ECLI:NL:RBAMS:2021:4481

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 augustus 2021
Publicatiedatum
26 augustus 2021
Zaaknummer
13/751610-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel met betrekking tot detentiegarantie en gelijkstellingsverweer

Op 19 augustus 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een vordering ex artikel 23 Overleveringswet, ingediend door de officier van justitie. Deze vordering betreft de behandeling van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de Procureur de la République près le Tribunal judiciaire de Paris op 20 mei 2021. De opgeëiste persoon, geboren in Suriname in 1985, is gedetineerd in Nederland en heeft geen vaste woon- of verblijfplaats. Tijdens de openbare zitting op 5 augustus 2021 is de opgeëiste persoon gehoord via telehoren, bijgestaan door zijn advocaat, mr. E.A.A. Charry.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit van de opgeëiste persoon juist is en dat hij de Surinaamse nationaliteit heeft. Het EAB betreft een vrijheidsstraf van vier jaar, waarvan nog twee jaar en twee dagen moeten worden uitgezeten. De rechtbank heeft geoordeeld dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW niet van toepassing is, omdat de opgeëiste persoon op de hoogte was van het proces en verdedigd werd door een gemachtigd raadsman.

De rechtbank heeft ook het verweer van de advocaat beoordeeld, die stelde dat de opgeëiste persoon gelijkgesteld moet worden met een Nederlander vanwege zijn langdurige verblijf in Nederland. De rechtbank oordeelde echter dat er onvoldoende bewijs was om dit verweer te onderbouwen. Daarnaast heeft de rechtbank de detentieomstandigheden in Frankrijk beoordeeld en geconcludeerd dat er geen gevaar is voor onmenselijke behandeling na overlevering. Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten de overlevering toe te staan, omdat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en er geen weigeringsgronden zijn.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751610-21
RK nummer: 21/3448
Datum uitspraak: 19 augustus 2021
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 21 juni 2021 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 20 mei 2021 door de
Procureur de la République près le Tribunal judiciaire de Paris(Officier van justitie bij de rechtbank van Parijs), Frankrijk en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op [geboortedag] 1985,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in [detentieplaats] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 5 augustus 2021. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. N.R. Bakkenes. De opgeëiste persoon is, via telehoren, gehoord en is bijgestaan door zijn advocaat, mr. E.A.A. Charry, advocaat te Amsterdam.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Surinaamse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een aanhoudingsbevel afgegeven door de 33e strafkamer van de Rechtbank (
Tribunal Judiciaire) van Parijs op te betekenen contradictoir vonnis, geveld op 29 mei 2020 (referentie: 16308000997).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van vier jaren, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteren volgens het EAB nog twee jaar en twee dagen. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat zich een omstandigheid als in artikel 12, sub b, OLW heeft voorgedaan. De opgeëiste persoon was op de hoogte van het voorgenomen proces en is door een gemachtigd raadsman verdedigd tijdens het proces. Gelet hierop is de weigeringsgrond van artikel 12 OLW dus niet van toepassing.

4.Strafbaarheid: feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW

Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit de strafbare feiten heeft aangeduid als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder nummers 1 en 5, te weten:
1) deelneming aan een criminele organisatie;
5) illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen.
Volgens de in rubriek c) van het EAB vermelde gegevens is op deze feiten naar het recht van Frankrijk een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.

5.Gelijkstelling

De advocaat heeft betoogd dat de opgeëiste persoon moet worden gelijkgesteld met een Nederlander. Hij verblijft feitelijk sinds zijn zestiende jaar ononderbroken in Nederland. Hij heeft binding met Nederland. Zijn twee kinderen en zijn moeder wonen hier ook. De opgeëiste persoon verzoekt daarom de overlevering te weigeren op grond van artikel 6 OLW, zodat hij zijn reststraf in Nederland kan uitzitten.
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat het verweer van de advocaat niet kan slagen nu er geen stukken ter onderbouwing van het beroep op gelijkstelling zijn overgelegd. Desgevraagd heeft de opgeëiste persoon ter zitting verklaard een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd te hebben.
Daarbij merkt de rechtbank op dat in de aanvullende informatie van 13 juli 2021 staat dat het vonnis nog niet aan de opgeëiste persoon is betekend en hij nog hoger beroep kan instellen.

6.Detentieomstandigheden

De rechtbank heeft in eerdere uitspraken in andere zaken (onder andere ECLI:NL:RBAMS:2017:3763) geoordeeld dat er op dit moment ten aanzien van de detentie-instelling in Nîmes een algemeen reëel gevaar bestaat dat personen die daar zijn gedetineerd onmenselijk of vernederend worden behandeld, in de zin van artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (Handvest).
In de e-mail van 13 juli 2021 heeft de
First Deputy Prosecutorvan
the Judicial Court of Parislaten weten dat de opgeëiste persoon niet in de detentie-instelling in Nîmes wordt gedetineerd.
Aldus is de rechtbank van oordeel dat de opgeëiste persoon na overlevering aan Frankrijk niet het gevaar loopt aan een behandeling in strijd met artikel 4 Handvest te worden onderworpen.

7.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

8.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5 en 7 OLW.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de
Procureur de la République près le Tribunal judiciaire de Paris(Officier van justitie bij de rechtbank van Parijs), Frankrijk.
Aldus gedaan door
mr. M. van Mourik, voorzitter,
mrs. E.G.M.M. van Gessel en A. Pahladsingh, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.W. van der Hoek, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 19 augustus 2021.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.