ECLI:NL:RBAMS:2021:3857

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 juli 2021
Publicatiedatum
23 juli 2021
Zaaknummer
13.021711.21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor oplichting en deelname aan een criminele organisatie gericht op oudere slachtoffers

Op 23 juli 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 33-jarige man, die werd beschuldigd van het medeplegen van oplichting, poging tot oplichting en deelname aan een criminele organisatie. De man was samen met anderen betrokken bij een serie oplichtingen gericht op oudere slachtoffers, waarbij zij zich voordeden als klusjesmannen die dringende reparaties aan woningen aanboden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan zes oplichtingen, een poging tot oplichting en deelname aan een criminele organisatie. De feiten vonden plaats tussen 13 maart 2018 en 14 juni 2018 in Amsterdam, Amstelveen en 's-Gravenhage. De slachtoffers werden misleid door de verdachten, die hen overtuigden om grote bedragen aan te betalen voor werkzaamheden die nooit werden uitgevoerd. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van vijftien maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, en stelde een proeftijd van twee jaren vast. Daarnaast werden verschillende benadeelde partijen schadeloos gesteld voor de geleden materiële schade, die in totaal meer dan € 129.000,- bedroeg. De rechtbank benadrukte de kwetsbaarheid van de slachtoffers en de ernstige impact van de daden van de verdachte op hun vertrouwen in de medemens.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13.021711.21
Datum uitspraak: 23 juli 2021
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1988,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in het [naam] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 9 juli 2021. Verdachte en zijn raadsman, mr. M.A.J. van der Klaauw, advocaat te Haarlem, waren daarbij aanwezig. Ook waren de benadeelde partijen [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] aanwezig.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. F.E.A. Duyvendak, en van wat verdachte, zijn raadsman en de benadeelde partijen naar voren hebben gebracht.

2.De tenlastelegging

Verdachte wordt beschuldigd van:
Medeplegen van oplichting van twaalf slachtoffers en/of een of meer andere bewoners voor een totaal bedrag van € 570.990,- in de periode van 23 september 2016 tot en met 14 juni 2018;
Medeplegen van poging tot oplichting van [benadeelde partij 3] op 24 april 2018;
Deelname aan en leidinggeven aan een criminele organisatie met het oogmerk het medeplegen van oplichting en witwassen in de periode van 23 september 2016 tot en met 14 juni 2018.
De volledige tekst van de tenlastelegging staat in de bijlage bij dit vonnis.

3. Inleiding

Op 4 mei 2018 zijn verschillende personen, waaronder verdachte, aangehouden in het onderzoek 13Crawley. Dit betreft een onderzoek naar oplichting van een groot aantal slachtoffers door zogenaamde ‘klusjesmannen’. Het gaat om een groep Engelssprekende mannen die in wisselende samenstelling aan veelal oudere slachtoffers diensten aanbiedt die nooit worden verricht. De slachtoffers betalen direct een voorschot voor de aangeboden diensten. Verdachte behoort tot een groep Irish
travellers, waarvan onder andere [naam broer] (de broer van verdachte), [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] ook deel uitmaken. Allen zijn zij als verdachte aangemerkt in het onderzoek 13Crawley. De rechtbank moet de vraag beantwoorden of verdachte zich, samen met anderen, schuldig heeft gemaakt aan de diverse oplichtingen en een poging hiertoe en samen met anderen een criminele organisatie heeft gevormd.

4.De waardering van het bewijs

4.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat alle tenlastegelegde feiten kunnen worden bewezen. Ten aanzien van de oplichting (feit 1) heeft de officier van justitie partiële vrijspraak gevorderd voor de zaaksdossiers 7 ( [benadeelde partij 4] ) en 9 ( [benadeelde partij 5] ). Ten aanzien van de criminele organisatie (feit 3) heeft de officier van justitie partiële vrijspraak gevorderd voor het onderdeel leidinggeven aan een criminele organisatie.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman vindt dat verdachte moet worden vrijgesproken van alle oplichtingen (feit 1). In vrijwel elk zaaksdossier is gebruik gemaakt van enkelvoudige fotoconfrontaties. Deze fotoconfrontaties zijn niet verricht in het kader van het Besluit toepassing maatregelen in het belang van het onderzoek. Daardoor zijn de waarborgen die de betrouwbaarheid van (meervoudige) fotoconfrontaties ten goede komen niet in acht genomen. Dit terwijl er wel alle gelegenheid was om meervoudige fotoconfrontaties in te zetten. De herkenningen zijn bovendien onbetrouwbaar, omdat vrijwel alle slachtoffers mensen op leeftijd zijn, er in vrijwel alle zaken lange tijd tussen de oplichting en de herkenning van verdachte door het slachtoffer zit en er sprake kan zijn van (onbedoelde) beïnvloeding van de getuigen, doordat alleen foto’s van mogelijke verdachten zijn getoond. Tot slot is in meerdere zaken op geen enkele wijze beschreven waaraan de slachtoffers verdachte menen te herkennen. Enkele slachtoffers spreken over een man met blond haar, maar verdachte heeft duidelijk geen (donker)blond haar. Zijn haar is zwart. De zendmastgegevens zijn onvoldoende specifiek om verdachte op de plaats delict te plaatsen. De modus operandi is allerminst uniek en wordt door meerdere Engelssprekende personen/groepen gehanteerd. De modus operandi is daarmee onvoldoende specifiek om als (schakel)bewijs te worden gebruikt. Het IMEI-nummer van de onder verdachte inbeslaggenomen telefoon komt niet overeen met het IMEI-nummer waar de politie onderzoek naar heeft verricht. De telefoon die verdachte op 4 mei 2018 bij zich had is dus niet te linken aan de omgeving van de slachtoffers.
Ten aanzien van feit 2 (poging tot oplichting) moet verdachte ook worden vrijgesproken. Er was nog geen begin van uitvoering van oplichting. Geen van de mannen had een voorstel gedaan om de kennelijke lekkage te herstellen. Hierdoor blijft onduidelijk waardoor het slachtoffer zou worden bewogen tot de afgifte van een geldbedrag. De herkenning van verbalisant [naam verbalisant 1] kan niet worden gebruikt, omdat de foto waarop verdachte zou staan duidelijk overbelicht en van slechte kwaliteit is en omdat niet is af te leiden waaraan [naam verbalisant 1] verdachte meent te herkennen. Bij de herkenning door verbalisant [naam verbalisant 2] blijft dit ook volstrekt onduidelijk. Verbalisant [naam verbalisant 3] beschrijft wel de kenmerken waaraan hij verdachte herkent, maar deze kenmerken zijn op de foto bijna niet te zien.
Verdachte moet ook worden vrijgesproken van feit 3. Onvoldoende blijkt dat sprake is van een criminele organisatie, zoals gedefinieerd in de jurisprudentie van de Hoge Raad. Ten aanzien van verdachte is er geen enkel bewijs dat hij maar enig contact heeft gehad over overboekingen met personen die in het dossier worden aangeduid als facilitators. Verder blijkt niet dat verdachte langdurig, duurzaam, gestructureerd en planmatig heeft samengewerkt met de overige verdachten in dit dossier. Uit het bewijs kan niet zonder meer worden afgeleid dat verdachte concrete wetenschap had van de veronderstelde criminele organisatie en dat hij opzet had op het oogmerk van deze organisatie om misdrijven te plegen. Tot slot zijn er onvoldoende indicatoren om verdachte als leider aan te wijzen.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1.
