ECLI:NL:RBAMS:2021:4571

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 juli 2021
Publicatiedatum
30 augustus 2021
Zaaknummer
AWB - 20 _ 5825
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de bevoegdheid tot het toevoegen van rijbewijscategorie AM aan een bestaand rijbewijs

In deze zaak heeft eiser verzocht om toevoeging van de rijbewijscategorie AM aan zijn bestaande rijbewijs. De aanvraag werd afgewezen door de algemeen directeur van de Rijksdienst voor het Wegverkeer, die stelde dat de gemeente Amsterdam bevoegd was om op de aanvraag te beslissen. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft vervolgens de zaak beoordeeld en vastgesteld dat het e-mailbericht van 17 juli 2020, waarin de afwijzing werd medegedeeld, moet worden aangemerkt als een besluit waartegen bezwaar kon worden gemaakt. De rechtbank oordeelde dat verweerder niet bevoegd was om de aanvraag te behandelen en dat hij deze had moeten doorsturen naar de gemeente Amsterdam. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op om de aanvraag alsnog door te zenden aan de gemeente. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser en moest het griffierecht worden vergoed. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor bestuursorganen om de juiste bevoegdheden te respecteren en de procedures correct te volgen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 20/5825

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , te Amsterdam, eiser

(gemachtigde: mr. S.T. Blom),
en

De algemeen directeur van de Rijksdienst voor het Wegverkeer, verweerder

(gemachtigde: mr. D. Schokker).

Procesverloop

Bij e-mailbericht van 17 juli 2020 heeft verweerder afwijzend gereageerd op een door eiser bij brief van 1 juli 2020 gestelde vraag om categorie AM op zijn rijbewijs toe te voegen.
Bij besluit van 1 oktober 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen de afwijzing van 17 juli 2020 niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft via een skype-verbinding plaatsgevonden op 14 juni 2021.
Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens is verschenen de heer [naam] , vader en tevens mentor van eiser. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Overwegingen

