In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 5 augustus 2021 uitspraak gedaan op een vordering ex artikel 23 Overleveringswet, ingediend door de officier van justitie. De vordering betreft de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door het parket van de procureur des Konings Antwerpen op 5 februari 2019. Het EAB is gericht op de aanhouding en overlevering van een Nederlander, geboren in 1975, die momenteel gedetineerd is in België. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en bevestigd dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.
De rechtbank heeft de grondslag en inhoud van het EAB onderzocht, waarbij melding is gemaakt van een vonnis van de correctionele rechtbank Antwerpen van 6 juni 2018, waarin een vrijheidsstraf van twee jaren is opgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de overlevering niet kan worden geweigerd op basis van de weigeringsgronden in de Overleveringswet, omdat het vonnis nog niet onherroepelijk is en de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot het vonnis heeft geleid.
De rechtbank heeft ook de detentieomstandigheden in België beoordeeld en geconcludeerd dat er geen algemeen gevaar is voor onmenselijke of vernederende behandeling in de gevangenis in Turnhout, waar de opgeëiste persoon zal worden geplaatst. De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden zijn, waardoor de overlevering wordt toegestaan.