Partiële vrijspraak feit 1 en feit 3
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van oplichting van [benadeelde partij 6] (ZD4), [benadeelde partij 4] (ZD7), [benadeelde partij 5] (ZD9), [benadeelde partij 7] (ZD10), [benadeelde partij 2] (ZD12) en [benadeelde partij 8] (ZD13). In deze zaken zijn onvoldoende bewijsmiddelen voorhanden om tot een bewezenverklaring te komen. Het bewijs dat verdachte ook degene is geweest die heeft opgelicht steunt in deze zaken ofwel alleen op telecomgegevens (de telefoon van verdachte zou in de buurt zijn tijdens het oplichten) of uitsluitend op de herkenning van verdachte door de aangevers, waarbij er een tijdsbestek van een jaar of meer zit tussen de oplichting en de herkenningen van verdachte. Dit is onvoldoende om vast te stellen dat verdachte betrokken is geweest bij het tenlastegelegde.
Daarnaast kan niet bewezen worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het leidinggeven aan een criminele organisatie, zodat hij ook daarvan moet worden vrijgesproken.
4.3.2.
Medeplegen van oplichting van meerdere slachtoffers (feit 1)
De rechtbank acht bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van oplichting van [benadeelde partij 9] (ZD1), [benadeelde partij 10] (ZD2), [benadeelde partij 11] (ZD3), [benadeelde partij 1] (ZD5), [benadeelde partij 12] (ZD8) en [benadeelde partij 13] (ZD11). [1]
De afgifte van geldbedragen voor niet verrichte werkzaamheden
[benadeelde partij 9] (geboren 1943, ZD1)
[benadeelde partij 9] heeft aangifte gedaan van oplichting op 4 mei 2018 te Amsterdam. [2] Hij heeft verklaard in de Engelse taal te zijn aangesproken door een onbekend persoon, NN1, die tegen hem zei dat hij een lekkage had in zijn woning en dat zijn collega’s hem opwachtten voor de deur. Aangever zag vervolgens drie personen voor de portiekdeur staan, NN2 [naam 1] , NN3 [naam 2] en NN4. NN2 zei in de Engelse taal tegen aangever dat er een lekkage was op de bovenste verdieping en vroeg of hij de woning binnen mocht gaan, omdat er brand gevaar was. Aangever was bang dat er brand zou ontstaan heeft daarom NN2, NN3 en NN4 verder binnen gelaten. Toen aangever aan NN2 vroeg of hij hen wel kon vertrouwen riep NN2 met een verheffende stem:
“Laat mij mijn werk doen, ik geef u zometeen mijn kaartje.”Aangever heeft verklaard dat hij de mannen vertrouwde en dacht dat zij hun werk deden. NN2 zei tegen aangever dat er een lekkage was in de keuken en liet aangever aan de muur voelen die wat vochtig was. Om de lekkage op te lossen had NN2 twee machines nodig die het vocht uit de muur trekken. Voor deze machines moest een borgsom worden betaald van € 5.000,-, die alleen contant kon worden voldaan. Na het werk zou het geld weer teruggestort worden op de rekening. [benadeelde partij 9] is toen naar de bank gegaan en heeft daar € 5.000,- gepind, die hij aan NN2 heeft gegeven. NN2 zei nadat hij aan het bellen was dat er alleen zware machines beschikbaar waren, waarvoor hij nogmaals € 5.000,- nodig had. Na het werk zou aangever het geld weer terug gestort krijgen op zijn rekening. De baas zou langskomen om het geld terug te storten. [benadeelde partij 9] heeft toen wederom € 5.000,- in contanten opgenomen en aan NN2 overhandigd. [benadeelde partij 9] dacht dat de mannen daadwerkelijk medewerkers van een bedrijf waren, omdat hij logo's zag op de vesten van de mannen. [benadeelde partij 9] besefte zich ten tijde van de aangifte dat er geen lekkage was. Een deskundige heeft op 7 mei 2018 geconcludeerd dat in de door verdachte aangegeven muren en binnenwanden geen metingen zijn gedaan die een waarde gaven die op vochtproblemen duidden. [3] [benadeelde partij 9] heeft naar eigen zeggen in totaal € 10.000,- aan NN2 afgegeven.
[benadeelde partij 10] (geboren 1942, ZD2)
[benadeelde partij 10] heeft aangifte gedaan van oplichting op 11 april 2018 te Amstelveen. [4] Een man, die net bij de buren zou zijn geweest en net van een klus uit de buurt zou komen, zei tegen [benadeelde partij 10] in de Engelse taal dat zijn schoorsteen niet meer goed was en dat er iets aan moest gebeuren. [benadeelde partij 10] stemde in, omdat hij wist dat zijn dak niet meer erg goed was. Een andere man die volgens de man een collega zou zijn stelde zich voor als [naam 2] . Aangever hoorde dat [naam 2] zei dat er een hoop moest gebeuren en dat het dak te zwak zou zijn, omdat door lekkage het hout onder de dakpannen was gaan rotten. Een andere man die de woning binnen kwam stelde zich voor als [naam 1] . [benadeelde partij 10] hoorde [naam 2] en [naam 1] zeggen dat zij meteen konden beginnen met de werkzaamheden, maar dat er voor de materialen, inclusief een steiger, een voorschot moest worden betaald van € 4.500,-. [benadeelde partij 10] heeft € 4.500,-. aan [naam 2] overhandigd. [naam 2] zou een contract opstellen, maar dit heeft [benadeelde partij 10] echter nooit gezien en/of ondertekend. [naam 2] vertelde aan [benadeelde partij 10] hoe de werkzaamheden zouden gaan verlopen en zei dat er een nokbalk niet meer goed of verrot zou zijn en dat deze waarschijnlijk ook vernieuwd moest gaan worden. Deze zou ondersteund moeten worden en als er een kraan zou worden gehuurd zou het een stuk sneller gaan. De materialen zouden dan makkelijker over het dak heen gehesen kunnen worden. Deze kraan zou van een verhuurder moeten komen en hiervoor zou een deposit gestort moeten worden op een bankrekening. [benadeelde partij 10] hoorde dat er een bedrag overgemaakt zou moeten worden van totaal € 18.500,-. Hij heeft dit bedrag toen overgemaakt naar een bankrekening met nummer: [nummer] op naam van [naam 4] . Hij zou dit bedrag weer na twee dagen terugkrijgen. Hij hoorde [naam 2] en [naam 1] zeggen dat de dakpannen ook slecht waren door het vocht en ook aangetast zouden zijn. Aangever wist dat dit ook klopte. Hij hoorde hen zeggen dat de kraan, die zij wilden huren dan twee dagen langer gehuurd moest worden en dat er daarom nog een extra deposit betaald moest worden van € 14.500,-. [benadeelde partij 10] heeft dit bedrag ook op bovengenoemde rekening gestort. In totaal had [benadeelde partij 10] een deposit van € 33.000,- overgemaakt. Hij zou deze € 33.000,- na twee dagen volledig terug krijgen. Hij hoorde [naam 2] en [naam 1] zeggen dat de kraan onderweg naar zijn woning was, maar om 17:00 uur was deze nog steeds niet gearriveerd. Ondertussen waren de mannen de gehele tijd aan het telefoneren en hoorde aangever [naam 2] en [naam 1] tegen hem zeggen dat het nu geen zin meer zou hebben om de kraan op te gaan zetten, omdat het steigermateriaal er ook nog niet was. Hij hoorde hen zeggen dat zij de volgende ochtend omstreeks 9:00 uur terug zouden komen. [benadeelde partij 10] had het geldbedrag tot op de dag van zijn aangifte nog niet terug gekregen op zijn bankrekening. [benadeelde partij 10] heeft naar eigen zeggen uiteindelijk een totaalbedrag van € 37.500,- betaald.
