verklaring van verdachte dat het voertuig ten tijde van de aanrijding in Frankrijk was. Daartoe overweegt de politierechter als volgt.
De lezing van verdachte vindt steun in het bonnetje van [garagebedrijf 2] . Daarop staat immers vermeld dat de auto van 8 tot en met 24 december 2017 in Frankrijk was.
De politierechter twijfelt echter aan de betrouwbaarheid van die bon.
Het door verdachte overgelegde bonnetje van [garagebedrijf 2] lijkt, zoals de politie al heeft opgemerkt in het proces-verbaal, met twee verschillende handschriften te zijn beschreven. Waarom op dat bonnetje staat vermeld dat de auto van 8 tot 24 december 2017 bij de garage stond is niet duidelijk. Het vermelden daarvan lijkt te zijn ingegeven om de auto een alibi te verschaffen. In het algemeen vermeldt een factuur van een reparatiebedrijf immers alleen de datum waarop de werkzaamheden zijn verricht en de datum waarop de factuur is afgegeven en niet de data waarop de auto in afwachting van reparatie voor de garage was geparkeerd. Verdachte heeft op de zitting nog wel gesuggereerd dat er sprake was van stallingskosten, maar die zijn niet op de bon vermeld. Daarnaast vermeldt de bon niet welke werkzaamheden aan het voertuig zouden zijn verricht en welke onderdelen zijn geleverd. Ook dat maakt dat bij de echtheid van de bon vraagtekens kunnen worden gezet.
Tegenover de data op de bon staat dat uit de gegevens van de RDW naar voren komt dat de auto in de periode tussen 8 en 24 december 2017, namelijk op 13 december 2017, is gekeurd in Nederland. Daarvoor dient de auto in beginsel aanwezig te zijn bij het keuringsstation. Hoewel denkbaar is dat corrupte garagebedrijven een auto goedkeuren zonder dat zij die auto daadwerkelijk hebben gezien ligt dat niet voor de hand. De verdachte heeft zijn stelling dat hij de auto heeft laten keuren terwijl de auto niet ter keuring werd aangeboden ook op geen enkele wijze nader onderbouwd. Hoewel het gegeven dat de auto 13 december 2017 was gekeurd al voor de behandeling bij het gerechtshof bekend was heeft verdachte eerst op de zitting van 5 juli 2021 deze stellig ingenomen. Toen was verificatie van die bewering, zonder aanzienlijke verdere vertraging niet meer mogelijk.
Daar komt bij dat de aangever een beschrijving van de bestuurder heeft gegeven, die past in het signalement van de verdachte.
Tot slot acht de politierechter de door de verdachte getoonde foto’s geenszins overtuigend. Wie die foto’s wanneer heeft gemaakt kan niet worden vastgesteld aan de hand van de getoonde beelden.
De stelling van verdachte dat hij en het voertuig zich ten tijde van het ongeval in Frankrijk bevonden en dus niet betrokken kunnen zijn geweest bij de aanrijding wordt daarom verworpen.

5.Bewezenverklaring :

De politierechter acht op grond van de redengevende feiten en omstandigheden die zijn ontleend aan de bewijsmiddelen die zijn opgenomen in de voetnoten behorende bij r.o. 4.3.1 bewezen dat verdachte:
op 19 december 2017 te Amsterdam, als degene die als bestuurder van een motorrijtuig betrokken was geweest bij een verkeersongeval dat had plaatsgevonden op de Delflandlaan, de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten [benadeelde partij] ) letsel en schade was toegebracht;
Daar waar in de tenlastelegging wordt gesproken over [benadeelde partij] gaat de politierechter ervan uit dat er sprake is van een verschrijving. De politierechter heeft deze naam aangepast naar [benadeelde partij] . Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
Ook voor zover in de tenlastelegging overigens taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het feit dat hij bewezen vindt zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 20 uren, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 10 dagen.
De raadsman heeft voor het geval de politierechter tot een bewezenverklaring zou komen verzocht rekening te houden met het tijdsverloop en met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft de plaats van een ongeval verlaten, zonder zijn gegevens te verstrekken, waarbij een slachtoffer met zowel fysieke als materiële schade is achtergebleven. Door zo te handelen heeft de verdachte het vaststellen van de aansprakelijkheid en het verhaal van de schade door het slachtoffer bemoeilijkt.
Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte van 3 maart 2021 komt naar voren dat verdachte niet eerder voor een verkeersdelict is veroordeeld. Wel is verdachte nadien voor een andersoortig feit veroordeeld.
De oriëntatiepunten voor straftoemeting van de rechterlijke macht voorzien niet in een oriëntatiepunt voor overtreding van artikel 7 van de Wegenverkeerswet. Wel is er een richtlijn van het openbaar ministerie. Die richtlijn voorziet in gevallen als die van deze zaak, waarbij er sprake is van licht letsel en gering materiële schade bij een first offender, in een geldboete van € 1.400,00 en een onvoorwaardelijke rijontzegging van zeven maanden.
In beginsel acht de politierechter die straf passend en geboden. De politierechter is van oordeel dat gezien de persoonlijke omstandigheden van verdachte - hij heeft geen werk, geen woning en geen uitkering - een geldboete onevenredig zwaar op verdachte zou drukken. Daarom zal de politierechter overeenkomstig de eis van de officier van justitie een werkstraf van 20 uur opleggen.
Daarnaast zou een rijontzegging op zijn plaats zijn, nu het een verkeersdelict betreft.
Het feit heeft plaatsgevonden op 19 december 2017 en verdachte is voor het eerst gehoord op 28 maart 2018. Sedert zijn verhoor, waaraan verdachte de verwachting kon ontlenen dat hij zou worden vervolgd, zijn meer dan drie jaar en drie maanden verlopen. Dat betekent dat de redelijke termijn waarbinnen een strafvervolging met een vonnis zou moeten zijn afgesloten met ruim één jaar en drie maanden is overschreden. In die overschrijding ziet de politierechter aanleiding om af te zien van het opleggen van een rijontzegging.

