ECLI:NL:RBAMS:2021:4254

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 augustus 2021
Publicatiedatum
16 augustus 2021
Zaaknummer
AWB - 21 _ 932
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtmatigheid van een last onder dwangsom en de ontvankelijkheid van bezwaar

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, hebben eisers, wonende te Lelystad, beroep ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. Dit besluit, genomen op 4 januari 2021, verklaarde het bezwaar van eisers tegen een eerder besluit van 11 juni 2020 niet-ontvankelijk. De rechtbank heeft op 11 augustus 2021 uitspraak gedaan. De rechtbank oordeelde dat het procesbelang van eisers niet was aangetast, ondanks dat zij onder druk van de last onder dwangsom aan het belastende besluit hadden voldaan. De rechtbank benadrukte dat een andere opvatting de effectiviteit van de rechtsmiddelen bezwaar en beroep zou ondermijnen. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op om binnen zes weken opnieuw op het bezwaar te beslissen. Tevens werd verweerder veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van eisers, die zijn vastgesteld op € 1.496,-. De uitspraak werd gedaan door mr. H.B. van Gijn, in aanwezigheid van griffier mr. R. Boerlage.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 21/932

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 augustus 2021 in de zaak tussen

[eisers] , te Lelystad, eisers

(gemachtigde: mr. D.C. Coppens),
en

het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, verweerder

(gemachtigde: mr. B. van Zevenhuizen).

Procesverloop

Met een besluit van 11 juni 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eisers een last onder dwangsom opgelegd.
Met een besluit van 4 januari 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eisers niet-ontvankelijk verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is behandeld op de zitting van 11 augustus 2021. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze
uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 181,- aan eisers te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 1.496,-

Overwegingen

De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
Met het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eisers niet-ontvankelijk verklaard, omdat eisers geen belang hebben bij een beoordeling van het bestreden besluit. Eisers hebben tijdig aan de last voldaan en daarmee is het besluit komen te vervallen.
3. Het standpunt van verweerder dat er geen procesbelang meer is, is onjuist. Eisers hebben namelijk onder druk van de last onder dwangsom voldaan aan een belastend besluit. Een andere opvatting zou te zeer afbreuk doen aan de effectiviteit van de rechtsmiddelen van bezwaar en beroep. Dit is vaste rechtspraak van de Afdeling. [1]
4. Verweerder heeft nog aangevoerd dat eisers een voorlopige voorziening hadden kunnen aanvragen. Dat is echter niet verplicht en doet ook niet af aan het feit dat eisers onder druk aan de last hebben voldaan.
5. Het beroep is gegrond. Verweerder zal het bezwaar van eisers alsnog inhoudelijk moeten beoordelen. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt verweerder op om binnen zes weken opnieuw op het bezwaar te beslissen met inachtneming van deze uitspraak.
6. Omdat het beroep gegrond is, moet verweerder de proceskosten en het griffierecht aan eisers vergoeden. De rechtbank stelt de proceskosten vast op € 1.496,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting, met een waarde per punt van € 748,- en een wegingsfactor 1).
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.B. van Gijn, rechter, in aanwezigheid van
mr. R. Boerlage, griffier, op 11 augustus 2021.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling).
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de Afdeling worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 30 mei 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1732.