[benadeelde partij 11] (geboren 1939, ZD3)
[benadeelde partij 11] heeft aangifte gedaan van oplichting in de periode van 24 april 2018 tot en met 1 mei 2018 te Amsterdam. [5] Twee onbekende mannen spraken [benadeelde partij 11] in het Engels aan en zeiden dat zij bij zijn buurman aan het werk waren. Zij hadden gezien dat het dak van [benadeelde partij 11] er slecht aan toe was en stelden voor zijn dak ook te repareren. Een van de mannen stelde zich voor als [naam 1] . [benadeelde partij 11] liet NN1 en NN2 zijn woning binnen, die hem erop wezen dat hij vochtplekken in zijn woning had. NN1 wees [benadeelde partij 11] naar de hoek van zijn kamer. Hij zag daar druppels aan de muur die hij nog nooit eerder had gezien, waardoor hij meende dat de lekkage erger was dan dat hij dacht en hij er wat aan moest doen. NN1 zei dat er veel aan de woning moest gebeuren, wat in totaal € 17.500,- zou gaan kosten. NN1 wilde een aanbetaling van € 10.000,- hebben. [benadeelde partij 11] heeft vijf keer € 2.000,- gepind en aan NN1 en NN2 gegeven. Hij heeft desgevraagd een telefoonnummer, een kwitantie en een offerte gekregen met daarop de naam ‘Eerste keuze dakexperts’. Op 25 april 2018 kwamen NN1 en NN2 weer aan de deur en zeiden zij dat er een grotere machine besteld moest worden uit Duitsland, waarvoor € 10.000,- borg betaald moest worden. [benadeelde partij 11] heeft toen weer € 10.000,- gepind en aan NN1 overhandigd. Op 26 april 2018 kwamen NN1 en NN2 weer bij [benadeelde partij 11] aan de deur. NN1 vertelde dat de werkzaamheden morgen zouden gaan beginnen, maar dat nog wel € 10.000,- betaald moest worden. De reden was vaag. Er moest extra hout besteld worden en de garantie van de machine uit Duitslang was verhoogd. [benadeelde partij 11] zou dit geld wel terug gaan krijgen. NN1 vertelde dat zij morgen de materialen zouden komen brengen, een machine en een afvalbak. [benadeelde partij 11] heeft een offerte gekregen met daarop ‘Eerste keuze dakexperts’. Op 1 mei 2018 verschenen NN1, NN2 en nog drie onbekende mannen weer bij [benadeelde partij 11] aan de deur. NN1 zei dat er iets financieels was. Tijdens het gesprek met NN1 en NN2 hoorde [benadeelde partij 11] dat ze boven aan het slopen waren, want hij hoorde veel gebonk. Hij is vervolgens weer naar de bank gegaan en had weer € 10.000,- gepind, die hij aan NN1 heeft gegeven. [benadeelde partij 11] heeft volgens zijn aangifte en de offerte in totaal € 40.000,- afgegeven.
[benadeelde partij 1] (geboren 1945, ZD5)
[benadeelde partij 1] heeft aangifte gedaan van oplichting op 13 juni 2018 te Amsterdam. [6] [benadeelde partij 1] werd op straat door een man in de Engelse taal aangesproken die zei dat hij [benadeelde partij 1] herkende van de [adres] en dat hij wateroverlast zou krijgen dat was veroorzaakt door [adres] . De man wees met nog een andere man die Engels sprak in de woning van [benadeelde partij 1] aan waar natte plekken in het plafond zaten in zijn woonkamer, achterkamer en zijn slaapkamer. Om grotere schade tegen te gaan hadden zij een groot apparaat nodig om het water op te kunnen zuigen. Dat moest direct gebeuren voor 19:00 uur. Hier hadden ze een groot bedrag voor nodig, ongeveer € 2.000,-, maar een bedrag van € 500,- werd overeengekomen. [benadeelde partij 1] kon niet meer dan € 250,- pinnen en overhandigde de mannen dit geld. Zij zouden op 15 juni terug komen met het apparaat, maar dat is niet gebeurd. [benadeelde partij 1] heeft naar eigen zeggen in totaal € 250,- afgegeven.
[benadeelde partij 12] (geboren 1948, ZD8)
[benadeelde partij 12] heeft aangifte gedaan van oplichting op 10 april 2018 te Amsterdam. [7] [benadeelde partij 12] werd in het Engels aangesproken door een man. Die man zei dat de dakbedekking van haar dakkapel los zat en zo kon los waaien en naar beneden kon vallen. Hij zei dat hij in de buurt bezig was met een klus en van dichtbij kon bekijken wat hij eraan kon doen. De man stelde zich voor als [naam 1] . Tijdens het gesprek liepen er nog twee mannen naar de woning van [benadeelde partij 12] , waarvan een zich in het Engels voorstelde als [naam 2] . Zij zeiden dat zij net een klus hadden afgemaakt, wat materiaal over hadden en met dat materiaal het dak van de uitbouw konden repareren voor een speciale prijs van € 800,-. Elke keer als zij met haar vrouw wilde praten, werd een van hen aangesproken door een van de mannen, veelal wilden zij dan wat drinken. Zij kon hierdoor niet met haar vrouw praten over de gang van zaken, wat zij achteraf voor haarzelf omschrijft als een rollercoaster. De mannen waren zo druk, steeds aan het bellen, heen en weer lopen. [benadeelde partij 12] en haar vrouw kregen eigenlijk niet de mogelijkheid om te communiceren of over de gang van zaken na te denken. [naam 1] liet aangeefster foto's van het dak zien. Aangeefster zag dat er zeker een stuk van anderhalve meter was afgebroken en hierdoor zou er lekkage zijn ontstaan. Hierdoor zou er nog meer moeten worden gerepareerd, omdat er overal lekkage zou zijn. [naam 1] liet op verschillende plekken in huis zijn hand zien en zei:
"Kijk is hoe nat dit is, allemaal lekkage. Het gehele dak van 12m bij 7m moet vervangen worden. Hier hebben we een grote hijskraan voor nodig. Verder komt er zink op het dak want dat blijft goed voor het leven. Hiervoor moet er wel een deposit worden gedaan van 7000 euro. Dit wordt dan wel morgen want dit duurt wat langer dan een paar uur."[naam 1] had op alle vragen een antwoord en het leek echt alsof hij wist waar hij het over had, aldus [benadeelde partij 12] . Ook liet hij een stuk vervormd metaal zien. Dit zou volgens [naam 1] van het dak komen, omdat het los gezeten zou hebben. [benadeelde partij 12] heeft hierop in totaal € 7.000,- contant opgehaald bij de bank en heeft dit in delen overhandigd aan [naam 1] . Dit is in delen gebeurd, omdat er steeds meer werkzaamheden bij kwamen. Het eerste deel was € 1.500,- voor de reparatie van de dakkapel en de aanvoer van de spullen voor de steiger die neergezet zou worden. Het tweede deel was € 3.500,- euro voor nog meer werkzaamheden aan het dak en vervolgens heeft [benadeelde partij 12] nog € 2.000,- gegeven voor een hijskraan die zou moeten komen. Direct nadat de mannen weggingen hadden [benadeelde partij 12] en haar vrouw het gevoel dat ze waren belazerd. De natte plekken op het plafond waren namelijk weg. Ook heeft [benadeelde partij 12] contact opgenomen met het bedrijf dat de steiger om de hoek heeft neergezet, dat aan [benadeelde partij 12] meedeelde dat het zich enkel bezig houdt met schilderwerkzaamheden en niet met dakwerkzaamheden. De Engelse mannen hebben ook hierover gelogen. Zij werken helemaal niet bij dat bedrijf. Het is trouwens onmogelijk dat er lekkage in de woning was, want het is recent gestukadoord en [benadeelde partij 12] kijkt er vrijwel dagelijks naar, omdat zij in die kamer werkt. Op het moment van de aangifte was er niets meer te zien van lekkage, waardoor [benadeelde partij 12] zeker weet dat een van de mannen zelfstandig het plafond heeft natgemaakt met een plantenspuit of iets dergelijks. De mannen hebben geen werkzaamheden verricht. [benadeelde partij 12] heeft naar eigen zeggen in totaal € 7.000,- afgegeven.