9.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [benadeelde partij] vordert €2.504,95 aan vergoeding van materiële schade alsmede €224,- (800km x €0,28) aan reiskosten en € 500,- aan vergoeding van immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente.
De verdediging heeft de omvang van de schade betwist en voorts aangevoerd dat de schade geen rechtsreeks gevolg is van het feit waarvoor verdachte wordt vervolgd.
De ontvankelijkheid van de vordering
De benadeelde partij kan ingevolge artikel 361 lid 2 onder b van het wetboek van Strafvordering alleen worden ontvangen in haar vordering indien, voor zover hier van belang, “aan haar rechtstreeks schade is toegebracht door het bewezenverklaarde feit”.
De schade die [benadeelde partij] vordert is het gevolg van de aanrijding. Verdachte wordt veroordeeld voor het verlaten van de plaats van het ongeval, zonder zijn gegevens en die van het motorvoertuig te hebben achter gelaten. Het verlaten van de plaats van het ongeval is niet de directe oorzaak van de schade. Die schade is veroorzaakt door het ongeval zelf. Het verlaten van de plaats van het ongeval bemoeilijkt de afwikkeling van (de vaststelling van de aansprakelijkheid voor) de schade, maar het veroorzaakt de schade niet. (Zie HR 1 september 2015, ECLI:NL:HR:2015:2452). In deze strafzaak wordt niets vastgesteld over de schuld aan het ongeval of de aansprakelijkheid voor de schade. Dat betekent dat de schade van de benadeelde niet rechtstreeks is toegebracht door het bewezenverklaarde feit. De benadeelde partij [benadeelde partij] is daarom niet ontvankelijk in zijn vordering.
Dat betekent dat de geleden schade niet in deze strafzaak wordt vergoed. De vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De politierechter ziet aanleiding de kosten te compenseren, aldus dat ieder partij de eigen kosten draagt.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 7 (oud) en 176 (oud) van Wegenverkeerswet 1994 en 9, 22c, 22d en 63 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De politierechter komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 7, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte] , daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van 20 (twintig) uur, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 10 (tien) dagen,
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij] voornoemd niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Bepaalt dat partijen de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.H. Marcus, politierechter,
in tegenwoordigheid van mr. V.J.G van der Want, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 19 juli 2021.

Voetnoten

1.Tenzij anders vermeld zijn de bewijsmiddelen ontleend aan in wettige vorm door daartoe bevoegde politieambtenaren op ambtseed of -belofte opgemaakte processen-verbaal.
2.Proces-verbaal van aangifte van 6 februari 2018, PL1300-2018021303-2
3.Proces-verbaal van verhoor verdachte van 28 maart 2028, PL1300-2018021303-4
4.Een geschrift te weten een brief van [arts] aan de huisarts van aangever d.d. 19-12-2017.
5.Een geschrift, te weten een brief van het Landelijk Informatiecentrum Voertuigcriminaliteit van 27-11-2018, gericht aan de politie en gevoegd als bijlage bij de beschikking ex artikel 12 Wetboek van Stafvordering van het gerechtshof Amsterdam van 18 december 2019.
6.Een geschrift, te weten een schaderapport gevoegd als bijlage 1 bij de vordering van de benadeelde partij.