5.3.Oordeel van de rechtbank
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de openlijke geweldpleging.
Betrouwbaarheid van herkenningen
De rechtbank stelt voorop dat behoedzaam dient te worden omgegaan met de beoordeling van herkenningen. Dit geldt te meer als deze herkenningen de enige bewijsmiddelen zijn die de betrokkenheid van een verdachte bij het hem ten laste gelegde kunnen aantonen. Het komt er bij de beoordeling van het bewijs op aan dat kan worden getoetst of de aan de hand van foto’s of beelden door de verbalisanten gedane herkenningen voldoende betrouwbaar zijn om daadwerkelijk tot een bewezenverklaring te kunnen komen.
Voor de beoordeling van de betrouwbaarheid van een herkenning zijn in het algemeen de volgende elementen van belang.
In de eerste plaats moet worden beoordeeld of de camerabeelden of stills daarvan, voldoende duidelijk en helder zijn om een gezichtsherkenning op te kunnen baseren. Hierbij is van belang wat de mate van kwaliteit van de beelden is en in hoeverre hierop voldoende duidelijke, specifieke en onderscheidende persoonskenmerken zichtbaar zijn.
Het tweede beoordelingselement staat daarmee in nauw verband, namelijk hoe goed de herkenner verdachte kent. Hoe beter men verdachte (visueel) kent, hoe minder visuele informatie nodig is voor een betrouwbare herkenning. Tevens zijn de aard, frequentie en het tijdsverloop sinds de ontmoeting(en) van belang.
Een derde beoordelingselement is het aantal in aanmerking komende herkenningen, die onafhankelijk van elkaar zijn gedaan. Hoe meer dat er zijn, hoe hoger de bewijskracht. Ten slotte dient de rechtbank te bekijken of er feiten en omstandigheden zijn die een herkenning mogelijk zouden kunnen falsificeren of onbetrouwbaar zouden (kunnen) maken.
De rechtbank merkt daarbij nog op dat uit wetenschappelijk onderzoek naar voren komt dat gezichten als één geheel, dat wil zeggen holistisch in het geheugen worden opgeslagen en wel in visuele vorm. Dat maakt het doorgaans lastig om een beschrijving te geven van een gezicht dat men goed kent.
Beoordeling
In het dossier bevinden zich verklaringen van de Schotse verbalisanten [naam 1] en [naam 2] en de Nederlandse verbalisant [naam 3] .
[naam 1] en [naam 2] hebben verdachte en veertien andere personen vlak na de openlijke geweldpleging staande gehouden op Melbourne Street. Een aantal dagen later hebben de [naam 1] en [naam 2] gezamenlijk de camerabeelden van de staandehouding van verdachte vergeleken met de verschillende camerabeelden in het dossier. Daarmee is geen sprake van herkenning, maar van een (gezichts)vergelijking. [naam 1] en [naam 2] hebben vervolgens verklaard dat zij verdachte herkennen op de beelden van de [pub 1] en [pub 4] .
Om de betrouwbaarheid van een (gezichts)vergelijking te kunnen toetsen, is het noodzakelijk dat degene die tot een positieve vergelijking komt, aangeeft op welke overeenstemmende onderscheidende (gezichts)kenmerken die vergelijking gebaseerd is, bij afwezigheid van zichtbare verschillen. [naam 1] en [naam 2] hebben evenwel geen enkel kenmerk genoemd waaraan zij verdachte herkennen. Ook overigens is onduidelijk hoe het proces van (gezichts)vergelijking in Schotland precies is gelopen en of en in hoeverre daar nog anderen bij waren betrokken. In aanmerking moet worden genomen, dat de vergelijkingen in Schotland niet direct voor het bewijs bestemd waren, maar voor een
standard prosecution report, dat aan de Schotse openbare aanklager werd gestuurd ter beoordeling of vervolging zou worden ingesteld
.De rechtbank zal de vergelijkingen van [naam 1] en [naam 2] als bewijsmiddel terzijde schuiven.
[naam 3] heeft op verzoek van een collega de afbeeldingen en de camerabeelden bekeken. Hem werd gevraagd of hij de personen door zijn werkzaamheden herkende. Op de afbeeldingen en de camerabeelden van de staandehouding herkent [naam 3] NN1 ambtshalve verdachte. Verder heeft [naam 3] verdachte op de camerabeelden van de [pub 1] en [pub 4] herkend. Hij heeft verklaard dat hij verdachte herkende aan zijn bolle gelaat, zijn lengte en zijn kapsel.
