6.2Naar het oordeel van de rechtbank stelt verweerder zich terecht op het standpunt dat hij niet bevoegd is een besluit op eisers aanvraag te nemen. Op grond van artikel 27 van het Rr is de burgemeester van de gemeente waar de aanvrager woonachtig is, belast met de afgifte van rijbewijzen. Uit artikel 19b van het Rr volgt dat degene die belast is met de afgifte van het rijbewijs, in dit geval de burgemeester, de categorie AM aan een rijbewijs toevoegt. Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat de gemeente, wanneer zij een dergelijke aanvraag krijgt, in een door verweerder beheerd register controleert of de aanvrager over de vereiste rijvaardigheid beschikt. De gemeente vraagt verweerder daarmee om een verklaring af te geven over de al dan niet gebleken rijvaardigheid. De informatie die in dit register is opgenomen, is afkomstig van het CBR. Het CBR is immers de instantie die de rijvaardigheid beoordeelt aan de hand van theorie- en praktijkexamens. Bij een behaald examen maakt het CBR hiervan melding in het register. Verweerder is niet bevoegd om dergelijke verklaringen eigenhandig te registreren, zij bepaalt niet welke verklaringen met betrekking tot rijvaardigheid er wel en niet inkomen. Verweerders rol is beperkt tot het melden aan, in dit geval de gemeente Amsterdam, of in het register is opgenomen dat eiser over de voor de aanvraag benodigde rijvaardigheid beschikt. Dit is ook wat volgt uit artikel 4b, eerste lid, onder g1, van de Wegenverkeerswet 1994. Uit dit artikel volgt, anders dan eiser betoogt, naar het oordeel van de rechtbank niet dat verweerder zelf bevoegd is te oordelen over of iemand over de vereiste rijvaardigheid beschikt. Dat is immers voorbehouden aan het CBR, die de benodigde examens daartoe afneemt.
Ambtshalve beoordeling doorzendplicht
7. Uit voorgaande volgt dat verweerder niet bevoegd was te beslissen op eisers verzoek een rijbewijs voor de categorie AM toe te voegen op zijn reeds behaalde rijbewijs met categorie T. Dit is voorbehouden aan de burgemeester van de gemeente Amsterdam. De rechtbank komt ambtshalve tot het oordeel dat verweerder in strijd met artikel 2:3, eerste lid, van de Awb heeft nagelaten eisers aanvraag door te sturen naar de gemeente Amsterdam. In dit artikellid is immers bepaald dat het bestuursorgaan geschriften tot behandeling waarvan kennelijk een ander bestuursorgaan bevoegd is, onverwijld doorzendt naar dat orgaan, onder gelijktijdige mededeling daarvan aan de afzender.
8. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit wegens strijd met artikel 2:3, eerste lid, van de Awb in samenhang met artikel 27 van het Rr. De rechtbank draagt verweerder op met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb eisers aanvraag van 1 juli 2020, onder verwijzing naar onderhavige uitspraak, door te zenden aan gemeente Amsterdam ter verdere behandeling. Ten overvloede merkt de rechtbank op dat gelet op de doorzending in onderhavige procedure geen ruimte is voor de inhoudelijke beoordeling van de vraag of eiser – zonder hiertoe een theorie- en praktijkexamen af te leggen – in aanmerking komt voor een rijbewijs voor de categorie AM. Dit geldt ook voor eisers beroep op schending van de hoorplicht en het beroep op de menselijke maat.
9. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.496,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van
€ 748,-, en een wegingsfactor 1).
10. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.