1. Bij brief van 1 juli 2020 heeft eisers gemachtigde verweerder verzocht op het door de gemeente Amsterdam aan eiser uitgegeven rijbewijs voor de categorie T, tevens categorie AM toe te voegen. Op 17 juli 2020 wordt door de unitmanager van verweerders Klant Contact Centrum (KCC) bericht dat op basis van de T-categorie op eisers rijbewijs, geen AM categorie kan worden afgegeven omdat eiser – kort gezegd – voor deze categorie geen theorie- en praktijkexamen heeft afgelegd en voor het afleggen hiervan niet is uitgezonderd. [1] In het e-mailbericht is verder aangegeven dat een verdrags- of richtlijnconforme interpretatie van artikel 19b van het Reglement Rijbewijzen (Rr) zich niet uitstrekt tot een uitleg van de nationale categorie T. Van het ontlenen van een recht op een internationaal bepaalde categorie als AM aan een nationale categorie T, kan volgens verweerder geen sprake zijn.
2. In bezwaar voert eiser primair aan dat hij op grond van een verdragsconforme interpretatie van dat artikel in het licht van Richtlijn 2006/126 [2] dan wel de rechtstreekse werking van de geest van die richtlijn, onder de uitzondering van artikel 19b van het Rr kan worden gerekend. Subsidiair voert hij aan dat hij geacht kan worden te beschikken over de voor het besturen van een voertuig van een categorie AM vereiste rijvaardigheid. Dit kan worden afgeleid uit het zijn gebleken en geëxamineerde rijvaardigheid voor het besturen van een voertuig van categorie T.
3. In het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard. Hieraan legt verweerder – kort gezegd – enerzijds ten grondslag dat de e-mail van
17 juli 2020 van het KCC geen besluit is in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en anderzijds dat de bevoegdheid om op een verzoek tot afgifte van een verklaring van rijvaardigheid te oordelen niet bij verweerder ligt, maar bij de burgemeester van de gemeente Amsterdam, die belast is met de afgifte van het rijbewijs. Voor zover eisers verzoek een verzoek tot registratie van een verklaring van rijvaardigheid betreft, dient eiser zich volgens verweerder te wenden tot het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR). Verweerder is niet bevoegd om eigenhandig deze verklaringen toe te voegen en te registreren. Tot slot stelt verweerder dat het verzoek van eiser niet kan worden gezien als een aanvraag omdat niet is voldaan aan de vereisten van artikel 33 van het Rr.
4. Eiser voert – kort samengevat – aan dat verweerder het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. Volgens eiser moet het e-mailbericht van het KCC, anders dan verweerder stelt, worden aangemerkt als een appellabel besluit. De brief van eiser van
1 juli 2020 is immers een aanvraag, waarin wordt verzocht om een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, gericht op rechtsgevolgen. Eiser handhaaft voor het overige zijn standpunt zoals ingenomen in bezwaar, namelijk dat verweerder eisers aanvraag ten onrechte heeft afgewezen. Ten slotte betoogt eiser dat verweerder niet had mogen afzien van het horen in bezwaar. Er is geen sprake van een kennelijk niet-ontvankelijk bezwaar, wat al blijkt uit het feit dat er een hoorzitting was ingepland.
Besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb?
5.1
De rechtbank zal, voordat kan worden toegekomen aan een inhoudelijke beoordeling of verweerder tot afwijzing van eisers verzoek heeft kunnen komen, allereerst moeten beoordelen of het e-mailbericht van het KCC van 17 juli 2020 een besluit is waartegen eiser bezwaar kon maken. De rechtbank is van oordeel dat dat het geval is en overweegt daartoe als volgt.
5.2
Naar het oordeel van de rechtbank is het e-mailbericht een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb en kon eiser hiertegen bezwaar instellen. De rechtbank volgt eiser in zijn betoog dat zijn brief van 1 juli 2020 beschouwd moet worden als een aanvraag, waarin wordt verzocht om een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, gericht op rechtsgevolgen. Door verweerder wordt in het e-mailbericht van 17 juli 2020 inhoudelijk ingegaan op eisers verzoek en aangegeven dat geen categorie AM kan worden afgegeven. Daarbij wordt, onder verwijzing naar de volgens verweerder relevante wetsartikelen, uitgelegd waarom dat het geval is. Hieruit kan, anders dan verweerder stelt, niet worden afgeleid dat het e-mailbericht enkel informatief van aard is. Het argument van verweerder dat eiser geen aanvraag heeft gedaan en dat daarom geen sprake is van een besluit, kan de rechtbank evenmin volgen. Eisers brief van 1 juli 2020 aan verweerder is duidelijk: er wordt verzocht de categorie AM toe te voegen. De stelling van verweerder dat de aanvraag geen aanvraag is omdat deze niet compleet is omdat er geen bewijs van een behaald theorie- en praktijkexamen voor de categorie AM is bijgevoegd, leidt niet tot een ander oordeel. Bij een niet complete aanvraag dient de aanvrager immers op grond van artikel 4:5, eerste lid, Awb in de gelegenheid te worden gesteld om deze aan te vullen. Wordt dit niet (tijdig) gedaan, dan volgt een buiten behandeling stelling. Deze route heeft verweerder echter niet gevolgd.
