ECLI:NL:RBAMS:2021:4450

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
31 augustus 2021
Publicatiedatum
24 augustus 2021
Zaaknummer
CV 21-3015
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepasselijkheid van algemeen boetebeding naast specifiek boetebeding in consumentenhuurovereenkomst

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam op 31 augustus 2021, staat de vraag centraal of een algemeen boetebeding van toepassing is naast een specifiek boetebeding in een consumentenhuurovereenkomst. De eiseres, Matotak B.V., had eerder een vordering tot betaling van huurachterstand en andere kosten ingediend. De kantonrechter had in een eerder vonnis van 8 juni 2021 al op een deel van de vordering beslist, maar de vordering tot betaling van wettelijke rente en proceskosten was aangehouden. In de algemene voorwaarden van de huurovereenkomst zijn bepalingen opgenomen die een boete en rente bij betalingsachterstand regelen. De kantonrechter oordeelt dat de algemene boetebepaling van toepassing is, ondanks het bestaan van een specifiek boetebeding. Dit is gebaseerd op de bescherming van de consument en de taalkundige uitleg van de bepalingen. De kantonrechter concludeert dat het cumulatieve effect van de boete en rente leidt tot een oneerlijk resultaat voor de huurder, waardoor beide bedingen buiten toepassing moeten worden gelaten. De vordering tot betaling van wettelijke rente wordt afgewezen, en de gedaagde wordt in de proceskosten belast. De beslissing benadrukt het belang van consumentenbescherming en de noodzaak om oneerlijke bedingen in overeenkomsten te voorkomen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 9044633 CV EXPL 21-3015
vonnis van: 31 augustus 2021
fno.: 560

vonnis van de kantonrechter

I n z a k e

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Matotak B.V.

gevestigd te Amsterdam
eiseres
nader te noemen: Matotak
gemachtigde: B.A. Donker
t e g e n

[gedaagde]

wonende te [woonplaats]
gedaagde
nader te noemen: [gedaagde]
procederend in persoon

VERDER VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Bij vonnis van 8 juni 2021 is al beslist op de vordering tot betaling van huurachterstand, de waarborgsom, de buitengerechtelijke kosten en de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde. De vordering tot betaling van de wettelijke rente en de proceskosten is aangehouden en Matotak is in de gelegenheid gesteld zich nader over die vordering uit te laten. Matotak heeft daarop een akte genomen.
Vervolgens is een datum voor vonnis bepaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Beoordeling

