4.2.1.Valse facturen (feit 4)
Verdachte wordt veroordeeld voor het medeplegen van het vals opmaken van één factuur (DOC-043). Van zowel het medeplegen van als het medeplichtig zijn aan het vals opmaken van de andere facturen wordt hij vrijgesproken.
Feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 20 november 2008 is een ingestuurde factuur van [verdachte] aan Tilburg University van 18.750 euro voor akkoord door de universiteit ondertekend.De handtekening die op de factuur staat is die van [verdachte] .[medeverdachte 2] heeft de werkzaamheden op de factuur verricht. [verdachte] heeft zelf nooit voor Tilburg University gewerkt. [verdachte] heeft op verzoek van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] facturen ondertekend.[medeverdachte 2] maakte de facturen op op instructie van [medeverdachte 1] .[medeverdachte 1] gaf bedragen en omschrijvingen van de facturen aan [medeverdachte 2] door, zij maakte vervolgens de facturen op en hij stuurde ze door naar de financiële afdeling van Tilburg University.
Ondersteunende werkzaamheden (deels) niet verricht?
In de beschuldiging staat dat verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan het opmaken van valse facturen of daaraan medeplichtig is. De valsheid van de facturen zou er volgens de beschuldiging onder andere uit bestaan dat gefactureerd is voor werkzaamheden die niet of maar deels hebben plaatsgevonden. De rechtbank kan dat op basis van het dossier niet vaststellen. Er zijn aanknopingspunten in het dossier, zo heeft ook de officier van justitie erkend, dat zowel [medeverdachte 2] als [medeverdachte 3] daadwerkelijk ondersteunende werkzaamheden voor [medeverdachte 1] hebben verricht. Uit het dossier blijkt niet hoeveel er door wie en aan welke dissertatie is gewerkt en ook niet wat daar de afspraken over waren. Het is dan ook niet vast te stellen dat maar een deel van de (afgesproken) werkzaamheden is uitgevoerd, of dat er voor een bepaalde factuur helemaal niet is gewerkt. Dat het vaste bedrag dat per dissertatie in rekening wordt gebracht hoog voorkomt, maakt dit niet anders. Dit deel van de beschuldiging kan daarom niet worden bewezen.
In de beschuldiging staan bij per factuur een aantal andere omstandigheden op grond waarvan sprake zou zijn van valse facturen. De rechtbank bespreekt die omstandigheden hieronder per factuur.
DOC-062; rekeningnummer van [verdachte]
Op de beschuldiging staat bij deze factuur dat daarop een rekeningnummer van [verdachte] staat, waarmee de schijn gewekt is dat de werkzaamheden door hem zijn uitgevoerd. De factuur staat echter op naam van [medeverdachte 2] en is ook door haar ondertekend. Omdat de factuur op naam staat van de persoon die de werkzaamheden verricht heeft, levert alleen het vermelden van het rekeningnummer van iemand anders geen onjuiste voorstelling van zaken op. Daarmee is gezien de rest van de factuur niet de schijn gewekt dat de werkzaamheden door de rekeninghouder zijn verricht. Verdachte wordt dus vrijgesproken voor het vals opmaken van deze factuur.
DOC-072, DOC-076 en DOC-091; facturen op naam van [bedrijf verdachte]
Op de beschuldiging staat bij deze facturen dat ze op naam staan van [bedrijf verdachte] , het bedrijf van [verdachte] , waarmee de schijn is gewekt dat de werkzaamheden door verdachte zijn verricht. Deze facturen zijn niet door [verdachte] ondertekend. Van een andere bijdrage van verdachte aan het (vals) opmaken van deze facturen blijkt niet uit het dossier. Dat verdachte wist dat de naam van zijn bedrijf op de facturen stond is onvoldoende om te bewijzen dat verdachte deze factuur (samen met iemand anders) heeft opgemaakt. Ook voor medeplichtigheid hieraan is onvoldoende bewijs. De rechtbank leest de beschuldiging voor wat betreft de medeplichtigheid zo dat met de bestanddelen “
op naam van [verdachte] en/of [bedrijf verdachte] te doen/laten stellen” wordt bedoeld dat hij anderen ertoe heeft aangezet de facturen op die manier op te stellen. Daarvan blijkt niet uit het dossier. De rechtbank spreekt verdachte dus vrij van (medeplichtigheid aan) het vals opmaken van deze facturen.
DOC-043; factuur op naam van [verdachte]
Op de beschuldiging staat bij deze factuur dat de factuur op naam staat van [verdachte] , terwijl hij geen werkzaamheden heeft verricht. De rechtbank heeft hiervoor vastgesteld dat [verdachte] geen werkzaamheden voor Tilburg University heeft verricht. Door zijn naam op de factuur op te nemen wordt, in strijd met de waarheid, de indruk gewekt dat die werkzaamheden door hem zijn uitgevoerd. De factuur is op dat punt dus vals. [verdachte] heeft verklaard dat hij zijn handtekening onder deze factuur heeft gezet. Door het ondertekenen van de factuur heeft [verdachte] voor de juistheid daarvan getekend. Daarmee heeft [verdachte] een bijdrage van voldoende gewicht geleverd aan het opmaken van deze valse factuur samen met [medeverdachte 2] . Hij wordt dus veroordeeld voor het medeplegen van het vals opmaken van de factuur. De verdediging heeft aangevoerd dat [verdachte] informatie van zijn vrouw en [medeverdachte 1] doorkreeg en [medeverdachte 1] bevoegd was om namens Tilburg University te handelen. Wat er ook zij van de juistheid van die stelling, dat ontslaat [verdachte] niet van de verantwoordelijkheid voor zijn eigen handelen, in dit geval het bewust plaatsen van een handtekening op een factuur met daarop onjuiste informatie.
