ECLI:NL:RBAMS:2021:4706

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 augustus 2021
Publicatiedatum
2 september 2021
Zaaknummer
9017154
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van schadevergoeding door Q-Park na onrechtmatig verlaten van parkeergarage zonder geldig parkeerbewijs

In deze zaak vordert Q-Park Operations Netherlands B.V. betaling van een schadevergoeding van € 391,58 van de gedaagde, die op 9 september 2020 zonder gebruik te maken van een geldig parkeerbewijs de parkeergarage Amsterdamse Poort heeft verlaten door middel van 'treintje rijden'. Q-Park stelt dat de gedaagde in strijd heeft gehandeld met de tussen partijen gesloten overeenkomst en de algemene voorwaarden, die bepalen dat het verlaten van de parkeergarage zonder geldig parkeerbewijs leidt tot een schadevergoeding van € 300,00 en een bedrag voor verloren kaart van € 40,50. De gedaagde erkent dat zij onder de slagboom door is gereden, maar betwist de hoogte van de schadevergoeding en stelt dat zij wel degelijk parkeergeld heeft betaald.

De kantonrechter overweegt dat Q-Park in strijd met artikel 111 lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) de verweren van de gedaagde niet in de dagvaarding heeft opgenomen, maar dat de gedaagde hierdoor niet in haar belangen is geschaad. De kantonrechter oordeelt dat Q-Park gerechtigd is om een schadevergoeding te vorderen, omdat de gedaagde zonder gebruik te maken van een parkeerticket de parkeergarage heeft verlaten. De kantonrechter wijst de vordering van Q-Park toe, maar vermindert het gevorderde bedrag voor het dagtarief tot € 13,50, omdat de gedaagde slechts eenmaal het dagtarief verschuldigd is.

De kantonrechter veroordeelt de gedaagde tot betaling van € 313,50 aan hoofdsom, vermeerderd met wettelijke rente, en € 47,02 aan buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagde wordt ook belast met de proceskosten, omdat zij grotendeels in het ongelijk is gesteld. Het vonnis is uitgesproken op 27 augustus 2021 door kantonrechter R. Kruisdijk.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 9017541 CV EXPL 21-2219
vonnis van: 27 augustus 2021
fno.: 47653

vonnis van de kantonrechter

I n z a k e

de besloten vennootschap Q-Park Operations Netherlands B.V.

gevestigd te Maastricht
eiseres,
nader te noemen: Q-Park
gemachtigde: mr. C.F.P.M. Spreksel
t e g e n

[gedaagde]

wonende te [woonplaats]
gedaagde,
nader te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: M.W.J.M. Jonk (DAS Rechtsbijstand).

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

  • dagvaarding van 11 januari 2021 met producties;
  • conclusie van antwoord met producties;
  • instructievonnis van 30 april 2021;
  • repliek met producties;
  • dupliek;
  • dagbepaling vonnis.

UITGANGSPUNTEN

1. De kantonrechter gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Q-Park is exploitant van onder meer de parkeergarage Amsterdamse Poort P24.
1.2.
Door middel van het verzoeken om en ontvangen/accepteren van een parkeerticket krijgen bezoekers toegang tot de parkeergarage. Door het naar binnenrijden komt een parkeerovereenkomst tot stand.
1.3.
Q-Park hanteert Algemene Voorwaarden Parkeren. Artikel 5.9 – voor zover van belang – luidt:
‘De parkeerder en zijn voertuig dienen de parkeerfaciliteit uitsluitend te verlaten met gebruikmaking van een geldig, door Q-Park geaccepteerd parkeerbewijs of middel. Het zonder gebruikmaking van een geldig door Q-Park geaccepteerd parkeerbewijs of middel verlaten van de parkeerfaciliteit is onder geen beding toegestaan.
De parkeerder is in dat geval het door Q-Park voor de betreffende parkeerfaciliteit vastgestelde tarief ‘verloren kaart’ verschuldigd (afhankelijk van de parkeerfaciliteit bedraagt dit éénmaal , tweemaal of driemaal het geldende dagtarief), vermeerderd met een bedrag aan aanvullende schadevergoeding ad € 300,- en zulks onverminderd de rechten van Q-Park tot het vorderen van overige daadwerkelijk geleden (gevolg-)schade.’
1.4.
In artikel 6.4 van de Algemene Voorwaarden Parkeren is – voor zover van belang – bepaald:
‘Het zonder voorafgaande betaling van het verschuldigde parkeergeld me het voertuig verlaten van de parkeerfaciliteit, bijvoorbeeld door middel van het zogenoemde ‘treintje rijden’ waarbij de parkeerder direct achter zijn voorganger onder de slagboom doorrijdt, is onder geen beding toegestaan. De parkeerder is in dat geval het door Q-Park voor de betreffende parkeerfaciliteit vastgestelde tarief ‘verloren kaart’ verschuldigd (afhankelijk van de parkeerfaciliteit bedraagt dit éénmaal, tweemaal of driemaal het geldende dagtarief), vermeerderd met een bedrag aan aanvullende schadevergoeding ad € 300,- en zulks onverminderd de rechten van Q-Park tot het vorderen van overige daadwerkelijk geleden (gevolg-) schade.’
1.5.
[gedaagde] heeft op 9 september 2020 met haar auto in de parkeergarage Amsterdamse Poort geparkeerd en zij heeft die garage op die dag om 10:17 uur verlaten. Zij heeft daarbij geen gebruik gemaakt van haar parkeerticket om de slagboom te bedienen, maar zij is achter haar voorganger aan, onder de slagboom door gereden.
1.6.
Bij brief van 2 oktober 2020 is [gedaagde] gesommeerd een schadevergoeding van € 300,00 alsmede het in haar geval geldende ‘tarief verloren kaart’ van (totaal) € 40,50 te betalen.
1.7.
Omdat betaling uitbleef, heeft Q-Park [gedaagde] gedagvaard.

