ECLI:NL:RBAMS:2021:4000

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 augustus 2021
Publicatiedatum
2 augustus 2021
Zaaknummer
13/010690-19 (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in openlijke geweldpleging tijdens voetbalwedstrijd tussen Celtic FC en Ajax

Op 2 augustus 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van openlijke geweldpleging tijdens een voetbalwedstrijd tussen Celtic FC en Ajax op 26 november 2015 in Glasgow. De verdachte werd vlak na de geweldpleging staande gehouden met een verwonding op zijn gezicht en bloed op zijn handen. De rechtbank heeft vastgesteld dat, hoewel deze omstandigheden vragen oproepen, ze onvoldoende bewijs opleveren voor een significante bijdrage van de verdachte aan het geweld. De officieren van justitie stelden dat de verdachte betrokken was bij de openlijke geweldpleging, maar de verdediging betwistte dit en wees op het gebrek aan bewijs. De rechtbank concludeerde dat de herkenningen van de verdachte door Schotse verbalisanten niet betrouwbaar waren en dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten. De vorderingen van de benadeelde partijen werden niet-ontvankelijk verklaard, aangezien de verdachte niet schuldig was bevonden. De uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs in strafzaken en de rol van de rechter bij het beoordelen van de betrouwbaarheid van getuigenverklaringen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/010690-19 (Promis)
Datum uitspraak: 2 augustus 2021
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1995,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[adres] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 8 juni 2021 en 2 augustus 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie mrs. C. Staal en M.E. Woudman en van wat de gemachtigde raadsvrouw van verdachte, mr. C. de Vries, naar voren heeft gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich op 26 november 2015 in Glasgow (Groot-Brittannië) heeft schuldig gemaakt aan het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en goederen, terwijl het door hem gepleegde geweld bij een of meerdere personen (zwaar) lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Inleiding

Op donderdagavond 26 november 2015 werd in het Celtic Park stadion in Glasgow een Europa League wedstrijd gespeeld tussen Celtic FC en Ajax. Voorafgaand aan die wedstrijd, om ongeveer 19:00 uur, liep volgens verschillende getuigen een groep Ajaxsupporters vanuit het centrum van Glasgow naar de Gallowgate. De Gallowgate is een straat met pubs, waar voornamelijk supporters van Celtic FC samenkomen. De groep Ajaxsupporters zou zich eerder om 18:00 uur al hebben verzameld in de pub [pub 1] aan de West Nile street. Tijdens hun tocht door de Gallowgate viel de groep klanten van de pubs [pub 2] en [pub 3] aan, waarbij onder meer gebruik zou zijn gemaakt van glazen, flessen, metalen stangen, knuppels en stokken. Hierbij hebben meerdere personen (ernstige) verwondingen opgelopen.
Tijdsverloop
Het feit in deze zaak dateert van 26 november 2015. Pas op 8 juni 2021 is de inhoudelijke behandeling van de strafzaak tegen verdachte aangevangen. Er zijn verschillende oorzaken voor de omstandigheid dat het een lange tijd heeft geduurd voordat de zaak inhoudelijk op zitting kon worden behandeld.
Het onderzoek was aanvankelijk gestart in Schotland. De Schotse autoriteiten hebben op 14 december 2017 gevraagd of het Nederlandse Openbaar Ministerie de vervolging wilde overnemen. Het Openbaar Ministerie is hiermee akkoord gegaan, waarna er door de politie in Nederland ook nog onderzoek is verricht. In totaal zijn er vijftien personen als verdachte aangemerkt. Op verzoek van een aantal van de verdachten is ook nog aanvullend onderzoek verricht.
De inhoudelijke behandeling was gepland in de eerste helft van 2020. In die periode werd Nederland echter getroffen door het coronavirus, waardoor die zitting niet kon doorgaan.
Voornoemde omstandigheden hebben voor een aanzienlijke vertraging gezorgd, wat maakt dat de inhoudelijke behandeling ruim vijf en een half jaar na het feit heeft plaatsgevonden.

