4.3.2.Bewijsoverwegingen
Voor zover door de verdediging is aangevoerd dat vrijspraak moet volgen van het primair en subsidiair ten laste gelegde, omdat geen sprake is geweest van een productieproces voor het bewerken en verwerken van cocaïne en/of het aanwezig hebben van die geproduceerde cocaïne en om die reden niet kan worden bewezen dat in de ten laste gelegde periode sprake is geweest van een in werking zijnde laboratorium, overweegt de rechtbank als volgt.
Hoewel de meeste verdachten op het moment van binnentreden werden aangetroffen in de slaapruimtes van het laboratorium is de rechtbank, anders dan de verdediging, van oordeel dat het laboratorium wel degelijk in werking is geweest in de ten laste gelegde periode. De rechtbank heeft daarbij in het bijzonder gelet op de bevindingen van het LFO over wat er in de verschillende ruimtes is aangetroffen, zoals:
- in de stal-generator een industrieel aggregaat; een betonmolen, gebruikt en vervuild met restanten zwarte substantie;
- in de container buiten een branderbak en 7 gasbranders;
- in de gang van de productieruimte een witte kunststofbak met 60 liter ethylacetaat; een witte vervuilde speciekuip; 36 gebruikte en vervuilde lege groene kunststofbakken; een vloeistofpomp met slang verbonden aan koeling-verwarming Z-1, 7 lege gasflessen;
- in de zuiveringsruimte een destillatieopstelling in opbouw met een reactieketel met koel/verwarmingsmantel en inwendige spiralen; een RVS filtreerketel met aan de bovenzijde vultrechter met zichtbaar zwart residu; 2 gestapelde groene tonnen met deksel, inhouden 21 transparante zakken met ruim 106,76 kg cocaïnepasta; 20 kunststofbakken met vervuilde neutrale of lichtzure ethylacetaat; kunststofbak met heldere neutrale vloeistof, bevattende cocaïne in zure waterige vloeistof;
- in de luchtzuiveringsruimte 13 IBC’s, in elke IBC 750 liter vloeistof met dennengeur;
- in de opslagruimte een compressor; 4 metalen dopvaten met opschrift n-hexane; 5 lege propaan flessen; 2 RVS ketels met zichtbare brandersporen. 1 van de ketels had 2 elektrische verwarmingsspiralen en was aangesloten op een vloeistofpomp; 95 zakken met kalk, natrium bisulfiet, natrium calcium chloride en caustic soda (totaal 1.632,5 kg); ruim 200 jerrycans met ethylacetaat, MEK en zwavelzuur; diverse opschriften o.a. PVC resin Shintech Houston Texas. Met in de bodem restanten van een steenkool-achtig materiaal aan elkaar geplakt met een teerachtig materiaal, bevattende cocaïnebase;
- in de extractieruimte 2 gestapelde groene kunststof bakken met daarin diverse gebruikte en vervuilde maatbekers; 5 Betonmolens, gebruikt en vervuild met restanten zwarte substantie. Onder 3 betonmolens vervuilde witte kunststof bakken met restanten zwarte substantie; 2 sterk vervuilde koolstoffilters, zwart van kleur, aangesloten op luchtafzuiging; houten frame met daaraan 4 verwarmingsspiralen, gevuld met thermische olie;
- in de droogruimte een tafel met daarop onder andere 2 RVS persmallen, vervuild met restanten wit poeder, bevat cocaïne; hydraulische pers; 3 IBC’s, met in elke IBC 700 liter waterige vloeistof met dennengeur. In de voorste IBC werden 2 boterhamzakjes aangetroffen met 1000 gram fijn wit poeder, bevattende cocaïne HCL; droogtafel, afgedekt met filtreerpapier met restanten wit poeder, bevattende cocaïne; zak met 160 gram netto fijn wit poeder en een lepel, bevattende voornamelijk cocaïne HCI; seal machine, gebruikt en vervuild.
Het LFO heeft geconstateerd dat in de manege een cocaïnelaboratorium was gebouwd, voorzien van een industrieel aggregaat ten behoeve van de elektriciteitsvoorziening, alsmede van een professioneel lucht afzuig- en zuiveringssysteem bestaande uit actieve koolfilters, luchtafzuigkasten en gaswassers. De verwarming van de verwarmingsspiralen werd gerealiseerd door middel van een van de laboratoriumruimtes afgescheiden verwarmingsketel en er was een professionele droog - compressie en inpakruimte aanwezig. Het cocaïne laboratorium was geschikt en is (deels) gebruikt om op zeer grote en professionele schaal cocaïne te extraheren uit dragermateriaal, te weten steenkool. De cocaïne kon in het laboratorium worden gezuiverd, geperst, gedroogd en verpakt.