VORDERING

2. Q-park vordert dat [gedaagde] bij uitvoerbaar te verklaren vonnis veroordeeld wordt tot betaling van € 391,58 te vermeerderen met de wettelijke rente en de proceskosten.
3. Aan haar vordering legt Q-Park ten grondslag dat [gedaagde] in strijd heeft gehandeld met de tussen partijen tot stand gekomen overeenkomst en de algemene voorwaarden van Q-Park en dat [gedaagde] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de op haar rustende verplichtingen uit die overeenkomst. Q-Park stelt daartoe dat [gedaagde] zonder gebruikmaking van een geldig parkeerbewijs de parkeergarage is uitgereden door direct achter een voorganger aan, onder de slagboom door te rijden (het ‘treintje rijden’). Op grond van de algemene voorwaarden is [gedaagde] hiervoor een schadevergoeding van € 300,00 verschuldigd en daarnaast een bedrag van € 40,50 als geldend tarief voor ‘verloren kaart’. Subsidiair stelt Q-Park zich op het standpunt dat [gedaagde] jegens haar onrechtmatig heeft gehandeld. Het treintje rijden is immers in strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt. Door het handelen van [gedaagde] heeft Q-Park schade geleden die aan [gedaagde] kan worden toegerekend. Daarnaast meent Q-Park dat zij recht heeft op € 51,08 aan buitengerechtelijke kosten.

VERWEER

4. [gedaagde] vordert allereerst nietig-verklaring van de dagvaarding nu Q-Park in strijd met de wettelijke regel niet het verweer van [gedaagde] in de dagvaarding heeft ogenomen en dus ook niet haar argumenten tegen dat verweer reeds bij dagvaarding heeft bekend gemaakt. Zij erkent dat zij op de desbetreffende dag onder de slagboom heeft doorgereden, per abuis, zij was in gedachten verzonken, maar stelt dat de slagboom blijkbaar niet werkte en bleef openstaan. Bovendien is wel voor het parkeren betaald; zij heeft een bankafschrift overgelegd waaruit blijkt dat haar dochter [naam dochter] op die dag om 10:16 uur in de parkeergarage met haar bankpas € 1,00 heeft gepind. Schade door Q-Park is niet aangetoond. Er is geen sprake van gevaarzetting; [gedaagde] heeft veilig gereden. Zij verzoekt om matiging van de boete.