6.1
Nu geoordeeld is dat het e-mailbericht van verweerder van 17 juli 2020 aangemerkt dient te worden als een besluit waartegen eiser bezwaar heeft kunnen instellen, dient de rechtbank vervolgens te beoordelen of verweerder dit bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard vanwege het ontbreken van bevoegdheid om op het verzoek van eiser te beslissen. Volgens verweerder is de burgemeester van de gemeente Amsterdam, eisers woonplaats, bevoegd op eisers aanvraag te beslissen.
Beslissingsbevoegdheid verweerder?
6.2
Naar het oordeel van de rechtbank stelt verweerder zich terecht op het standpunt dat hij niet bevoegd is een besluit op eisers aanvraag te nemen. Op grond van artikel 27 van het Rr is de burgemeester van de gemeente waar de aanvrager woonachtig is, belast met de afgifte van rijbewijzen. Uit artikel 19b van het Rr volgt dat degene die belast is met de afgifte van het rijbewijs, in dit geval de burgemeester, de categorie AM aan een rijbewijs toevoegt. Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat de gemeente, wanneer zij een dergelijke aanvraag krijgt, in een door verweerder beheerd register controleert of de aanvrager over de vereiste rijvaardigheid beschikt. De gemeente vraagt verweerder daarmee om een verklaring af te geven over de al dan niet gebleken rijvaardigheid. De informatie die in dit register is opgenomen, is afkomstig van het CBR. Het CBR is immers de instantie die de rijvaardigheid beoordeelt aan de hand van theorie- en praktijkexamens. Bij een behaald examen maakt het CBR hiervan melding in het register. Verweerder is niet bevoegd om dergelijke verklaringen eigenhandig te registreren, zij bepaalt niet welke verklaringen met betrekking tot rijvaardigheid er wel en niet inkomen. Verweerders rol is beperkt tot het melden aan, in dit geval de gemeente Amsterdam, of in het register is opgenomen dat eiser over de voor de aanvraag benodigde rijvaardigheid beschikt. Dit is ook wat volgt uit artikel 4b, eerste lid, onder g1, van de Wegenverkeerswet 1994. Uit dit artikel volgt, anders dan eiser betoogt, naar het oordeel van de rechtbank niet dat verweerder zelf bevoegd is te oordelen over of iemand over de vereiste rijvaardigheid beschikt. Dat is immers voorbehouden aan het CBR, die de benodigde examens daartoe afneemt.
Ambtshalve beoordeling doorzendplicht
7. Uit voorgaande volgt dat verweerder niet bevoegd was te beslissen op eisers verzoek een rijbewijs voor de categorie AM toe te voegen op zijn reeds behaalde rijbewijs met categorie T. Dit is voorbehouden aan de burgemeester van de gemeente Amsterdam. De rechtbank komt ambtshalve tot het oordeel dat verweerder in strijd met artikel 2:3, eerste lid, van de Awb heeft nagelaten eisers aanvraag door te sturen naar de gemeente Amsterdam. In dit artikellid is immers bepaald dat het bestuursorgaan geschriften tot behandeling waarvan kennelijk een ander bestuursorgaan bevoegd is, onverwijld doorzendt naar dat orgaan, onder gelijktijdige mededeling daarvan aan de afzender. [3]
Conclusie
8. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit wegens strijd met artikel 2:3, eerste lid, van de Awb in samenhang met artikel 27 van het Rr. De rechtbank draagt verweerder op met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb eisers aanvraag van 1 juli 2020, onder verwijzing naar onderhavige uitspraak, door te zenden aan gemeente Amsterdam ter verdere behandeling. Ten overvloede merkt de rechtbank op dat gelet op de doorzending in onderhavige procedure geen ruimte is voor de inhoudelijke beoordeling van de vraag of eiser – zonder hiertoe een theorie- en praktijkexamen af te leggen – in aanmerking komt voor een rijbewijs voor de categorie AM. Dit geldt ook voor eisers beroep op schending van de hoorplicht en het beroep op de menselijke maat.
9. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.496,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van
€ 748,-, en een wegingsfactor 1).
10. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.

Beslissing

De rechtbank,
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op de aanvraag van 1 juli 2020 binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak ter verdere behandeling door te zenden aan de burgemeester van de gemeente Amsterdam;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 178,- aan eiser te vergoeden;
-veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.496,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. O.P.G. Vos, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.A. Knikkink, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier
rechter
is verhinderd te tekenen
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel:

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Verwezen wordt naar artikel 53, eerste lid, en artikel 19b van het Rr.
2.Richtlijn 2006/126/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 betreffende het rijbewijs.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 2 april 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1249.