Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
1.Procesgang
2.Identiteit van de opgeëiste persoon
3.Grondslag en inhoud van het EAB
4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
4.Strafbaarheid: feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
5.Detentieomstandigheden
kanworden aangehouden, indien een door een Nederlandse rechter tegen de opgeëiste persoon gewezen strafvonnis nog geheel of ten dele voor tenuitvoerlegging vatbaar is, en op de mogelijkheid om de opgeëiste persoon voorlopig aan de uitvaardigende justitiële autoriteit ter beschikking te stellen (artikel 36, tweede lid, OLW). De rechtbank verzoekt dan ook de officier van justitie om aan de Belgische autoriteiten de vragen te stellen die ook in de tussenuitspraak van 22 juni 2021 zijn gesteld, zoals deze hierna zijn opgenomen:
- Zal de opgeëiste persoon naar verwachting gedetineerd worden in één van de 7 detentie-instellingen ten aanzien waarvan de rechtbank in haar tussenuitspraak van 22 juni 2021 een algemeen gevaar heeft vastgesteld?
- Zo ja,
hoeveel individuele celruimte zal hem ter beschikking staan in een eenpersoonscel en hoeveel in een meerpersoonscel en is dit - voor wat betreft de meerpersoonscel - inclusief of exclusief het sanitair mede gelet op de situatie met betrekking tot grondslapers op het moment van beantwoording van de vraag?
beschikt deze detentie-instelling over een deugdelijk afgeschermd toilet in de meerpersoonscellen?
6.Beslissing
SCHORSThet onderzoek voor onbepaalde tijd, teneinde de officier van justitie in de gelegenheid te stellen de onder 5 door de rechtbank geformuleerde vragen aan de Belgische autoriteiten voor te leggen;
30 dagen;