ECLI:NL:RBAMS:2021:3987
Rechtbank Amsterdam
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Executiegeschil over ontruiming van een woning met betrekking tot huurrecht en belangenafweging
In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Amsterdam op 27 juli 2021, betreft het een kort geding waarin de eiser, [eiser], een voorziening heeft gevraagd tegen de ontruiming van zijn woning door de gedaagde, Eigen Haard. De eiser, die sinds 14 augustus 2009 huurt van Eigen Haard, heeft in het verleden te maken gehad met juridische procedures over de huurovereenkomst, waarbij Eigen Haard ontruiming heeft gevorderd op basis van vermoedens van onderverhuur. De kantonrechter had eerder geoordeeld dat de huurovereenkomst kon worden ontbonden en dat de eiser de woning moest ontruimen. De eiser vorderde in dit kort geding dat de ontruiming werd geschorst totdat het hoger beroep was beslist, met het argument dat hij en zijn gezin anders dakloos zouden worden.
Tijdens de zitting op 20 juli 2021 heeft Eigen Haard toegezegd de ontruiming pas op 10 augustus 2021 uit te voeren. De kantonrechter heeft de belangen van beide partijen afgewogen. De eiser stelde dat zijn belang bij het behoud van de woning zwaarder woog dan het belang van Eigen Haard bij de uitvoerbaarheid van het vonnis. De kantonrechter oordeelde echter dat de belangen van de gedaagde, die de woning opnieuw kan verhuren aan andere huurders, zwaarder wegen. De kantonrechter concludeerde dat er geen sprake was van een kennelijke misslag in de eerdere uitspraken en dat de vordering van de eiser moest worden afgewezen. De eiser werd veroordeeld in de proceskosten.
De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige belangenafweging in huurgeschillen en de toepassing van de uitvoerbaarheid bij voorraad van vonnissen, zelfs in het licht van een hoger beroep. De kantonrechter heeft de vordering van de eiser afgewezen en hem in de kosten van het geding veroordeeld.