[benadeelde partij 13] (geboren 1948, ZD11)
[benadeelde partij 13] heeft aangifte gedaan van fraude in de periode van 13 maart 2018 tot en met 19 maart 2018 te ’s-Gravenhage. [8] Een man zei op 13 maart 2018 in de Engelse taal tegen [benadeelde partij 13] dat zijn dakgoot kapot was. Vervolgens zag hij drie personen aan komen lopen. Hij begreep van de eerste persoon dat dit zijn baas was met twee andere werknemers. Degene die werd aangemerkt als baas keek naar boven richting de dakgoot en zei dat deze inderdaad nodig gerepareerd moest worden. De vier personen gingen de woning op. De baas zei dat er veel kapot was op het dak. Hij zei dat het zink van de dakgoot kapot was. [benadeelde partij 13] kreeg snel een foto op zijn telefoon te zien van een schoorsteen en hoorde dat de schoorsteen ook kapot was. De baas zei dat dit meteen gerepareerd moest worden, want anders zou [benadeelde partij 13] lekkage krijgen en dan zou de schade veel erger zijn. [benadeelde partij 13] raakte door wat deze man hem vertelde behoorlijk in paniek. [benadeelde partij 13] liep met de vier personen naar de achterzijde van zijn woning naar de studeerkamer, waar de baas naar de muur aan de achterzijde van de studeerkamer wees. [benadeelde partij 13] zag dat daar allemaal druppels zaten. De baas zei dat daar al lekkage was. Een van de personen zei dat de isolatielaag van het dak helemaal vol met water was gelopen. [benadeelde partij 13] begreep er niets van en was totaal uit het veld geslagen van al deze gebreken. [benadeelde partij 13] hoorde vervolgens van de Baas dat hij dit voor hem kon repareren. Er zou deze dag een noodreparatie plaatsvinden en de rest van de herstelwerkzaamheden zou in dezelfde week plaatsvinden. Alles zou weer als nieuw zijn als zij klaar waren. [benadeelde partij 13] hoorde de baas zeggen dat [benadeelde partij 13] voor deze reparatie € 30.000,- kwijt zou zijn exclusief BTW. [benadeelde partij 13] hoorde de baas vervolgens zeggen dat hij dit zwart kon doen voor € 29.500,-, maar dan moest [benadeelde partij 13] het geld wel contant betalen. [benadeelde partij 13] hoorde de baas zeggen dat hij nu eerst € 10.000,- nodig had als borg om een steiger te huren en een droogmachine. Hij liet ook nog een andere werknemer komen, een expert, om nog een keer goed te kijken wat de exacte schade was. Toen de expert beneden kwam was het inderdaad volgens hem behoorlijke schade, die echt meteen moest worden gerepareerd. [benadeelde partij 13] zag vervolgens dat de drie werknemers naar boven gingen om een noodreparatie aan zijn dakgoot te doen. Toen de werknemers klaar waren liepen zij allemaal naar buiten zijn woning uit. [benadeelde partij 13] sprak met de baas af dat hij € 10.000,- van zijn spaarrekening ging halen, zodat zij geld hadden voor de borg. [benadeelde partij 13] heeft het geld overhandigd en hoorde een van de personen zeggen dat de steiger op 14 maart 2018 zou worden geplaatst. Hij heeft geen kwitantie gekregen. Op 14 maart 2018 heeft [benadeelde partij 13] nogmaals € 10.000,- van zijn spaarrekening gehaald en aan twee werknemers overhandigd die aan zijn deur kwamen. Desgevraagd zei een van de personen dat de steiger op 15 maart zou worden geplaatst en ze dan meteen zouden beginnen. Op 15 maart 2018 nam [benadeelde partij 13] nogmaals € 10.000,- van zijn spaarrekening en overhandigde hij nogmaals € 10.000,- aan de baas. [benadeelde partij 13] hoorde de baas zeggen dat hij hem later op de dag zou bellen om door te spreken wanneer de steiger zou worden geplaatst. Later zei de baas telefonisch dat de steiger en de materialen op 16 maart 2018 zouden worden afgeleverd. [benadeelde partij 13] moest dan wel zorgen dat de laatste € 9.500,- euro waren betaald, anders zou de steiger niet van de truck worden geladen. Op 16 maart 2018 heeft [benadeelde partij 13] € 9.500,- van zijn spaarrekening genomen en aan twee werknemers overhandigd. Later zei de baas telefonisch tegen [benadeelde partij 13] dat er een probleem was, omdat de chauffeur die de steiger zou brengen geen contant geld accepteerde. De vraag was nu of [benadeelde partij 13] dan het geld even kon overmaken naar de chauffeur. Dit kon [benadeelde partij 13] niet. Op 19 maart 2018 werd [benadeelde partij 13] gebeld door iemand die zich voorstelde als [naam 1] . Hij kreeg weer excuses waarom er nog niet begonnen was met de reparatie. Daarna heeft [benadeelde partij 13] niets meer van deze personen gehoord of gezien. Na controle door de eigen aannemer van [benadeelde partij 13] hoorde [benadeelde partij 13] dat er niets gerepareerd is aan zijn dakgoot. Het totaal van de in aangifte van [benadeelde partij 13] genoemde geldbedragen bedraagt € 39.500,-.
Tussenconclusie
De rechtbank stelt vast dat de aangevers in de periode van 13 maart 2018 tot en met 13 juni 2018 te Amsterdam, Amstelveen en ’s-Gravenhage contant geld hebben overhandigd en/of giraal geld hebben overgemaakt aan klusjesmannen voor het verrichten van werkzaamheden aan het dak van hun woning en het leveren van materialen en machines, terwijl deze werkzaamheden nooit zijn uitgevoerd en de materialen en machines nooit zijn geleverd. De rechtbank acht op grond van de door aangevers overgelegde bescheiden bewezen dat zij de volgende geldbedragen hebben betaald, die zij niet hebben teruggekregen:
  • [benadeelde partij 9] : € 10.000,-
  • [benadeelde partij 10] : € 37.500,-
  • [benadeelde partij 11] : € 40.000,-
  • [benadeelde partij 1] : € 250,-
  • [benadeelde partij 12] : € 2.600,-
  • [benadeelde partij 13] : € 39.500,-.
[benadeelde partij 12] heeft geen bewijsstukken overgelegd van de € 4.400,- die zij stelt contant betaald te hebben, zodat dat gedeelte van de door haar genoemde € 7.000,- niet bewezen kan worden.
