ECLI:NL:RBAMS:2021:4324

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 augustus 2021
Publicatiedatum
19 augustus 2021
Zaaknummer
13/751473-21 (EAB I)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Internationaal publiekrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel met betrekking tot detentieomstandigheden in België

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 10 augustus 2021 uitspraak gedaan over een vordering tot overlevering op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Onderzoeksrechter van de Rechtbank Eerste Aanleg Oost-Vlaanderen, Afdeling Gent. De vordering was ingediend door de officier van justitie en betreft de overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in 1982, die gedetineerd was in een Belgische penitentiaire inrichting. De rechtbank heeft de zaak behandeld op openbare zittingen op 1 juli en 3 augustus 2021, waarbij de opgeëiste persoon via videoverbinding werd gehoord.

Tijdens de zittingen is de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en zijn de detentieomstandigheden in België besproken. De verdediging voerde aan dat de garanties van de Belgische autoriteiten onvoldoende waren om te waarborgen dat de opgeëiste persoon niet het risico liep op onmenselijke of vernederende behandeling, zoals vastgelegd in artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. De officier van justitie daarentegen stelde dat de overlevering kon worden toegestaan, omdat de Belgische autoriteiten hadden gegarandeerd dat de opgeëiste persoon in een monocel van 9 vierkante meter met eigen sanitaire voorzieningen zou worden geplaatst.

De rechtbank heeft de zorgen van de verdediging overwogen, maar kwam tot de conclusie dat de geboden garanties voldoende waren om het risico op schending van de mensenrechten weg te nemen. De rechtbank heeft de overlevering van de opgeëiste persoon toegestaan, omdat het EAB voldeed aan de eisen van de Overleveringswet en er geen weigeringsgronden waren. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751473-21 (EAB I)
RK nummer: 21/2623
Datum uitspraak: 10 augustus 2021
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 12 mei 2021 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 13 april 2021 door
de Onderzoeksrechter Rechtbank Eerste Aanleg Oost-Vlaanderen, Afdeling Gent(België) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeeiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1982
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres]
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [detentieplaats]
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

Zitting 1 juli 2021
De vordering is behandeld op de openbare zitting van 1 juli 2021. Het verhoor van de opgeëiste persoon heeft via een videoverbinding in tegenwoordigheid van de officier van justitie
C.L.E. McGivern. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. R. Haze, advocaat te Rotterdam. De behandeling van de zaak is door de rechtbank voor nader beraad aangehouden.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, derde lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.
Sluiting onderzoek en tussenuitspraak 15 juli 2021
Bij tussenuitspraak van 15 juli 2021 is het onderzoek heropend en vervolgens geschorst voor onbepaalde tijd om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen nadere vragen aan de Belgische autoriteit te stellen over de detentie-omstandigheden in België.
In deze tussenuitspraak is verder reeds geoordeeld over de grondslag en inhoud van het EAB, het onschuldverweer, de dubbele strafbaarheid van de feiten, de garantie als bedoeld in
artikel 6, eerste lid, OLW en over het gevoerde onschuldverweer. Deze overwegingen worden als hier herhaald en ingelast beschouwd.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, vijfde lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.
Zitting 3 augustus 2021
De rechtbank heeft op 3 augustus 2021 met toestemming van de raadsman en de officier van justitie het onderzoek hervat in de stand waarin het zich bevond op het moment van de schorsing van 1 juli 2021. Het verhoor van de opgeëiste persoon heeft via een videoverbinding plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. N.R. Bakkenes. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. R. Haze, advocaat te Rotterdam.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Artikel 11 OLW

Bij uitspraak van 22 juni 2021 (ECLI:NL:RBAMS:2021:3243) heeft de rechtbank in de zaak van een andere opgeëiste persoon geconcludeerd dat in België een reëel gevaar bestaat op een onmenselijke of vernederende behandeling voor gedetineerden die terecht komen in een instelling waar sprake is van grondslapers waardoor de minimale persoonlijke ruimte in een meerpersoonscel van 3 m2 niet meer is gewaarborgd, alsmede waar sprake is van niet-afgeschermde toiletten in meerpersoonscellen. De detentie-instellingen waar hiervan sprake is zijn: Antwerpen, Gent, Brugge, Oudenaarde, Hasselt, Dendermonde en Mechelen.
Bij brief van 20 juli 2021 heeft het
Federal Public Service Justicete Brussel onder meer het volgende geschreven:
“(...)
In the same way, only the competent judicial authority is entitled to designate, in such a case, the prison where the surrendered person will be detained during the pre-trial detention. As decided so by the competent judicial authority,[opgeeiste persoon] will be detained in the prison of Gent.