4.Vrijspraak

4.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officieren van justitie hebben zich – onder verwijzing naar het op schrift gestelde requisitoir – op het standpunt gesteld dat het feit kan worden bewezen. Verdachte is op zeer kortste afstand van het delict en vlak daarna staande gehouden. Hij kwam vanaf de plaats gelopen waar openlijk geweld is gepleegd. Verdachte bevond zich in een groep personen, terwijl een aantal van die personen bewijsbaar openlijk geweld heeft gepleegd. Volgens verbalisant [naam 1] had verdachte een snee aan de rechterkant van zijn gezicht. Daarnaast waren de handen van verdachte volgens verbalisant [naam 2] bedekt met bloed. Verdachte heeft zich beroepen op zijn zwijgrecht, terwijl de aanwezigheid van de verwonding schreeuwt om een uitleg. De verwonding past bij de openlijke geweldpleging. Er kan dan ook worden vastgesteld dat verdachte betrokken was bij de openlijke geweldpleging op de Gallowgate. Verdachte heeft zich niet gedistantieerd van de groep geweldplegers. Hij bleef onderdeel van de groep uitmaken nadat hij had gezien dat er fors geweld werd gepleegd. Gezien de verwonding is verdachte bij dat geweld betrokken geraakt.
Verdachte moet partieel worden vrijgesproken van het zware letsel dat het openlijke geweld ten gevolge heeft gehad, nu niet vast is komen te staan dat verdachte geweld heeft gepleegd dat heeft geleid tot zwaar lichamelijk letsel.
4.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft – onder verwijzing naar de op schrift gestelde pleitnota – primair vrijspraak bepleit. De herkenningen van de Schotse verbalisanten kunnen niet voor het bewijs worden gebruikt. Het is niet duidelijk aan welke kenmerken verdachte is herkend en daarnaast wordt niet aangegeven wie van de personen op de afbeeldingen zij bedoelen. De Nederlandse verbalisanten hebben verdachte niet herkend op de beelden van de openlijke geweldpleging. Op grond van het dossier kan slechts gesteld worden dat verdachte aanwezig was tijdens de staandehouding. Daarmee is niet vastgesteld dat verdachte in de [pub 1] was en zich heeft verzameld met de rest van de groep. Evenmin is vastgesteld dat verdachte aanwezig was tijdens de ongeregeldheden en zich schuldig heeft gemaakt aan de openlijke geweldpleging, dan wel daar een wezenlijke bijdrage aan heeft geleverd. De omstandigheid dat verdachte een verwonding had aan zijn gezicht kan niet voor het bewijs worden gebruikt, nu verdachte die deze wond ook op een ander moment kon hebben opgelopen. De verklaring van verbalisant [naam 2] dat de handen van verdachte zouden zijn bedekt met bloed is niet ondertekend en wordt niet ondersteund door de overige bewijsmiddelen in het dossier. Ook deze verklaring kan dus niet worden gebruikt voor het bewijs.
Subsidiair heeft de raadsvrouw aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat verdachte verantwoordelijk is voor het ontstaan van het zwaar lichamelijk letsel van de slachtoffers.
4.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat het tenlastegelegde niet kan worden bewezen en overweegt daartoe als volgt.
Herkenningen
In het dossier bevinden zich verklaringen van de Schotse verbalisanten [naam 1] en [naam 3] . Zij hebben verdachte en veertien andere personen vlak na de openlijke geweldpleging staande gehouden op Melbourne Street. Een aantal dagen later hebben [naam 1] en [naam 3] gezamenlijk de camerabeelden van de staandehouding van verdachte vergeleken met de verschillende camerabeelden in het dossier. Daarmee is geen sprake van herkenning, maar van een (gezichts)vergelijking. [naam 1] en [naam 3] hebben vervolgens verklaard dat zij verdachte herkennen op de beelden van de [pub 1] , [pub 4] en [pub 3] .
Om de betrouwbaarheid van een (gezichts)vergelijking te kunnen toetsen, is het noodzakelijk dat degene die tot een positieve vergelijking komt, aangeeft op welke overeenstemmende onderscheidende (gezichts)kenmerken die vergelijking gebaseerd is, bij afwezigheid van zichtbare verschillen. [naam 1] en [naam 3] hebben geen enkel kenmerk genoemd waaraan zij verdachte herkennen. Ook overigens is onduidelijk hoe het proces van (gezichts)vergelijking in Schotland precies is gelopen en of en in hoeverre daar nog anderen bij waren betrokken. In aanmerking moet worden genomen, dat de vergelijkingen in Schotland niet direct voor het bewijs bestemd waren, maar voor een
standard prosecution report, dat aan de Schotse openbare aanklager werd gestuurd ter beoordeling of vervolging zou worden ingesteld
.
De rechtbank zal de vergelijkingen van [naam 1] en [naam 3] dan ook als bewijsmiddel terzijde schuiven.
Verder zijn de camerabeelden bekeken door de Nederlandse verbalisanten [naam 4] en [naam 5] . Zij hebben verdachte niet herkend.
Rol van verdachte
Vlak na de openlijke geweldpleging is verdachte samen met een groep andere personen staande gehouden door de Schotse verbalisanten op Melbourne Street. Verbalisant [naam 1] heeft verklaard dat verdachte bij de staandehouding werd behandeld aan een snee aan de rechterkant van zijn gezicht. Verbalisant [naam 2] heeft verklaard dat verdachte een kras links op zijn gezicht en een rijtwond onder zijn rechteroog had. Daarnaast waren zijn handen bedekt met bloed.
Verdachte heeft zich op zijn zwijgrecht beroepen. Volgens de Hoge Raad kan de omstandigheid dat een verdachte weigert een verklaring af te leggen of een bepaalde vraag te beantwoorden op zichzelf, mede gelet op het bepaalde in art. 29, eerste lid, Sv, niet tot het bewijs bijdragen. De rechter mag het zwijgen van verdachte, indien deze voor een omstandigheid, die op zichzelf of in samenhang met de verdere inhoud van de bewijsmiddelen beschouwd redengevend moet worden geacht voor het bewijs van het aan hem tenlastegelegde feit, geen redelijke, die redengevendheid ontzenuwende, verklaring heeft gegeven, wel in de overwegingen omtrent het gebezigde bewijsmateriaal betrekken. [1] Met andere woorden: alleen als er voldoende overig bewijs is van de betrokkenheid van verdachte bij het feit, kan zijn zwijgende houding bij de bewijswaardering in het nadeel van verdachte worden uitgelegd.
Naar het oordeel van de rechtbank doet die situatie zich in deze zaak niet voor, nu uit de bewijsmiddelen van het dossier verder niet blijkt dat verdachte betrokken is geweest bij de openlijke geweldpleging. De enkele omstandigheid dat verdachte vlak na de openlijke geweldpleging in een groep personen is staande gehouden met een verwonding op zijn gezicht en bloed op zijn handen roept zeker vragen op, maar is onvoldoende om te kunnen vaststellen dat verdachte een significante of wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de openlijke geweldpleging. Verdachte zal worden vrijgesproken.