De modus operandi
Uit de verschillende aangiften en overige onderzoeksresultaten leidt de politie een specifieke modus operandi af met de volgende kenmerken:
  • De in de aangiftes figurerende klusjesmannen begeven zich in verschillende Engelse dan wel Nederlandse voertuigen met exportkentekens dan wel voorzien van valse kentekenplaten door diverse steden;
  • De klusjesmannen spreken oudere slachtoffers op straat of bij de woning aan in de Engelse taal;
  • De klusjesmannen vertellen dat ze in de buurt aan het werk zijn en/of een probleem aan de woning van het slachtoffer hebben geconstateerd;
  • De klusjesmannen richten zich enkel op oudere slachtoffers;
  • De klusjesmannen gaan op professionele en overredende wijze te werk. Zij zijn vaak al binnen voor de slachtoffers het door hebben. Ook volgen er vaak meer als de eerste eenmaal binnen zijn. Zij overreden de slachtoffers met zeer veel informatie. Ze spreken van schade aan het dak en/of lekkage die zo snel mogelijk gerepareerd dient te worden. Er zou brand kunnen ontstaan. Bij het benoemen van alle problemen begeven de klusjesmannen zich naar het dak en/of kamers in de woning. Als zij het dak op zijn geweest komen ze terug bij de slachtoffers met de mededeling dat er schade of houtrot is. Wanneer de klusjesmannen door de kamers lopen creëren ze natte plekken op het plafond of aan de muren. De slachtoffers schrikken in de meeste gevallen behoorlijk van alle zogenaamde problemen;
  • De klusjesmannen vragen vervolgens om een borg voor het gebruik van materialen en/of machines en/of steigers en/of kranen. Dit dient in de meeste gevallen contant te worden voldaan. Zij bieden in enkele gevallen zelfs aan het slachtoffer naar de bank te brengen. De problemen stapelen zich ineens op en/of er dient zwaarder en/of meer materiaal te komen. Ook hiervoor dient te worden betaald. Zij overrompelen de slachtoffers met het snelle spreken, vele beloftes, creëren van chaos dan wel drukte en/of intimideren. Wanneer de slachtoffers weigeren (meer) te betalen of aangeven geen geld meer te kunnen betalen zijn de klusjesmannen snel vertrokken, zonder enig werk te verrichten. In vele gevallen is er zelfs sprake van schade, door hen aangericht, bijvoorbeeld het verwijderen van dakpannen of loshalen van hout. Deze vernielingen, aangericht buiten het zicht van de slachtoffers, hebben als doel de slachtoffers te overtuigen van de noodzaak;
  • Binnen de groep klusjesmannen lijkt een duidelijke rolverdeling te zijn. Er zijn één tot twee personen die het eerste contact leggen met de slachtoffers. Deze spreken het slachtoffer aan op straat of bellen aan bij de woning. Wanneer zij bij de woning binnen zijn volgen één of meer anderen. Vaak geven aangevers aan dat de baas onderweg is en dat hij vervolgens bevestigt wat er door de anderen aan problemen is aangegeven;
  • De klusjesmannen gebruiken verschillende Nederlandse telefoonnummers. Deze simkaarten worden in een telefoontoestel gestopt en gebruikt om contact te [benadeelde partij 12] met onder andere de slachtoffers;
  • In enkele gevallen willen slachtoffers het geld liever overmaken dan contant overhandigen. Dit wordt ook door de klusjesmannen aangeboden, vooral in zaken waar het grotere bedragen betreft. De klusjesmannen geven in enkele gevallen Nederlandse bankrekeningen op. Zij spreken ook over situaties waarin materiaal vanuit het buitenland moet komen zoals Duitsland of Engeland. Daar worden dan rekeningnummers van opgegeven;
  • De klusjesmannen gebruiken verschillende namen waarmee zij zich in een aantal gevallen hebben voorgesteld. Veel voorkomend zijn de voornamen “ [naam 2] ” en “ [naam 1] ”;
  • De klusjesmannen hebben in enkele gevallen offertes opgesteld. Sommige getypt, andere geschreven.
  • De klusjesmannen vertellen de slachtoffers voor bedrijven te werken. Er worden bedrijfsnamen opgegeven zoals [bedrijfsnaam 1] , [bedrijfsnaam 2] , [bedrijfsnaam 3] , Eerste keuze dakexperts en [bedrijfsnaam 4] ;
  • De klusjesmannen proberen met valse offertes en bedrijfsnamen en het gebruik van Nederlandse telefoonnummer het vertrouwen van de slachtoffers te winnen.
  • Bij argwaan van de slachtoffers wordt terugbetaling beloofd, nadat er eerst nog een geldbedrag moet worden overgemaakt om het geld vrij te krijgen.
Tussenconclusie
Evenals de raadsman is de rechtbank van oordeel dat deze modus operandi weliswaar specifiek maar niet zonder meer uniek is, nu in de jurisprudentie verschillende voorbeelden zijn te vinden van andere zaken waarin oudere mensen door Engelssprekende klusjesmannen zijn opgelicht. Daarom kan aan de modus operandi alleen geen zelfstandige betekenis worden toegekend. Dit is echter anders als er naast een overeenkomende modus operandi steunbewijs is en sprake van eenheid van tijd, plaats en van het gebruik van bepaalde telefoonnummers en vervoersmiddelen (ECLI:NL:RBDHA:2018:14725). De rechtbank stelt vast dat in vrijwel elke aangifte dezelfde namen terugkomen, namelijk [naam 2] en [naam 1] . Het gaat bovendien in alle aangiftes om zogenaamde lekkages en dakschade. Ook gaat het, zo zal de rechtbank in het navolgende vaststellen, telkens om een of meer verdachten uit dezelfde groep personen, te weten [verdachte] , [naam broer] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] . [10] De rechtbank neemt dit mee bij de beoordeling van het overige bewijs.
De herkenningen op basis van enkelvoudige fotoconfrontaties
De politie heeft gebruik gemaakt van enkelvoudige fotoconfrontaties. Evenals de raadsman is de rechtbank van oordeel dat zeer terughoudend moet worden omgegaan met het gebruik van de resultaten van deze opsporingsmethode als bewijs. De rechtbank is zich bewust van de zeer beperkte bewijswaarde van een enkelvoudige fotoconfrontatie. Dit geldt temeer in zaken waarin sprake is van lang tijdsverloop tussen de pleegdatum en de herkenning. Echter, niet kan worden gesteld dat iedere bewijswaarde van de herkenningen ontbreekt. In combinatie met een of meer andere bewijsmiddelen die de betrokkenheid van verdachte bij het tenlastegelegde ondersteunen acht de rechtbank de herkenningen op basis van een enkelvoudige fotoconfrontatie voldoende voor een bewezenverklaring.
De politie heeft aan de aangevers foto’s van de op 8 mei 2018 aangehouden verdachten laten zien. [11] Hierna zal per aangever worden weergegeven welke verdachte zij herkennen.
[benadeelde partij 9] heeft verdachte herkend als [naam 2] en heeft verklaard dat [naam 2] in zijn huis is geweest. [12] Ook herkende hij medeverdachte [medeverdachte 2] als [naam 1] die bij hem in de woning is geweest.
[benadeelde partij 10] heeft verdachte herkend als degene die wat wilde drinken en een koekje wilde. Ook heeft hij medeverdachte [medeverdachte 3] herkend.
[benadeelde partij 11] heeft verdachte bij het zien van zijn foto meteen herkend als de man die zich voorstelde als [voorstelnaam] . Deze naam staat ook op de kwitantie die [benadeelde partij 11] bij zijn aangifte heeft overgelegd. [medeverdachte 2] herkende hij als de man die zich voorstelde als [naam 1] .