2.Specific conditions of detention

According to the ordinary detention regime, the Belgian authorities engage themselves to guarantee that the person surrendered on the basis of a European Arrest Warrant will be detained in Belgium in a way and in a place that respect its
human rights and that, more particularly, respect the international requirements (e.a. CPT standards) including inter alia a sufficient individual space, a separated sanitary block and out-of-cell activities. Furthermore, the Belgian Act on the Organization of Prison Services and the Status of Prison Staff (23.03.2019) responds to criticisms made by the Council of
Europe's anti-torture committee on the 13.07.2017.
In this case,[opgeeiste persoon] will be detained alonein a cell of at least 9m². The cell is fully equipped, including with a sanitary block (toilet and sink). As [opgeeiste persoon] will be detained alone, the last question becomes irrelevant.
(..) ”
Standpunt verdediging
De raadsman stelt zich op het standpunt dat de door de Belgische autoriteit verstrekte garantie onvoldoende is om te waarborgen dat zich geen schending artikel 4 Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: Handvest) zal voordoen. De problemen in de Belgische detentie-instellingen zijn nog niet opgelost, zoals te lezen is in een recentelijk opgemaakte CPT-rapport. Gelet op het voorgaande verzoekt de raadsman om de behandeling van de zaak aan te houden om nadere informatie op te vragen over de verstrekte garantie.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat de overlevering kan worden toegestaan aangezien de verstrekte garantie het in de detentie-instelling van Gent vastgestelde algemene gevaar op schending van artikel 4 Handvest, wegneemt. De officier van justitie verzet zich tegen het verzoek tot aanhouding van de behandeling van de zaak.
Oordeel van de rechtbank
Bij de hiervoor vermelde brief van de
Federal Public Service Justicewordt de garantie gegeven
dat de opgeëiste persoon na overlevering zal worden geplaatst in de detentie-instelling van Gent in een monocel van 9 vierkante meter met eigen sanitaire voorzieningen en met voldoende activiteiten buiten de cel. Aan de hand van een globale beoordeling van alle gegevens waarover zij beschikt, gaat de rechtbank uit van de geboden zekerheid in voorgaande garantie.
Naar het oordeel van de rechtbank is hiermee het eerder vastgestelde algemene reële gevaar voor de detentie-instelling van Gent, dat personen die aldaar worden gedetineerd onmenselijk of vernederend worden behandeld, voor de opgeëiste persoon weggenomen.
De overige door de verdediging geuite zorgen geven, gelet op het toetsingskader van artikel 11, eerste lid OLW geen aanleiding tot een ander oordeel. Het aangehaalde recente CPT-rapport over België is door de raadsman niet overgelegd en door de rechtbank ook niet aangetroffen op de website van het CPT, waardoor de raadsman zijn stelling niet heeft onderbouwd en zijn betoog daarom al niet slaagt. De rechtbank is ten overvloede van oordeel dat een eventueel verschenen recent CPT-rapport het oordeel van de rechtbank niet anders zou maken, nu er voor de opgeëiste persoon een individuele garantie is afgegeven. Het voorgaande betekent dat de rechtbank evenmin aanleiding ziet de behandeling van de zaak aan te houden.
De rechtbank verwerpt het verweer en zal de overlevering van de opgeëiste persoon toestaan.

4.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

5.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 45, 47 en 287 Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 5 en 7 Overleveringswet.

6.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeeiste persoon]aan
de Onderzoeksrechter Rechtbank Eerste Aanleg Oost-Vlaanderen, Afdeling Gent(België).
Aldus gedaan door
mr. M.T.C. de Vries, voorzitter,
mrs. J.A.A.G. de Vries en N.M. van Waterschoot, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.L. van Loon, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 10 augustus 2021.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.