In deze zaak vordert Q-Park Operations Netherlands B.V. betaling van een schadevergoeding van € 391,58 van de gedaagde, die op 9 september 2020 zonder gebruik te maken van een geldig parkeerbewijs de parkeergarage Amsterdamse Poort heeft verlaten door middel van 'treintje rijden'. Q-Park stelt dat de gedaagde in strijd heeft gehandeld met de tussen partijen gesloten overeenkomst en de algemene voorwaarden, die bepalen dat het verlaten van de parkeergarage zonder geldig parkeerbewijs leidt tot een schadevergoeding van € 300,00 en een bedrag voor verloren kaart van € 40,50. De gedaagde erkent dat zij onder de slagboom door is gereden, maar betwist de hoogte van de schadevergoeding en stelt dat zij wel degelijk parkeergeld heeft betaald.
De kantonrechter overweegt dat Q-Park in strijd met artikel 111 lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) de verweren van de gedaagde niet in de dagvaarding heeft opgenomen, maar dat de gedaagde hierdoor niet in haar belangen is geschaad. De kantonrechter oordeelt dat Q-Park gerechtigd is om een schadevergoeding te vorderen, omdat de gedaagde zonder gebruik te maken van een parkeerticket de parkeergarage heeft verlaten. De kantonrechter wijst de vordering van Q-Park toe, maar vermindert het gevorderde bedrag voor het dagtarief tot € 13,50, omdat de gedaagde slechts eenmaal het dagtarief verschuldigd is.
De kantonrechter veroordeelt de gedaagde tot betaling van € 313,50 aan hoofdsom, vermeerderd met wettelijke rente, en € 47,02 aan buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagde wordt ook belast met de proceskosten, omdat zij grotendeels in het ongelijk is gesteld. Het vonnis is uitgesproken op 27 augustus 2021 door kantonrechter R. Kruisdijk.