[benadeelde partij 1] herkende verdachte bij het zien van zijn foto direct. [13] Hij verklaarde dat gezicht nog precies te herkennen. Bij het zien van de andere foto’s gaf [benadeelde partij 1] aan te twijfelen dan wel de personen niet te herkennen. Bovendien is verdachte in de zaak van [benadeelde partij 1] door verbalisant Van der Pluijm en verbalisant De Vries op foto’s die tijdens het feit waren gemaakt herkend. [14] Behalve verdachte heeft de politie in deze zaak ook [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] herkend. [15]
[benadeelde partij 12] herkende verdachte als de man die veel met haar sprak en zich voorstelde als [naam 2] of [naam 1] . [benadeelde partij 12] herkende [medeverdachte 2] direct als de man die erg veel sprak, met de eerste persoon echt een gangmaker was en zich had voorgesteld als [naam 2] of [naam 1] . Bij het zien van de andere foto's gaf [benadeelde partij 12] aan te twijfelen dan wel de personen niet te herkennen. De vrouw van [benadeelde partij 12] , [naam vrouw] , herkende verdachte ook als de man die veel met haar sprak en de woning in kwam. Ook herkende zij [medeverdachte 2] als de man die er ook bij was en net als de eerste persoon erg veel met haar en [benadeelde partij 12] sprak. Tot slot herkende [naam vrouw] [medeverdachte 3] als de persoon die wel erg rustig was.
[benadeelde partij 13] heeft verdachte herkend als ‘de baas’ en ‘dader 2’. [16]
Tussenconclusie
De rechtbank stelt vast dat verdachte door voornoemde aangevers direct na het tonen van de foto van verdachte is herkend. Niet alleen hebben de aangevers verdachte herkend. Ook hebben sommigen van hen enkele medeverdachten herkend. Daarbij valt op dat sommige aangevers ook hebben aangeven wanneer zij twijfelden of de persoon op de foto niet herkenden. Dit maakt de herkenningen naar het oordeel van de rechtbank overtuigender. De rechtbank gaat dan ook uit van deze herkenningen bij de beoordeling van het bewijs.
Telecomgegevens van de onder verdachte inbeslaggenomen telefoon
Onder verdachte is op 5 mei 2018 een telefoon inbeslaggenomen. [17] Het IMEI-nummer van deze telefoon is [nummer] . [18] De raadsman heeft aangevoerd dat dit IMEI-nummer niet in de buurt van de woning van [benadeelde partij 9] kan worden geplaatst op 4 mei 2018, omdat door de politie een ander IMEI-nummer, te weten [nummer] , in de zoekactie is ingevoerd. De rechtbank stelt vast dat enkele het laatste cijfer van dit nummer afwijkt. Het is een feit van algemene bekendheid dat slechts de eerste veertien cijfers van het IMEI-nummer uniek zijn en dat het vijftiende getal aan het eind van het IMEI-nummer de check-digit is. Het verweer van de raadsman slaagt daarom niet. Immers, nu de eerste veertien cijfers van het IMEI-nummer van de onder verdachte inbeslaggenomen telefoon en het IMEI-nummer waarop de politie heeft gezocht overeenkomen kan worden geconcludeerd dat het om hetzelfde IMEI-nummer gaat. Verdachte heeft voor het eerst ter terechtzitting gesteld dat hij de betreffende telefoon pas enkele dagen voorafgaand aan zijn aanhouding had gekocht voor 50 of 60 euro. Deze stelling heeft verdachte op geen enkele manier onderbouwd en wordt door de rechtbank niet aannemelijk geacht.
Op 4 mei 2018 heeft de telefoon met IMEI [nummer] gebruik gemaakt van cell-id’s in de omgeving van de woning aan de [straatnaam] ( [benadeelde partij 9] , ZD1). [19]
Op 11 april 2018 heeft de telefoon met IMEI [nummer] gebruik gemaakt van cell-id’s in de omgeving van de woning aan de [straatnaam] ( [benadeelde partij 10] ZD2). [20]
Op 24 april 2018 heeft de telefoon met IMEI [nummer] gebruik gemaakt van cell-id’s in de omgeving van de woning aan de [straatnaam] ( [benadeelde partij 11] ZD3). [21]
Op 10 april 2018 heeft de telefoon met IMEI [nummer] gebruik gemaakt van cell-id’s in de omgeving van de woning aan de [straatnaam] ( [benadeelde partij 12] ZD8). [22]
Op 13 maart 2018 heeft de telefoon met IMEI [nummer] gebruik gemaakt van cell-id’s in de omgeving van de woning aan de [straatnaam] ( [benadeelde partij 13] ZD11). [23]
Tussenconclusie
De rechtbank stelt vast dat de onder verdachte inbeslaggenomen telefoon in de omgeving van alle voornoemde aangevers is geweest ten tijde van de oplichtingen, behalve bij aangever [benadeelde partij 1] . Nu verdachte daarnaast door alle voornoemde aangevers en in een enkel geval ook door de politie is herkend kan naar het oordeel van de rechtbank met voldoende mate van zekerheid worden vastgesteld dat verdachte één van de klusjesmannen is geweest die bij de woningen van aangevers is geweest. De alternatieve lezing van verdachte dat hij op 4 mei 2018 bij de woning van [benadeelde partij 9] was voor een schilderklus acht de rechtbank niet aannemelijk. Verdachte droeg geen schilderskleding tijdens zijn aanhouding en in de aangifte van [benadeelde partij 9] wordt met geen enkel woord gerept over schilderen, maar over lekkages en brandgevaar. Uit de aangiften, de modus operandi (waaronder de gebruikte namen ‘ [naam 2] ’ en ‘ [naam 1] ’), de herkenningen en de telecomgegevens concludeert de rechtbank dat verdachte onderdeel heeft uitgemaakt van een groep travellers, die in wisselende samenstelling oudere mensen heeft benaderd, klussen heeft aangeboden en geld heeft ontvangen voor werkzaamheden die nooit zijn verricht. De rechtbank acht het ten aanzien van alle zaken waarin de aangiften door het hiervoor beschreven schakelbewijs worden ondersteund bewezen dat verdachte betrokken is bij deze gang van zaken.
De oplichtingsmiddelen
Voor een bewezenverklaring van oplichting is vereist dat verdachte bij de aangevers door een specifieke, voldoende ernstige vorm van bedrieglijk handelen een onjuiste voorstelling in het leven heeft willen roepen om daarvan misbruik te maken. Daartoe moet verdachte een of meer oplichtingsmiddelen hebben gebruikt, die staan vermeld in artikel 326 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). De aangevers moeten door het gebruik van deze oplichtingsmiddelen door verdachte zijn bewogen tot de afgifte en het overmaken van de geldbedragen.
Het aannemen van een valse naam
De rechtbank stelt vast dat verdachte en zijn medeverdachten niet hun echte naam hebben opgegeven, maar de namen
‘ [naam 2] ’, ‘ [naam 1] ’ en ‘ [voorstelnaam] ’. Deze namen worden door meerdere aangevers genoemd in hun aangifte dan wel hun herkenning van verdachte en de naam [voorstelnaam] staat ook op de kwitantie die [benadeelde partij 11] heeft ontvangen.