[naam 3] heeft verder op 23 januari 2020 bij de rechter-commissaris verklaard dat hij in het team [team] werkt en dat hij in die functie veel bij wedstrijden van Ajax komt. Hij kent de namen van de verdachten ambtshalve. De camerabeelden zijn bij de rechter-commissaris nogmaals afgespeeld. [naam 3] heeft toen verklaard dat hij, in combinatie met de beelden van de staandehouding, honderd procent zeker is dat verdachte te zien is op de beelden van [pub 4] . Deze herkenning is sterker geworden, nu [naam 3] inmiddels langer met verdachte heeft gewerkt en hem dus beter kan herkennen. Verdachte komt namelijk nog steeds bij Ajax.
De bewegende camerabeelden zijn op de zitting bekeken. De rechtbank vindt de bewegende camerabeelden van de [pub 1] en [pub 4] van voldoende kwaliteit en voldoende duidelijk om als basis voor een herkenning te dienen.
Verdachte heeft op de zitting verklaard dat hij de persoon is op de camerabeelden van de staandehouding. Verdachte zegt zichzelf echter niet op de camerabeelden van de [pub 1] en [pub 4] te herkennen.
De rechtbank ziet evenwel geen reden om te twijfelen aan de herkenning van [naam 3] . Hij heeft verdachte zonder voorkennis van het dossier herkend en hij heeft beschreven aan welke specifieke kenmerken hij verdachte heeft herkend. Bovendien kende en herkende [naam 3] verdachte ambtshalve. [naam 3] heeft de camerabeelden bij de rechter-commissaris nog een keer bekeken en toen is die herkenning sterker geworden. De rechtbank vindt de herkenning van [naam 3] dan ook betrouwbaar. De groei in vertrouwen laat zich naar het oordeel van de rechtbank door het voorgaande verklaren en is geen reden voor een ander oordeel.
Rol van verdachte
De rechtbank stelt voorop dat van het "in vereniging" plegen van geweld sprake is, indien verdachte een voldoende significante of wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het geweld, zij het dat deze bijdrage zelf niet van gewelddadige aard behoeft te zijn. De enkele omstandigheid dat iemand aanwezig is in een groep die openlijk geweld pleegt is niet zonder meer voldoende om hem te kunnen aanmerken als iemand die "in vereniging" geweld pleegt. Beoordeeld zal moeten worden of de door de verdachte geleverde – intellectuele en/of materiële – bijdrage aan het geweld van voldoende gewicht is.
De rechtbank heeft op de zitting geconstateerd dat op de camerabeelden van [pub 4] rond 19:01:18 uur te zien is dat meerdere personen aan komen lopen. Een van deze personen loopt rechts langs de gevel en maakt een beweging met zijn armen. Op grond van hetgeen hierboven is overwogen stelt de rechtbank vast dat deze persoon verdachte is. De rechtbank stelt tevens vast dat verdachte te zien is op de camerabeelden van de [pub 1] .
De rechtbank is van oordeel dat verdachte een materiële bijdrage heeft geleverd aan de tenlastegelegde openlijke geweldpleging. [pub 4] bevindt zich tussen de [pub 2] en [pub 3] in, waar de openlijke geweldpleging heeft plaatsgevonden. Verdachte maakt deel uit van de groep personen die hier loopt en waarvan in het licht van de stukken die zich overigens in het dossier bevinden moet worden aangenomen dat zij zich aan het geweld schuldig hebben gemaakt. Hij heeft zich niet van dit geweld gedistantieerd. Op de camerabeelden is juist te zien dat hij in het betreffende gedeelte van de Gallowgate met de anderen heen en weer loopt en provocerend gedrag vertoond door een opruiende armbeweging te maken. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de openlijke geweldpleging.
Verdachte wordt partieel vrijgesproken van het onderdeel van de tenlastelegging waarin de strafverzwarende omstandigheid van lid 2 van artikel 141 Sr is opgenomen, nu niet is komen vast te staan dat verdachte geweld heeft gepleegd dat heeft geleid tot zwaar lichamelijk letsel.