BEOORDELING

5. De kantonrechter overweegt dat Q-Park weliswaar in strijd met de wettelijke verplichting van artikel 111 lid 3 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) de tegen de eis aangevoerde verweren en de gronden daarvoor niet heeft vermeld, maar nu [gedaagde] daardoor niet in haar belangen is geschaad zal de kantonrechter aan deze omissie geen gevolgen verbinden. [gedaagde] heeft immers al haar verweren in deze procedure naar voren kunnen brengen.
6. [gedaagde] stelt dat zij wel degelijk parkeergeld heeft betaald, althans dat haar dochter die dag voor haar heeft betaald. Q-Park is van mening dat het desbetreffende bankafschrift ook in combinatie met de (niet-ondertekende) verklaring in de e-mail van 9 november 2020 van de dochter niet bewijst dat voor het parkeren is betaald. Het kan immers zo zijn dat de dochter voor het parkeren van haar eigen auto op die dag heeft betaald.
7. De kantonrechter laat daar de vraag of er daadwerkelijk betaald is, nu op grond van artikel 5.9 van de algemene voorwaarden Q-Park gerechtigd is een zelfde schadevergoeding of boete te vorderen bij (uitsluitend) het verlaten van de parkeerfaciliteit zonder gebruikmaking van een geldig parkeerbewijs of middel. Niet bestreden is immers dat [gedaagde] zonder gebruikmaking van een parkeerticket de parkeergarage heeft verlaten. Overigens heeft Q-Park bij repliek gesteld – onder overlegging van beeldmateriaal – dat de slagboom door de voorganger van [gedaagde] is geopend, dat de slagboom wel degelijk werkte en naar beneden bewoog, en dat [gedaagde] toen geremd heeft, maar uiteindelijk is door gereden. Q-Park heeft dit als ‘gevaarlijk’ gedrag bestempeld. Bij dupliek heeft [gedaagde] dit alles niet ontkend.
8. Voor wat betreft de gevorderde boetes van totaal € 340,50 ( € 300,00 en driemaal € 13,50 dagtarief) geldt het volgende.
9. [gedaagde] is een consument, althans wordt vermoed consument te zijn.
10. Op grond van artikel 5.9 van de algemene voorwaarden is [gedaagde] aan Q-Park een bedrag van € 300,00 per keer verschuldigd en tevens een boete van maximaal 3 keer het dagtarief wegens het uitrijden zonder gebruikmaking van de uitrijkaart.
11. Deze bedingen zijn opgesteld om in een aantal overeenkomsten te worden opgenomen. De kantonrechter dient op grond van rechtspraak van het Europese Hof van Justitie (uitspraak van 4 juni 2009, C 243/08, punt 32) en de Hoge Raad (arrest van 13 september 2013, ECLI:NL:HR:2013:691, r.o. 3.5.3) ambtshalve te beoordelen of de bedingen onredelijk bezwarend zijn in de zin van Richtlijn 93/13.
12. Q-Park heeft – kort gezegd – als standpunt naar voren gebracht dat de bedingen niet oneerlijk zijn in de zin van de Richtlijn. De boete van (maximaal) € 300,00 beoogt volgens Q-Park primair treintje rijden te voorkomen, maar ook lijdt zij schade doordat het systeem niet signaleert dat een auto de parkeergarage verlaat als niet de parkeerticket wordt gebruikt bij het uitrijden en dus sprake is van omzetderving (de parkeerplaats blijft in het systeem staan als ‘bezet’) maar ook is sprake van gevaarlijk en hinderlijk gedrag dat moet worden tegengegaan.
13. De kantonrechter is van oordeel dat het fictief vastgestelde schadebedrag van € 300,00 afgezien van de schade die Q-Park lijdt als gevolg van het treintje rijden of van het uitrijden zonder parkeerticket, ook bedoeld is om gevaarzetting voor de voorganger (en eventuele andere weggebruikers en voetgangers) tegen te gaan en om als voldoende afschrikwekkend te worden ervaren (preventieve werking) om parkeerders te prikkelen tot nakoming van de regels. Deze bedongen schadevergoeding wordt in meerdere uitspraken door rechters niet oneerlijk gezien in de zin van Richtlijn 93/13 en de kantonrechter sluit zich daarbij aan. De door Q-Park gevorderde boete van € 300,00 voor het op onrechtmatige wijze verlaten van de parkeergarage (of nu sprake is van treintje rijden of niet) is daarom toewijsbaar.
14. Q-Park heeft echter onvoldoende toegelicht waarom zij in het onderhavige geval meer dan éénmaal het maximumdagtarief van € 13,50 heeft gevorderd. Vaststaat immers dat [gedaagde] reeds om 10:17 uur de parkeergarage is uitgereden. Dit leidt ertoe dat een bedrag overeenkomend met éénmaal dagtarief (€ 13,50) wordt toegewezen en het meerdere wordt afgewezen.
15. Q-Park heeft – gezien het bepaalde in artikel 6:119 BW – terecht aanspraak gemaakt op de wettelijke rente vanaf de datum van pleging, te weten 9 september 2020.
16. Door het niet voldoen aan haar betalingsverplichting heeft [gedaagde] Q-Park genoodzaakt tot het treffen van incassomaatregelen. De buitengerechtelijke kosten zijn toewijsbaar tot een bedrag van € 47,02, zijnde het tarief dat blijkens het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten hoort bij de toe te wijzen hoofdsom. De gevorderde rente over deze kosten worden afgewezen, omdat niet is gesteld of gebleken dat deze kosten daadwerkelijk zijn gemaakt.
17. [gedaagde] wordt als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij met de proceskosten belast, waaronder de nakosten.

BESLISSING

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Q-Park van:
  • € 313,50 aan hoofdsom, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 september 2020 tot aan de voldoening;
  • € 47,02 aan buitengerechtelijke incassokosten;
Veroordeelt [gedaagde] in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van Q-Park begroot op:
exploot: € 87,52
salaris: € 150,00
griffierecht:
€ 126,00
totaal: € 363,52
voor zover van toepassing, inclusief btw;
veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 62,00 aan salaris gemachtigde, te verhogen met een bedrag van € 68,00 en de explootkosten van betekening van dit vonnis, een en ander voor zover van toepassing inclusief btw, onder de voorwaarde dat [gedaagde] niet binnen veertien dagen na aanschrijving volledig aan dit vonnis heeft voldaan en betekening van het vonnis pas na veertien dagen na aanschrijving heeft plaatsgevonden;
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Kruisdijk, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 27 augustus 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.
de griffier de kantonrechter