Het aannemen van een valse hoedanigheid
Verdachten hebben zich voorgedaan als werknemer van schilder- en reparatiebedrijven en hebben daarmee de indruk gewekt dat zij schilder, loodgieter en/of dakdekker zijn, althans medewerkers van bonafide bedrijven die vervangings- en/of reparatiewerkzaamheden verrichten. Door te doen alsof zij bij bedrijven behoren, terwijl dit in werkelijkheid niet zo is, is sprake geweest van het aannemen van een valse hoedanigheid.
Listige kunstgrepen en samenweefsel van verdichtsels
In alle zaken hebben verdachten de aangevers verteld dat sprake was van een lekkage, al dan niet met brandgevaar, dan wel van een kapot dak of onderdeel van een dak, al dan niet met instortgevaar, waarvoor direct reparatie noodzakelijk en mogelijk was. Daartoe zouden materialen en machines nodig zijn, waarvoor een aanbetaling en/of borgsom moest worden betaald door de aangevers. Verdachten hebben daarbij aangegeven dat zij bij de buren en/of in de buurt aan het werk waren. Als de aangevers eenmaal overtuigd waren van de noodzaak van de werkzaamheden betaalden zij een bepaald geldbedrag. Veelal gingen zij eerst naar de bank om het geld contant op te nemen, waarna zij het aan verdachte overhandigden. In zaaksdossier 2 is ook een groot deel van het geld giraal betaald door aangever [benadeelde partij 10] . Na betaling gaven verdachten telkens een willekeurige reden waarom de werkzaamheden nog niet konden beginnen en waarom meer geld nodig was van de aangevers. Zo zouden er bijvoorbeeld steeds zwaardere machines nodig zijn omdat de problemen groter zouden zijn dan aanvankelijk gedacht of zouden de simpelere machines niet meer beschikbaar zijn. In enkele gevallen is met succes geprobeerd om aangevers op meerdere dagen steeds hogere geldbedragen te laten betalen. In alle zaken zijn de werkzaamheden nooit verricht en hebben aangevers nooit meer hun geld teruggekregen. In die zaken waarin aangevers met de verdachte hebben gebeld hadden zij telkens een excuus waarom de werkzaamheden nog niet waren begonnen en waarom het geld niet terugbetaald kon worden. De verdachten beloofden de aangevers bijvoorbeeld dat hun baas het geld later zou komen brengen of dat de bankrekening van aangevers geblokkeerd was.
Door het geheel van al deze mededelingen en gedragingen van verdachten – hetgeen méér is dan een enkele leugen of een enkele misleidende gedraging – is telkens bij de aangevers een onjuiste voorstelling van zaken in het leven geroepen. Hierdoor zijn de aangevers bewogen tot het betalen van grote geldbedragen.
Het oogmerk en het medeplegen
Uit de modus operandi en het gestructureerde handelen van verdachten leidt de rechtbank een criminele intentie af. In elke zaak hebben verdachten de aangever veel geld afhandig gemaakt door een onjuiste voorstelling van zaken te creëren. Daarbij is overduidelijk volgens een vooropgezet plan gehandeld met het enkele doel om zoveel mogelijk geld binnen te halen. Iedere verdachte had een volwaardige rol in het geheel. In wisselende samenstellingen, soms met twee, drie of vier mannen, benaderden zij de aangevers. Hierbij hebben zij allen meegewerkt aan het in scène zetten van een zo geloofwaardig mogelijk scenario door veel te praten, te telefoneren, natte plekken te creëren en aan te wijzen en telefoonnummers, rekeningnummers en kwitanties aan aangevers te verstrekken. Verdachten stelden zich als elkaars collega’s voor aan aangevers, liepen samen de woningen binnen en deden samen de zogenaamde inspectie van de gebreken. De rollen van verdachten waren dus inwisselbaar. Verdachten waren nooit van plan om de aangeboden diensten daadwerkelijk te verrichten, maar hadden van meet af aan de bedoeling om aangevers op te lichten.
4.3.3.
Medeplegen van poging tot oplichting van [benadeelde partij 3] (feit 2)
De rechtbank acht ook bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan medeplegen van de poging tot oplichting van [benadeelde partij 3] .
[benadeelde partij 3] heeft aangifte gedaan van poging tot oplichting op 24 april 2018 te Amsterdam. [24] [benadeelde partij 3] werd voor haar woning op straat in het Engels aangesproken door een man die vertelde dat hij loodgieter was en dat er bij haar een lekkage was. Hij vertelde dat hij bij de buren aan het werk was en liep, evenals een man die zei dat hij een collega van hem was, de woning van [benadeelde partij 3] in. Beide heren wezen [benadeelde partij 3] op een natte plek op de muur en vertelden dat daar een lekkage zat. Toen zij een voorstel wilden gaan doen heeft [benadeelde partij 3] haar huisgenoot gebeld, die met de mannen heeft gesproken en duidelijk heeft gemaakt dat hij geen gebruik van hun diensten wilde maken. De mannen zijn daarna uit de woning gerend. De natte plek in de woning droogde direct op. [benadeelde partij 3] zag een glas, afkomstig uit de badkamer op de 1e verdieping, op de zolder staan. Zij denkt dat een van de mannen dit glas heeft gebruikt om water tegen de muur te gooien.
Uit onderzoek naar locatiegegevens van de telefoon van verdachte is gebleken dat deze telefoon op 24 april 2018 in de omgeving van de woning van het slachtoffer aan de [straatnaam] ( [benadeelde partij 3] ZD6) aanwezig is geweest. [25]
De rechtbank heeft op de zitting gekeken naar het proces-verbaal van bevindingen met nr. PL1300-2018082036-5, pag. ZD6 07, waarin stills zijn opgenomen van de camerabeelden van de intercom, geplaatst naast de toegangsdeur van perceel [straatnaam] . De rechtbank heeft op de zitting vastgesteld dat de persoon op de stilss verdachte is. [26] De politie heeft verdachte ook herkend op deze beelden. [27]
Alles wat hiervoor ten aanzien van feit 1 is overwogen over de wettelijke vereisten voor een bewezenverklaring van oplichting en medeplegen geldt ook ten aanzien van feit 2. Verdachten hebben hier precies op dezelfde wijze gehandeld, met als enige verschil dat het hen niet is gelukt om [benadeelde partij 3] enig geldbedrag afhandig te maken.
4.3.4.
Deelname aan een criminele organisatie (feit 3)
De rechtbank acht ook bewezen dat verdachte heeft deelgenomen aan een criminele organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van oplichting. Dit gelet op het hiervoor gegeven oordeel dat verdachte zich langdurig en in georganiseerd verband heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van oplichting en een poging hiertoe. Gedurende enige tijd – in de periode van 13 maart 2018 tot en met 14 juni 2018 – heeft er een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur bestaan tussen verdachte en de in de bewezenverklaring genoemde medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] , gericht op het creëren van een onjuiste voorstelling van zaken waardoor personen werden bewogen geld te betalen voor het verrichten van kluswerkzaamheden. Het was echter nooit de bedoeling van verdachten dat deze werkzaamheden zouden worden uitgevoerd. De rechtbank acht de samenwerking met de overige in de tenlastelegging genoemde personen in de in de bewezenverklaring betrokken zaaksdossiers onvoldoende structureel om hen in de bewezenverklaring van de criminele organisatie te betrekken.