5.Ten aanzien van de benadeelde partijen

De benadeelde partij [naam 6] vordert € 5.000,- aan vergoeding van immateriële schade.
De benadeelde partij [naam 7] vordert £ 150,- aan vergoeding van materiële schade en € 10.000,- aan vergoeding van immateriële schade.
De benadeelde partij [naam 8] vordert £ 500,- aan vergoeding van materiële schade, £ 4.550,- aan vergoeding van immateriële schade en £ 150,- aan vergoeding van proceskosten.
De benadeelde partijen hebben gevorderd de schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente.
Verdachte wordt vrijgesproken. Aan verdachte wordt dus ook geen straf of maatregel
opgelegd en ook artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht wordt niet toegepast. Op grond van artikel 361 van het Wetboek van Strafvordering zijn de vorderingen van de benadeelde partijen in dat geval niet-ontvankelijk. De benadeelde partijen kunnen de vorderingen eventueel nog aan de civiele rechter voorleggen.

6.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het ten laste gelegde niet bewezen en
spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart [naam 6] niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Verklaart [naam 7] niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Verklaart [naam 8] niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Dit vonnis is gewezen door
mr. O.P.M. Fruytier, voorzitter,
mrs. A.K. Glerum en H.E. Hoogendijk, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. van Gerven, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 2 augustus 2021.

Voetnoten

1.HR 16 september 2014, ECLI:NL:HR:2014:2764.