In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 19 augustus 2021 een beschikking gegeven inzake de opheffing van de vereffening van de nalatenschap van Jerry van Schie, die op 15 juni 2016 in Amsterdam is overleden. De vereffenaar, mr. M.J. van Hoven, heeft verzocht om de opheffing van de vereffening, omdat er geen bezittingen zijn aangetroffen in de nalatenschap, enkel een schuld aan ABN AMRO. De wettelijke vertegenwoordigsters van de erfgenamen hebben de nalatenschap beneficiair aanvaard, maar er bleek geen actief dat ten bate van de schuldeiser kon worden gerealiseerd.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de nalatenschap insolvent is en dat er geen reden is om de vereffening voort te zetten. De belanghebbenden zijn op de hoogte gesteld van het verzoek tot opheffing en hebben geen behoefte geuit om gehoord te worden. De rechtbank heeft op basis van artikel 4:209 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek besloten de vereffening op te heffen en de vereffenaar opgedragen deze beslissing te publiceren in de digitale Staatscourant. Tevens is bepaald dat het griffierecht ten laste van de Staat komt en dat de opheffing onverwijld in het boedelregister moet worden ingeschreven. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
Deze beschikking is openbaar uitgesproken door mr. T.H. van Voorst Vader, die als rechter-commissaris was benoemd in deze zaak. De zaak is geregistreerd onder het zaaknummer C/13/702190 / HA RK 21-173.