Door [naam 4] , werkzaam bij het LFO, is in aanvulling hierop verklaard, gehoord als getuige bij de rechter-commissaris op 6 mei 2021 in de zaken van alle verdachten, dat alle stappen voor het produceren van cocaïne in het laboratorium aanwezig waren. De destillatieketel was niet aangesloten en één verwarmingsketel was niet in gebruik, maar de ander verwarmingsketel was wel in gebruik en de destillatieketel was niet essentieel voor het proces. Alle stappen in het proces konden worden doorlopen in het laboratorium zoals het werd aangetroffen. [naam 4] concludeert dat het laboratorium is gebruikt om cocaïne te produceren. Er zijn naast de 106 kilogram cocaïnebase ook afvalstoffen aangetroffen inclusief restanten cocaïne op de persafdeling. Het LFO heeft niet kunnen vaststellen hoe lang het laboratorium in gebruik is geweest, maar het is, volgens [naam 4] , kenmerkend voor dit soort laboratoria dat als het product gereed is, het dan ook gelijk wordt afgevoerd, net als het afval. Dat maakt het onmogelijk om een berekening te maken van de hoeveelheid cocaïne die kan worden geproduceerd.
De bevindingen van [naam 4] dat het laboratorium in werking is geweest, staan niet op zichzelf. Allereerst constateert de rechtbank dat in het laboratorium niet alleen dragermateriaal is aangetroffen maar ook (resten van) het eindproduct: de cocaïne in poedervorm. Resten cocaïnepoeder zijn bijvoorbeeld gevonden op de persmallen. Verder zijn er de tapgesprekken van medeverdachte [eigenaar] , waarin [eigenaar] bijvoorbeeld op 27 juli 2020 tegen [naam 5] zegt: “
Morgen moeten ze draaien”. En ten slotte zijn er de verklaringen van de (mede)verdachten zelf, die verklaren over het overgieten van vloeistof, het gebruik van betonmolens, het wassen van steenkool en de hitte. Zo verklaart [naam 6] op 3 september 2020: “
Er kwam een grote wagen. Daar zaten grote zakken met steenkool en met vloeistoffen in. Toen dacht ik: dit is een laboratorium. Ik begreep wel, door het zien van die vloeistoffen en die steenkool, dat ze een soort drugs wilden gaan maken. Dat zei ook de chef die daar in dat laboratorium rondliep. Mijn taak in het laboratorium was dat ik water moest verwarmen op een soort stoof, een soort kachel. Dat had met dat steenkool te maken. Ik moest helpen dat steenkool in dat water te wassen. Dat water dat daar afkomstig van was, moest in vaten.”
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat vanaf eind juli 2020 de opbouwfase van het laboratorium c.q. de wasserij voorbij was, en dat het laboratorium c.q. de wasserij daadwerkelijk in gebruik is geweest om cocaïne uit steenkool te halen (te ‘wassen’). Of het ook is gekomen tot grote hoeveelheden eindproduct of dat een deel is blijven steken op het halfproduct, namelijk cocaïne in vloeistof, is daarbij minder relevant. Het gaat erom dat het laboratorium in werking was en dat daar cocaïne is ‘bewerkt, verwerkt en aanwezig was’ in de zin van artikel 2 Opiumwet.
Percentage en hoeveelheid cocaïne
Hoeveel cocaïne in het laboratorium is gewassen of geproduceerd, is niet duidelijk geworden. De in het rapport gemaakte conclusie dat er 150 tot 200 kilogram cocaïne per dag zou kunnen worden geproduceerd, betreft een schatting gebaseerd op de theoretische capaciteit van het laboratorium, aldus [naam 4] bij de rechter-commissaris.
Het LFO heeft in het laboratorium zakken aangetroffen met beige brokken (Z-3), restanten wit poeder (D-1 en D-6), restanten steenkoolachtig materiaal (O-23) en vloeistoffen (G-1, Z-5 en Z-6). De monsters hiervan zijn onderzocht door het NFI en bevatten cocaïnebase en cocaïne HCL. Ook de monsters van de aangetroffen restanten steenkoolachtig materiaal en vloeistoffen bevatten respectievelijk cocaïnebase en sporen van cocaïne. De omstandigheid dat het gehalte van de cocaïnebase is geschat op ca 50% staat, gelet op het bepaalde in artikel 1 lid 1 en 2 van de Opiumwet, niet aan de weg aan een bewezenverklaring van het bewerken, verwerken en/of aanwezig hebben van een stof bevattende cocaïne. Nu in het laboratorium in elk geval 106 kilo cocaïnebase is aangetroffen en deze dus daar ook moet zijn verwerkt, gaat de rechtbank uit van ‘een hoeveelheid van in elk geval meer dan 100 kilo’ van een materiaal bevattende cocaïne.
De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of is bewezen dat de verdachten die in het laboratorium zijn aangetroffen, alsmede de eigenaar/verhuurder hiervan, het primair ten laste gelegde tezamen en vereniging met een of meer anderen hebben gepleegd. De rechtbank beantwoordt deze vraag voor alle 15 verdachten bevestigend en overweegt daartoe als volgt.
