ECLI:NL:RBAMS:2021:4329

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 augustus 2021
Publicatiedatum
19 augustus 2021
Zaaknummer
13/751617-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel met betrekking tot criminele organisatie en detentieomstandigheden

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 17 augustus 2021 uitspraak gedaan over een vordering tot overlevering op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Rechtbank van Eerste aanleg te Antwerpen. De vordering, ingediend door de officier van justitie, betreft de overlevering van een opgeëiste persoon die verdacht wordt van deelname aan een criminele organisatie en andere strafbare feiten. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de relevante feiten uit het EAB beoordeeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon de Nederlandse nationaliteit heeft en dat er een garantie is gegeven door de Belgische autoriteiten dat hij na zijn veroordeling in België naar Nederland zal terugkeren om zijn straf daar uit te zitten.

De rechtbank heeft ook de detentieomstandigheden in België beoordeeld en geconcludeerd dat er voldoende garanties zijn dat de opgeëiste persoon in een humane omgeving zal worden gedetineerd. De rechtbank heeft de argumenten van de raadsman en de officier van justitie tegen elkaar afgewogen en is tot de conclusie gekomen dat de overlevering kan worden toegestaan. De rechtbank heeft de vordering tot overlevering goedgekeurd, omdat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en er geen weigeringsgronden zijn.

De uitspraak is gedaan in het kader van de internationale rechtsbijstand en benadrukt de samenwerking tussen Nederland en België in strafzaken. De rechtbank heeft de relevante wetsartikelen genoemd en uiteengezet dat er geen gewoon rechtsmiddel openstaat tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751617-21
RK nummer: 21/3429
Datum uitspraak: 17 augustus 2021
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 18 juni 2021 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 4 juni 2021 door de Onderzoeksrechter in
de Rechtbank van Eerste aanleg te Antwerpen, afdeling Antwerpen(België) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2002
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres opgeëiste persoon] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 3 augustus 2021. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. N.R. Bakkenes.
De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. C.J. Visser advocaat te Amsterdam.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een aanhoudingsbevel bij verstek uitgevaardigd op 4 juni 2021 door de onderzoeksrechter bij de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen, afdeling Antwerpen.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Belgische recht strafbare feiten.
Deze feiten zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Strafbaarheid

4.1.
Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten, met uitzondering van het feit van de vernieling, waarvoor de overlevering wordt verzocht, dient achterwege te blijven omdat de uitvaardigende justitiële autoriteit de strafbare feiten heeft aangeduid als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder nummer 1, te weten:
Deelneming aan een criminele organisatie
Volgens de in rubriek c) van het EAB vermelde gegevens is op deze feiten naar Belgisch recht een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.
Vernieling
De rechtbank is met de raadsman en de officier van justitie van oordeel dat het feit van vernieling niet in redelijkheid als lijstfeit is aangekruist aangezien gelet op de e-mail van de Belgische autoriteit van 5 juli 2021 op vernieling in België een maximale gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden is gesteld. De rechtbank zal hierna de dubbele strafbaarheid van dit feit toetsten.
Overtreding van de Wapenwet
De raadsman voert aan dat het feit met betrekking tot overtreding van de Wapenwet onvoldoende duidelijk in het EAB is omschreven, zodat de dubbele strafbaarheid van het feit niet kan worden getoetst. Op grond hiervan dient de overlevering voor dit feit te worden geweigerd.
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat de dubbele strafbaarheid van dit feit niet hoeft te worden getoetst, nu dit feit - gelet op de omschrijving van de verdenking in het EAB, waarbij door meerdere verdachten gebruik wordt gemaakt van wapens - onderdeel uitmaakt van het lijstfeit van
Deelneming aan een criminele organisatieen hierop in België een gevangenisstraf van meer dan 3 jaar is gesteld.
.
4.2
Feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit van vernieling niet in redelijkheid aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De raadsman voert aan dat de maximum gevangenisstraf voor vernieling in België zes maanden is. In artikel 7, eerste lid, onder a sub 2, OLW is echter bepaald dat overlevering ten behoeve van vervolging slechts kan worden toegestaan ten aanzien van een feit waarop een minimale gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden is gesteld en dat is hier dus niet het geval.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de OLW inmiddels is gewijzigd en dat nu in artikel 7, vierde lid, OLW is bepaald dat in het geval de overlevering wordt verzocht van meerdere feiten die dubbel strafbaar zijn en waarop vrijheidsbenemende straffen zijn gesteld het vereiste van artikel 7, eerste lid, onder a sub 2, OLW niet geldt.
De rechtbank volgt het standpunt van de officier van justitie en verwerpt het verweer van de raadsman op deze grond.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
Medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.

