ECLI:NL:RBAMS:2021:4465

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 augustus 2021
Publicatiedatum
25 augustus 2021
Zaaknummer
AMS 21/3845
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het gebruik van water rondom een steiger in het Oostelijke Havengebied te Amsterdam als extensief recreatief medegebruik

In deze zaak, behandeld door de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 24 augustus 2021, gaat het om een verzoek om handhaving van verzoekers die wonen op een woonboot nabij een steiger in het Oostelijke Havengebied van Amsterdam. Verzoekers hebben bezwaar gemaakt tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, dat hun verzoek om handhaving heeft afgewezen. Zij stellen dat het zwemmen in het water rondom de steiger in strijd is met het bestemmingsplan Borneo, Sporenbrug en Rietlanden 2017, omdat dit gebruik niet valt onder 'extensief recreatief medegebruik'. De voorzieningenrechter heeft op 10 augustus 2021 de zaak behandeld, waarbij verzoekers en hun gemachtigde aanwezig waren, terwijl de gemeente werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde en enkele andere personen.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het bestemmingsplan de bestemming 'Water' kent, die onder andere 'extensief recreatief medegebruik' toestaat. Verzoekers hebben aangevoerd dat het zwemmen in het water een grote druk legt op de omgeving en dat dit gebruik niet onder de toegestane bestemming valt. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat het zwemmen in dit geval moet worden aangemerkt als extensief recreatief medegebruik, omdat er geen sprake is van bedrijfsmatige exploitatie of recreatie in verenigingsverband, en het zwemmen geen afbreuk doet aan de hoofdbestemming 'Water'. Bovendien is het niet relevant of er een zwemverbod geldt op grond van het Binnenvaartpolitiereglement, aangezien dit betrekking heeft op de veiligheid en niet op de ruimtelijke ordening.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat er geen overtreding van het bestemmingsplan is vastgesteld. De uitspraak is gedaan door mr. A.C. Loman, in aanwezigheid van griffier mr. E. van der Zweep, en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 21/3845

uitspraak van de voorzieningenrechter van 24 augustus 2021 in de zaak tussen

[verzoeker 1] en [verzoeker 2] , te [woonplaats] , verzoekers

(gemachtigde: mr. P.A. Willemsen),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,verweerder
(gemachtigde: mr. M.A. van Marle).

Procesverloop

Bij besluit van 22 juni 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het verzoek om handhaving van verzoekers afgewezen.
Verzoekers hebben tegen het bestreden besluit bezwaar gemaakt. Zij hebben de voorzieningenrechter ook verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 augustus 2021. Verzoekers waren aanwezig, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, bijgestaan door [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] .

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Verzoekers wonen op een woonboot aan het adres [adres] . Op achttien meter van hun woonboot, ligt een steiger (hierna: de steiger). De steiger is van de gemeente Amsterdam. In het water rondom de steiger en de woonboot wordt gezwommen. Zwemmers gebruiken de steiger om in het water te komen. Verzoekers hebben op 12 maart 2021 een verzoek tot handhaving ingediend bij verweerder. Zij menen dat het water rondom de steiger in strijd met het geldende bestemmingsplan Borneo, Sporenbrug en Rietlanden 2017 (het bestemmingsplan) wordt gebruikt, omdat in het water wordt gezwommen.
2. Met het bestreden besluit heeft verweerder het handhavingsverzoek van verzoekers afgewezen. Verweerder stelt zich op het standpunt dat geen sprake is van een overtreding van het bestemmingsplan. Het gebruik van het water rondom de steiger voor recreatief zwemmen is niet in strijd met de voor deze locatie geldende bestemming ‘Water’, omdat deze bestemming ‘extensief recreatief medegebruik’ toestaat.
3. Verzoekers hebben tegen het bestreden besluit aangevoerd dat het zwemmen een enorme druk legt op het water rondom de steiger en zij hierdoor veel overlast ervaren.
Het zwemmen valt door de intensiteit niet onder ‘extensief recreatief medegebruik’ en is daarom in strijd met het bestemmingsplan. Zwemmen in het water bij de steiger is daarbij überhaupt niet toegestaan op grond van artikel 8.08 van het Binnenvaartpolitiereglement (Bpr).
Oordeel van de voorzieningenrechter
4. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
5. De voorzieningenrechter stelt vast dat voor de gronden van het water rondom de steiger op grond van het bestemmingsplan de bestemming ‘Water’ geldt. Op grond van artikel 17.1 van het bestemmingsplan zijn de voor ‘Water’ aangewezen gronden bestemd voor:
a. water;
b. waterwegen, waterafvoer, waterberging, waterhuishouding en waterstaatsdoeleinden;
c. natuurlijke oevers of oeverbeschoeiingen; (..)
en de daarbij behorende:
v. voorzieningen ten behoeve van de waterwegen, waterafvoer, waterberging, waterhuishouding en waterstaatsdoeleinden;
w. extensief recreatief medegebruik;
x. kunstwerken geen bruggen zijnde.
6. Tussen partijen staat ter discussie of het gebruik van het water rondom de steiger door de zwemmers valt onder ‘extensief recreatief medegebruik’. Het begrip ‘extensief recreatief medegebruik’ is in het bestemmingsplan niet nader gedefinieerd. Uit de rechtspraak [1] over dit begrip leidt de voorzieningenrechter af dat voor de vraag of sprake is van extensief recreatief medegebruik (in tegenstelling tot intensief recreatief (mede)gebruik) van belang is dat geen sprake is van bedrijfsmatige exploitatie of recreatie in verenigingsverband, dat de recreatie een beperkte ruimtelijke uitstraling heeft en dat geen specifiek beslag op de ruimte wordt gelegd.
7. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het zwemmen in het water rondom de steiger moet worden aangemerkt als extensief recreatief medegebruik. Daarbij acht de voorzieningenrechter doorslaggevend dat geen sprake is van bedrijfsmatige exploitatie of recreatie in verenigingsverband, dat het zwemmen in dit geval een beperkte ruimtelijke uitstraling heeft omdat weinig tot geen bebouwing en materialen worden gebruikt ten behoeve van het zwemmen en dat het zwemmen geen afbreuk doet aan de hoofdbestemming ‘Water’. Dat er op bepaalde (warme) dagen veel zwemmers in het water zijn, is onvoldoende om te spreken van intensief recreatief (mede)gebruik. Verder is voor de beoordeling of zwemmen planologisch aanvaardbaar is, niet relevant of een zwemverbod op grond van artikel 8.08 van het Bpr geldt. Dit verbod ziet immers op veiligheid van de zwemmers en het vaarverkeer en niet op de ruimtelijke ordening.
8. De voorzieningenrechter oordeelt dat verweerder het handhavingsverzoek van verzoekers terecht heeft afgewezen, omdat geen sprake is van een overtreding van het bestemmingsplan. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt daarom afgewezen.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C. Loman, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. E. van der Zweep, griffier, en aan partijen bekendgemaakt door verzending op onderstaande datum.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie de volgende uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State: ECLI:NL:RVS:2019:264, ECLI:NL:RVS:2018:2260,