In haar akte heeft Matotak zich ten aanzien van de gevorderde rente gerefereerd aan het oordeel van de kantonrechter. Zij heeft de vordering daarmee gehandhaafd en de kantonrechter zal daarover een beslissing nemen.
Matotak vordert betaling van wettelijke rente. In het vonnis van 8 juni 2021 heeft de kantonrechter uitgelegd dat hij desondanks moet beoordelen of het cumulatieve effect van de in de algemene voorwaarden opgenomen bepalingen die betrekking hebben op het niet tijdig betalen van de huur, tot een oneerlijk resultaat leidt (zie punt 9. van het vonnis van 8 juni 2021.
3. In de algemene voorwaarden zijn de volgende bepalingen opgenomen:
artikel 20.2: “Voor elk geval dat huurder in verzuim is met de tijdige en volledige betaling van een geldsom, is hij 1% rente per maand verschuldigd over de verschuldigde hoofdsom vanaf de vervaldatum tot aan de dag van algehele voldoening van de hoofdsom. Hierbij wordt een gedeelte van een maand als volle maand aangemerkt.”
artikel 20.6: “Huurder is aan verhuurder een direct opeisbare boete van € 25,00 per kalenderdag verschuldigd voor elke verplichting uit deze overeenkomst met de bijbehorende algemene bepalingen die hij niet nakomt of overtreedt, onverminderd zijn verplichting om alsnog aan die verplichting te voldoen en onverminderd verhuurders overige rechten op schadevergoeding of anderszins. Genoemd bedrag is gebaseerd op het prijspeil 1 januari 2003 en wordt met ingang van 1 januari 2004 jaarlijks geïndexeerd.”
4. In de algemene voorwaarden is in artikel 20.6 een algemeen boetebeding opgenomen, dat een boete stelt op iedere tekortkoming in de nakoming van een verplichting uit de overeenkomst. In de tekst van dat boetebeding is niet vermeld dat het boetebeding alleen van toepassing is als er geen specifieke boete in de algemene bepalingen is opgenomen. De vraag is nu of dat boetebeding in dit geval geldt.
5. Het gerechtshof Amsterdam heeft in een uitspraak van 25 augustus 2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:2339 door middel van uitleg van de algemene bepalingen geoordeeld dat een dergelijk algemeen geformuleerd boetebeding niet van toepassing is als er een specifiek boetebeding op een tekortkoming is gesteld. Het hof heeft daartoe het volgende overwogen:
“Beoordeling naar dat moment (totstandkoming van de overeenkomst, ktr) brengt naar het oordeel van het hof mee dat de zin die partijen toen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de huurovereenkomst en de daarvan deel uitmakende algemene bepalingen mochten toekennen er op neer komt dat de huurder er rekening mee kon en moest houden dat indien hij zich schuldig zou maken aan overtreding van een specifiek verbod, het aan overtreding van dat verbod verbonden boetebeding zou gelden en niet daar bovenop nog een (als vangnet opgenomen) algemene boetebepaling. Dat is in lijn met het algemene uitgangspunt dat een specifieke regeling boven een algemene regeling gaat.”
6. De kantonrechter komt tot een andere uitleg van de toepassing van de algemene boetebepaling dan het gerechtshof om de volgende redenen. De algemene voorwaarden waarin de boetebepaling is opgenomen zijn overeengekomen tussen een bedrijfsmatig handelende verhuurder en een huurder die als consument moet worden beschouwd. De verhuurder is de gebruiker van de algemene bepalingen. Over de inhoud van de bepalingen is niet onderhandeld. In dat geval prevaleert een taalkundige uitleg. Dit geldt temeer omdat het voor een consument, uit beschermingsoogpunt, direct duidelijk moet zijn welk boetebeding wanneer van toepassing is. Uit de tekst van de algemene boetebepaling volgt juist dat die geldt bij iedere tekortkoming. Er is immers niet toegevoegd:
“voor zover geen boete is gesteld op een specifieke tekortkoming”of woorden van gelijke strekking, zoals andere bedrijfsmatig handelende verhuurders wel plegen toe te voegen aan een dergelijk beding. Dit impliceert dat de onderhavige bedrijfsmatige verhuurder er kennelijk voor heeft gekozen algemene voorwaarden te gebruiken waarin een dergelijke toevoeging achterwege is gebleven, maar deze zal daarmee ook de consequenties daarvan dienen te aanvaarden. Om die redenen is de kantonrechter van oordeel dat de algemene bepaling van artikel 20.6 wél van toepassing is. Daarbij komt dat deze uitleg ertoe leidt dat de bepaling in rechte kan worden getoetst. Niet valt uit te sluiten immers dat verhuurders in of met name ook buiten rechte, gelet op de redactie van de algemene boetebepaling, aanspraak maken op de boete uit de algemene boetebepaling én de specifieke boetebepaling, in dit geval de bepaling inzake contractuele rente. Dat gegeven onderstreept, tegen de achtergrond van consumentenbescherming en het doel van richtlijn 93/13 om oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten tegen te gaan, dat dit beding moet worden betrokken bij de vraag of het cumulatieve effect tot een oneerlijk resultaat leidt. Dat kan alleen als de bepaling van toepassing is.
7. Dit betekent naar het oordeel van de kantonrechter in dit geval dat ook als een specifieke boete op een bepaalde tekortkoming is gesteld, de algemene bepaling in artikel 20.6 van toepassing is. De algemene bepaling wordt daarom betrokken bij de vraag of het cumulatieve effect van alle bedingen die op de tekortkoming betrekking hebben tot een oneerlijk resultaat leidt.
8. De kantonrechter is van oordeel dat het cumulatieve effect van artikel 20.1 en 20.6 van de algemene bepalingen tot een oneerlijk resultaat leidt. De huurder is immers naast de contractuele rente van 1% per maand over de betalingsachterstand, per dag een boete van € 25,00 verschuldigd zo lang er sprake is van een huurachterstand. De boete en de rente staan daarmee niet in verhouding tot de tekortkoming waarop zij betrekking hebben (in dit geval, het niet (tijdig) betalen van de huur). Bovendien bestaat er bij iedere huurachterstand (dus ook een klein bedrag) aanspraak op de boete naast de rente, die doorloopt zolang er een huurachterstand bestaat. De boete is voorts niet gelimiteerd.
9. Het voorgaande leidt tot het oordeel dat beide bedingen buiten toepassing moeten worden gelaten. In dat geval kan door de verhuurder, als gebruiker van de algemene voorwaarden, geen beroep meer worden gedaan op aanvullend recht (HvJEU 27 april 2021, ECLI:EU:C:2021:68, Dexia Nederland). De gevorderde wettelijke rente is dan ook niet toewijsbaar.
10. [gedaagde] wordt als de overwegend in het ongelijk gestelde partij met de proceskosten belast.

BESLISSING

De kantonrechter:
wijst de vordering tot betaling van de wettelijke rente af;
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van Matotak begroot op:
exploot € 106,00
salaris € 746,00
griffierecht € 1.013,00
-----------------
totaal € 1.865,00
voor zover van toepassing, inclusief btw;
veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 62,00 aan salaris gemachtigde, te verhogen met een bedrag van € 68,00 en de explootkosten van betekening van het vonnis, een en ander voor zover van toepassing inclusief btw, onder de voorwaarde dat [gedaagde] niet binnen veertien dagen na aanschrijving volledig aan dit vonnis heeft voldaan en betekening van het vonnis pas na veertien dagen na aanschrijving heeft plaatsgevonden;
verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J. van der Molen, kantonrechter, bijgestaan door mr. M. Nieuwenhuijs, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 31 augustus 2021.