ECLI:NL:RBAMS:2021:4364

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 augustus 2021
Publicatiedatum
20 augustus 2021
Zaaknummer
13/751446-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel met betrekking tot strafzaak in Spanje

Op 13 juli 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Spanje op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB). De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie op 10 mei 2021 en betreft een EAB dat op 13 april 2021 door het Provinciaal Hof van Barcelona was uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in de Dominicaanse Republiek in 1964, is gedetineerd in Nederland en heeft geen vaste woon- of verblijfplaats in het land. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en vastgesteld dat hij de Dominicaanse nationaliteit heeft.

Tijdens de openbare zitting op 29 juni 2021 is de zaak behandeld, waarbij de officier van justitie mr. N.R. Bakkenes aanwezig was en de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. S. Pijl. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak met dertig dagen verlengd om een weloverwogen beslissing te kunnen nemen. De raadsvrouw voerde aan dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moest worden verklaard, omdat het EAB ongenoegzaam zou zijn. De rechtbank oordeelde echter dat de aanvullende informatie die op 31 mei 2021 was verstrekt, als een aanvulling op het oorspronkelijke EAB moest worden beschouwd en dat er geen wezenlijke verschillen waren in de informatie.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, zijn strafbaar volgens Nederlands recht, en de rechtbank heeft besloten de overlevering toe te staan. De uitspraak is gedaan door mr. M. van Mourik als voorzitter, bijgestaan door mrs. J.A.A.G. de Vries en H.G. van der Wilt, en is uitgesproken in het openbaar.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751446-21
RK nummer: 21/2591
Datum uitspraak: 13 juli 2021
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 10 mei 2021 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 13 april 2021 door
section 22 of the Provincial Court of Barcelona(Spanje) en het strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Dominicaanse Republiek) [op geboortedag] 1964,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in [detentieplaats]
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 29 juni 2021. Het verhoor heeft – via telehoren – plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. N.R. Bakkenes. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. S. Pijl, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Spaanse taal.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Dominicaanse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een vonnis van de
Provincial Courtin Barcelona (Spanje) van 5 april 2013 met kenmerk 165/2013.
In het EAB staat vermeld dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij het proces dat tot de beslissing heeft geleid.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van zeven jaar en zes maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteren volgens het EAB nog 839 dagen. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte kopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering, nu deze is gedaan op basis van het EAB van 13 april 2021. Dit EAB was echter ongenoegzaam omdat niet duidelijk is wat de grondslag van dit EAB is. Op verzoek van het IRC is een nieuw EAB gestuurd, komen gedateerd 31 mei 2021. Dit nieuwe EAB verschilt aanzienlijk van het EAB van 13 april 2021 en dient ter vervanging daarvan. De officier van justitie moet een nieuwe vordering doen op basis van het nieuwe EAB, waarbij de raadsvrouw aansluit bij een uitspraak van deze rechtbank van 2 juli 2019 (ECLI:NL:RBAMS:2019:4848).
De officier van justitie heeft betoogd dat de vordering ontvankelijk is, omdat de aanvullende informatie van 31 mei 2021 een aanvulling is op het EAB van 13 april 2021. Ook in het EAB van 13 april 2021 wordt de feitsomschrijving gegeven op basis waarvan de beoordeling in Spanje heeft plaatsgevonden. Daarbij was ook het A formulier ingevuld. Het is vaste jurisprudentie dat het EAB en het A formulier in onderlinge samenhang bezien moeten worden. Aan de uitvaardigende autoriteit is aanvullende informatie gevraagd die in het format van een EAB formulier is aangeleverd. De Spaanse autoriteiten hebben bevestigd dat dit een aanvulling op het EAB betreft.
De rechtbank is van oordeel dat de aanvullende informatie van 31 mei 2021 als aanvulling op het EAB van 13 april 2021 dient te gelden. Er is geen sprake van wezenlijke verschillen in de gegeven informatie. Door de uitvaardigende autoriteit is tevens per mail van 3 juni 2021 bevestigd dat de informatie een aanvulling is en niet als geheel nieuw EAB behandeld dient te worden. Het verweer van de raadsvrouw wordt verworpen.

4.Strafbaarheid

Feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod

5.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

6.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 10 Opiumwet en 2, 5 en 7 OLW.

7.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
section 22 of the Provincial Court of Barcelona(Spanje).
Aldus gedaan door
mr. M. van Mourik, voorzitter,
mrs. J.A.A.G. de Vries en H.G. van der Wilt, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K. Spanjaart, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 13 juli 2021.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.