5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Zijn overlevering kan daarom worden toegestaan, indien naar het oordeel van de rechtbank is gewaarborgd dat, zo hij ter zake van de feiten waarvoor de overlevering kan worden toegestaan in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf wordt veroordeeld, hij deze straf in Nederland zal mogen ondergaan.
De Procureur des Konings Antwerpen heeft op 29 juni 2021 de volgende garantie gegeven:
Met verwijzing naar uw verzoek van 29/06/2021, inzake het Europees aanhoudingsbevel dd. 04-06- 2021, uitgaande van F. Franssens, onderzoeksrechter bij de rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, afdeling Antwerpen, lastens de genaamde [opgeëiste persoon] ( [geboortedag] 2002) heb ik de eer u volgende garantie te verstrekken :
Overeenkomstig artikel 5 §3 van het kaderbesluit van 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel, bied ik u de garantie voor de terugkeer naar Nederland van de door u over te leveren onderdaan of ingezetene, in casu [opgeëiste persoon] .
Deze garantie houdt in dat, eens betrokkene in België onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel is veroordeeld, deze persoon naar Nederland zal terugkeren om zijn straf of maatregel aldaar te ondergaan. De terugkeer zal gebeuren op basis van het Europees Kaderbesluit inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op de vrijheidsbenemende straffen of maatregelen uitgesproken in een lidstaat van de Europese Unie (2008/909/JB Z).
Naar het oordeel van de rechtbank is de hiervoor vermelde garantie voldoende.

6.Artikel 11 OLW

Bij uitspraak van 22 juni 2021 (ECLI:NL:RBAMS:2021:3243) heeft de rechtbank in een andere zaak geconcludeerd dat in België een reëel gevaar bestaat op een onmenselijke of vernederende behandeling voor gedetineerden die terecht komen in een instelling waar sprake is van grondslapers waardoor de minimale persoonlijke ruimte in een meerpersoonscel van 3 m2 niet meer is gewaarborgd, alsmede waar sprake is van niet-afgeschermde toiletten in meerpersoonscellen. De detentie-instellingen waarvan hier sprake is zijn: Antwerpen, Gent, Brugge, Oudenaarde, Hasselt, Dendermonde en Mechelen.
Bij brief van 23 juli 2021 heeft het Federal Public Service Justice onder meer het volgende geschreven:
“In the same way, only the competent judicial authority is entitled to designate, in such a case, the prison where the surrendered person will be detained during the pre-trial detention. As decided so by the competent judicial authority,Mr. [opgeëiste persoon] will be detained in the prison of Anvers.

2.Specific conditions of detention

According to the ordinary detention regime, the Belgian authorities engage themselves to guarantee that the person surrendered on the basis of a European Arrest Warrant will be detained in Belgium in a way and in a place that respect its human rights and that, more particularly, respect the international requirements (e.a. CPT standards) including inter alia a sufficient individual space, a separated sanitary block and out-of-cell activities. Furthermore, the Belgian Act on the Public Prosecutor’s Office of Amsterdam Centre for International Legal Assistance in
Criminal Matters Organization of Prison Services and the Status of Prison Staff (23.03.2019) responds to criticisms made by the Council of Europe's anti-torture committee on the 13.07.2017.
In this case,Mr. [opgeëiste persoon] will be detained alonein a cell of at least 9m². The cell is fully equipped, including with a sanitary block (toilet and sink). As Mr. [opgeëiste persoon] will be detained alone, the last questions becomes irrelevant.”
Bij de hierboven vermelde brief van de
Federal Public Service Justicewordt de garantie gegeven
dat de opgeëiste persoon na overlevering zal worden geplaatst in de detentie-instelling van Antwerpen in een monocel van 9 vierkante meter met eigen sanitaire voorzieningen en met voldoende activiteiten buiten de cel. Aan de hand van een beoordeling van alle gegevens waarover zij beschikt, gaat de rechtbank uit van de geboden zekerheid in voorgaande garantie.
Naar het oordeel van de rechtbank is hiermee het eerder vastgestelde algemene reële gevaar voor de detentie-instelling van Antwerpen, dat personen die aldaar worden gedetineerd onmenselijk of vernederend worden behandeld, voor de opgeëiste persoon weggenomen.

7.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

8.Toepasselijke wetsartikelen

Artikelen 47 en 350 Wetboek van strafrecht en de artikelen 2, 5, 6 en 7 OLW.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
de Rechtbank van Eerste aanleg te Antwerpen, afdeling Antwerpen (België).
Aldus gedaan door
mr. M.T.C. de Vries, voorzitter,
mrs. J.A.A.G. de Vries en N.M. van Waterschoot, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.L. van Loon, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 17 augustus 2021.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.