Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
[gedaagde 2],
1.De procedure
- de dagvaarding van 29 september 2020, met productie 1 t/m 15,
- de conclusie van antwoord in conventie, tevens houdende conclusie van eis in reconventie, met productie 1 t/m 10,
- het tussenvonnis van 14 april 2021, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald,
- de conclusie van antwoord in reconventie, tevens toevoeging subsidiaire vordering, met productie 16 t/m 23,
- het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 24 juni 2021.
2.De feiten
Projectomschrijving
matig. (…)
Wat is de staat van de huidige fundering en hoe lang kan deze nog werkelijk mee?
Fase 4, is). Wij begrijpen dit en zullen dan ook zeker bereid zijn om de renovaties zsm te laten verlopen, zodat onze panden weer een uitstekende staat verkeren voor de komende jaren.
11. Conclusie
Onvoldoende. De fundering voldoet niet aan artikel 2.1.2. van het Bouwbesluit met een minimum prestatieniveau voor constructieve veiligheid toetsingsniveau afkeuren..
3.Het geschil
in conventie
- voor recht verklaart dat de muur (tussen panden [huisnr. 1] en [huisnr. 2] ) bij het perceel van [eiseres] hoort en dat een opbouw op deze muur zonder haar toestemming onrechtmatig is jegens haar;
- [gedaagden] veroordeelt de op de muur aangebrachte bouwwerken te verwijderen en het dak weer in de oude staat terug te brengen, binnen acht dagen na betekening van dit vonnis;
- bepaalt dat [gedaagden] een dwangsom van € 1.000 per dag zal verbeuren voor elke dag of gedeelte van een dag dat zij in gebreke blijft aan de veroordeling te voldoen;
- [gedaagden] veroordeelt tot het verwijderen van het gebouwde, voor zover dat over de helft van de muur aan de zijde van [eiseres] is gebouwd,
- bepaalt dat bij niet-nakoming daarvan [gedaagden] een dwangsom van € 1.000 zal verbeuren voor iedere dag of gedeelte hiervan dat [gedaagden] na een in goede justitie te bepalen termijn na betekening van het vonnis in gebreke blijft aan de veroordeling te voldoen;
- [eiseres] machtigt om voornoemde werkzaamheden zelf te laten verrichten op kosten van [gedaagden] ;
4.De beoordeling
in conventie
Alle muren dienende tot afscheiding tusschen gebouwen (…) worden gerekend gemeene[rechtbank: mandelige]
muren te zijn, ten ware er een titel of teeken, het tegendeel aanduidende, mogt bestaan’. Het tweede lid van artikel 681 BW (oud) bepaalt dat indien de gebouwen niet even hoog zijn, de scheidsmuur slechts verondersteld wordt mandelig te zijn tot de hoogte van het minst verhevene gebouw.