Bewijsbestemming
Valsheid in geschrift kan alleen bewezen worden als het gaat om een document dat bestemd is om tot bewijs te dienen. Een factuur is naar zijn aard bedoeld om te bewijzen dat degene die factureert, in dit geval diensten heeft geleverd en recht heeft op betaling daarvoor. Daarmee is de bewijsbestemming gegeven.
4.2.2.Oplichting (feit 5)
Verdachte wordt vrijgesproken van oplichting van Tilburg University, omdat de rechtbank niet bewezen vindt dat Tilburg University de facturen (mede) heeft betaald doordat daar een verkeerde naam op stond.
Niet elke vorm van bedrog of wat in het normale spraakgebruik oplichting genoemd wordt valt ook onder het juridische begrip oplichting. Daarvoor is onder andere vereist dat de verdachte een oplichtingsmiddel gebruikt (in dit geval bijvoorbeeld valse facturen)
waardoorde ander wordt bewogen tot, in dit geval, het betalen van geld. Om dat verband tussen het oplichtingsmiddel en het ‘bewegen tot’ te kunnen bewijzen moet aannemelijk zijn dat in dit geval Tilburg University mede onder invloed van de door verdachte in het leven geroepen onjuiste voorstelling van zaken is overgegaan tot betaling.
De officier van justitie heeft op de zitting diverse omstandigheden naar voren gebracht die een rol zouden hebben gespeeld bij de oplichting van Tilburg University, waaronder de positie van [medeverdachte 1] bij Tilburg University, zijn financiële vrijheid en het verzwijgen van de familierelaties met de medeverdachten. Die omstandigheden en gedragingen staan niet in de beschuldiging. De rechtbank is gebonden aan die beschuldiging (de tenlastelegging) en beoordeelt dus alleen op grond daarvan of tot een veroordeling voor oplichting kan worden gekomen.
De beschuldiging luidt dat Tilburg University door deze gedragingen is bewogen tot afgifte van geldbedragen:
Op facturen te vermelden dat de geldbedragen moesten worden overgemaakt naar het rekeningnummer van [verdachte] en door facturen op naam te stellen van [verdachte] of zijn eenmanszaak [bedrijf verdachte] . Daarmee is de schijn gewekt dat [verdachte] ondersteunende werkzaamheden voor de proefschriften heeft verricht, terwijl [verdachte] in werkelijkheid nooit werkzaamheden voor Tilburg University heeft verricht.
Op facturen te vermelden dat ondersteunende werkzaamheden zijn verricht, terwijl die werkzaamheden niet of slecht deels zijn uitgevoerd.
De rechtbank heeft hiervoor in paragraaf 4.2.1. geoordeeld dat niet kan worden vastgesteld dat de werkzaamheden niet of slecht deels zijn uitgevoerd. Het tweede streepje kan dus niet worden bewezen.
De rechtbank heeft hiervoor vastgesteld dat een verkeerde naam op facturen stond; de naam van [verdachte] , terwijl de werkzaamheden werden verricht door [medeverdachte 2] . De rechtbank moet daarom beoordelen of Tilburg University mede daardoor is bewogen tot afgifte van geld. Anders gezegd, het vermelden van een andere naam (en diens rekeningnummer) dan de uitvoerende moet van doorslaggevende betekenis zijn geweest om tot betaling over te gaan.
De rechtbank vindt het niet aannemelijk dat Tilburg University mede door de verkeerde voorstelling van zaken op de facturen is overgegaan tot betaling. [medeverdachte 2] heeft namelijk nog andere facturen aan Tilburg University gestuurd waarop wel haar eigen naam stond. In die gevallen is Tilburg University ook overgegaan tot betaling. In het dossier zitten ook betaalopdrachten van Tilburg University waar de naam van [medeverdachte 2] op staat, terwijl de daaraan gekoppelde facturen op naam stonden van [verdachte] . Ook deze facturen zijn betaald. Daaruit maakt de rechtbank op dat de naam op de factuur kennelijk geen doorslaggevende invloed heeft gehad op het betalen van die factuur. De rechtbank vindt dus dat Tilburg University niet door de in de beschuldiging opgenomen gedragingen is bewogen tot afgifte van geld.
5. Bewezenverklaring
De rechtbank vindt op grond van de bewijsmiddelen in rubriek 4.3 bewezen dat verdachte
4. primair
in de periode van 15 november 2007 tot en met 20 november 2008 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen,
- een factuur van [verdachte] , gericht aan de Universiteit van Tilburg ten bedrage van 18.750 euro, voor akkoord getekend op 20 november 2008 (DOC- 268/DOC-043),
een geschrift dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt,
immers hebben verdachte en zijn medeverdachte toen daar in strijd met de waarheid
door de factuur DOC-268/DOC-043 voornoemd op naam te stellen van [verdachte]
de schijn gewekt dat de hierop vermelde ondersteunende werkzaamheden in het kader van dissertatieonderzoek waren verricht door verdachte, terwijl verdachte in werkelijkheid nooit werkzaamheden voor de Universiteit van Tilburg/Tilburg University heeft verricht,
met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te doen gebruiken;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.