De rechtbank heeft uit de verklaringen van de in het laboratorium aangetroffen verdachten afgeleid, zoals weergegeven in de bewijsmiddelen, dat de verdachten in de ten laste gelegde periode op verschillende momenten in groepjes naar het laboratorium zijn gebracht dan wel daar al op een eerder moment aanwezig waren. Het is niet van alle verdachten exact duidelijk op welk moment zij naar de manege zijn gebracht, maar vast staat dat zij in elk geval in de ten gelegde periode aanwezig waren in het laboratorium en dat zij daar op 7 augustus 2020 tijdens het binnentreden door de politie zijn aangehouden. De eigenaar/verhuurder van de manege is eveneens op die dag op zijn perceel in Nijeveen aangehouden.
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van de verdachten bij het primair ten laste gelegde onder meer het volgende af:
- de verdachten hebben, ieder voor zich, verklaard dat zij naar Nederland zijn gekomen om werkzaamheden in de bouw te gaan verrichten. [naam 7] en [naam 8] waren al in Nederland. Sommige verdachten zijn direct naar de manege in Nijeveen gebracht en sommige hebben eerst enkele weken gewacht in een soort hotel in Tilburg. De reis naar de manege was veelal met meerdere personen in een auto, waarna de reis vanaf een parkeerplaats in een geblindeerde bus werd vervolgd naar de manege. In het laboratorium golden restricties, wat onder meer inhield dat de slaapplaatsen werden toegewezen, dat telefoons moesten worden ingeleverd en dat het niet was toegestaan om naar buiten te gaan;
- door verdachten is verklaard dat zij de plastic containers en vaten met vloeistoffen hebben gezien in het laboratorium. Zij moesten, in opdracht van meerdere personen waaronder een Colombiaanse man, verschillende werkzaamheden verrichten met deze vloeistoffen;
- door verdachten is verklaard dat er grote zakken met steenkool werden gebracht. Zij moesten hoeveelheden water verwarmen en vervolgens dat warme water en steenkool mengen in een betonmolen. Nadat de steenkool met het warme water was gewassen, moesten de steenkool en het mengsel van water worden opgevangen in aparte vaten of containers;
- door verdachten is verklaard dat zij na het zien van onder meer de steenkool en de vloeistoffen vermoedden dat zij in een laboratoriumachtige omgeving terecht waren gekomen, een omgeving met drugs, een plek waar illegale activiteiten plaatsvonden;
- de verdachte [naam 3] heeft verklaard dat hij in de maand mei naar het laboratorium is gebracht en dat de andere verdachten later zijn gekomen. Hij is begonnen met de installatie van de elektriciteit, ventilatie, keuken en onderhoud van de douches en toiletten en werd daarbij geholpen door verdachte [naam 2] ;
- door verdachten is verklaard, onder meer na het tonen van foto’s van de verdachten, dat alle verdachten daar waren en werkzaamheden hebben verricht in het laboratorium;
- door verdachten is verklaard dat verdachte [naam 9] voornamelijk in de keuken aanwezig was. Hij zorgde voor het eten in het laboratorium;
- door enkele verdachten is verklaard dat verdachte een andere, verantwoordelijke rol had. Hij hield de verdachten in het laboratorium in de gaten en hij hield zich bezig met de elektriciteit en de ventilatie.
De rechtbank is van oordeel dat voldoende vast staat dat verdachte samen met zijn medeverdachten zich in de ten laste gelegde periode heeft bezig gehouden met het bewerken en verwerken van cocaïne, en daarmee ook cocaïne aanwezig heeft gehad.
Wat precies ieder zijn rol is geweest binnen het laboratorium, doet niet ter zake. Ook voor de verdachten die zich in voornoemde periode (al dan) niet continue bezig hebben gehouden met de daadwerkelijk handelingen ten behoeve van - kort gezegd - het productieproces, door werkzaamheden in de keuken en schoonmaakwerkzaamheden te verrichten, geldt dat zij ieder voor zich een wezenlijke bijdrage hebben geleverd ten behoeve van het productieproces in het laboratorium. Schoonmaak- en opruimwerkzaamheden zijn onder de gegeven omstandigheden relevante onderdelen van het werkproces in een laboratorium. De rechtbank vindt bewezen dat sprake is van medeplegen.
De stelling, voor zover aangevoerd, dat geen sprake is geweest van actieve wetenschap dan wel (voorwaardelijk) opzet kan gelet op het hiervoor overwogene niet slagen. Het productieproces in een laboratorium is een ingewikkeld en arbeidsintensief proces, waarbij meerdere personen betrokken en benodigd zijn. Uit het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, is duidelijk geworden dat dit productieproces het werk van vele personen is geweest. De rechtbank laat daarbij in het midden welke rol de verdachte in dit proces heeft ingenomen. De rechtbank is verder ook van oordeel dat de verdachte verantwoordelijk kan worden gehouden voor het aanwezig hebben van de hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne in het laboratorium, ook voor de cocaïne die niet direct in het zicht lag. Het is immers niet van belang dat verdachte exact weet heeft van alle precieze gedragingen van zijn medeverdachten. Voldoende is dat hij opzettelijk met anderen betrokken is geweest bij de productie hiervan in een professioneel ingericht laboratorium.
Op grond van het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee vindt de rechtbank het primair ten laste gelegde medeplegen bewezen.