5.De bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
Feit 1:
in de periode van 13 maart 2018 tot en met 14 juni 2018 Amsterdam, Amstelveen en ’sGravenhage, telkens tezamen en in vereniging met een of meer anderen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
- [benadeelde partij 9] (geboren 1943, ZD1) en
- [benadeelde partij 10] (geboren 1942, ZD2) en
- [benadeelde partij 11] (geboren 1939, ZD3) en
- [benadeelde partij 1] (geboren 1945, ZD5) en
- [benadeelde partij 12] (geboren 1948, ZD8) en
- [benadeelde partij 13] (geboren 1948, ZD11)
heeft bewogen tot de afgifte van enig geldbedrag, te weten de afgifte van een (totaal) geldbedrag (van ongeveer € 129.850,-), onderverdeeld in
- een geldbedrag van € 10.000,- (ZD1, [benadeelde partij 9] ) en
- een geldbedrag van € 37.500,- (ZD2, [benadeelde partij 10] ) en
- een geldbedrag van € 40.000,- (ZD3, [benadeelde partij 11] ) en
- een geldbedrag van € 250,- (ZD5, [benadeelde partij 1] ) en
- een geldbedrag van € 2.600,- (ZD8, [benadeelde partij 12] )
- een geldbedrag van € 39.500,- (ZD11, [benadeelde partij 13] ),
door
- zich voor te doen als werknemer van een bonafide bouw- en/of schilders- en/of onderhoudsbedrijf en/of (daarbij) kleding (zichtbaar via logo’s) van een (soortgelijk) bedrijf te dragen en/of
- daarbij niet zijn echte naam en/of de naam van ‘ [naam 1] ’ en/of ‘ [naam 1] ’ en/of ‘ [naam 2] ’ en/of ‘ [voorstelnaam] ’ te gebruiken en/of
- voornoemd(e) perso(o)n(en) op straat (in de Engelse taal) aan te spreken en/of
- bij voornoemd(e) perso(o)n(en) aan de deur te gaan en/of aan te bellen/kloppen en/of de voornoemd(e) perso(o)n(en) in de omgeving van hun woning/huis/perceel (in de Engelse taal) aan te spreken en/of (daarbij) te zeggen dat ze bij de buren en/of in de omgeving/wijk aan het werk zijn en/of
- aan voornoemd(e) perso(o)n(en) mede te delen dat diens dak en/of dakkapel en/of dakpannen en/of schoorsteen en/of (binnen)mu(u)r(en) en/of enig ander onderdeel van voornoemd(e) perso(o)n(en) hun woning in slechte staat is/zijn (terwijl dat niet zo is) en/of gerepareerd/vervangen dient/dienen te worden (terwijl dat niet zo is) en/of er lekkage is en/of natte plekken (onder meer op muren en/of plafonds) aanwezig zijn (veroorzaakt/natgemaakt door verdachte en/of zijn mededader(s) zelf) en/of aan voornoemde onderdelen van de woning(en) en/of de slechte staat en/of de beschadigingen zelf te veroorzaken en/of aan te brengen en/of
- daarbij aan voornoemd(e) perso(o)n(en) van het te repareren onderdeel van het dak en/of schoorsteen (een) (willekeurige) foto(‘s) te tonen en/of (persoonlijk) aan te wijzen en/of (hierbij) aan te geven dat hij en/of zijn collega(‘s), dan wel het (bouw)bedrijf, (toevallig) per direct tijd heeft en/of deze werkzaamheid/werkzaamheden kan verrichten en/of
- een (scherp) aanbod te doen om (al dan niet direct) (vervangings)werkzaamheden en/of reparatiewerkzaamheden (aan de woning) te verrichten en/of
- met voornoemd(e) perso(o)n(en) een overeenkomst aan te gaan voor (voornoemde) werkzaamheden (die niet uitgevoerd hoeven te worden en/of niet (volledig) uitgevoerd worden) en/of
- aan/van voornoemd(e) perso(o)n(en) een aanbetaling en/of voorschot en/of borg en/of (huur- en/of aanneem)som voor de werkzaamheden en/of de aanschaf en/of de huur en/of het bestellen en/of het gebruik van (bouw-)benodigdheden (onder meer (hijs)kranen en/of (droog)machines en/of (elektrische) apparaten en/of steigers) en/of te vragen en/of (vervolgens) te ontvangen en/of
- na deze aanbetaling en/of dit ontvangen voorschot en/of ontvangen borg en/of (huur- en/of aanneem)som de overeengekomen werkzaamheden en/of levering van goederen en/of diensten niet te verrichten (onder vermelding van (telkens) wisselende en/of leugenachtige redenen) en/of (daarbij) (onder vermelding van (telkens) wisselende en/of leugenachtige redenen) opnieuw, meerdere malen, om een extra aanbetaling en/of voorschot en/of borg en/of (huur- en/of aanneem)som te vragen en/of eisen en/of (vervolgens) overeen te komen met voornoemd(e) perso(o)n(en) en/of (daarbij) aan te geven dat de eerder gedane betaling(en) niet goed en/of op tijd is/zijn doorgekomen en/of
- voornoemd(e) perso(o)n(en) (een of meerdere) substantie(ë)l(e) bedrag(en) in contanten te laten betalen en/of over te laten naar een of meerdere rekeningnummer(s) (waaronder [nummer] ten name van [naam 4] )
( art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
Feit 2: (Zaaksdossier 6)
op 24 april 2018 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde partij 3] (geboren 1943, ZD6) te bewegen tot de afgifte van enig geldbedrag
- naar de woning (gelegen aan de [straatnaam] 17) van voornoemde [benadeelde partij 3] toe te gaan en
- zich voor te doen als medewerker van een bonafide bedrijf en
- bij voornoemde [benadeelde partij 3] aan de deur te gaan en voornoemde [benadeelde partij 3] (in de Engelse taal) aan te spreken en (daarbij) te zeggen dat hij bij de buren aan het werk is en
- aan voornoemde [benadeelde partij 3] mede te delen en (vervolgens) aan te wijzen dat er een lekkage in de woning was en er een natte plek op een muur aanwezig was (veroorzaakt door verdachte en/of zijn mededader zelf) en
- een voorstel te doen om deze lekkage te repareren,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
Feit 3:
op één of meer tijdstippen in de periode van 13 maart 2018 tot en met 14 juni 2018 in Nederland heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten (onder andere) [verdachte] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] , welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten het tezamen en in vereniging met anderen plegen van oplichting.
( art 140 lid 3 Wetboek van Strafrecht )
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.De op te leggen straf

8.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt dat verdachte moet worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaren met aftrek van voorarrest. De zeer planmatige en ernstige manier van handelen rechtvaardigt een hoge straf. De officier van justitie heeft bij zijn strafeis aansluiting gezocht bij de richtlijn van het Openbaar Ministerie voor Mobiel Banditisme.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat een straf gelijk aan het voorarrest volstaat. Verdachte is in Nederland niet eerder veroordeeld en is dus first offender. Daarnaast kampt hij al zijn hele leven met psychische problemen. Wetenschappelijke studies hebben aangetoond dat psychische problemen meer voorkomen bij travellers. In detentie heeft verdachte continue depressieve klachten gehad, waarbij hij zelfs is overgegaan tot automutilatie. Tegen deze achtergrond is een nog veel langere gevangenisstraf absoluut niet passend.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een reeks van zes oplichtingen, een poging tot oplichting en deelname aan een criminele organisatie. Verdachte en zijn mededaders opereerden in wisselende samenstellingen, maar wel steeds op min of meer dezelfde wijze. Zij zijn op een doortrapte manier te werk gegaan door zich voor te doen als een betrouwbaar klusbedrijf met het aantrekkelijke aanbod voor een schappelijk bedrag een relatief kleine, maar noodzakelijke klus uit te voeren. Vervolgens lieten verdachte en zijn mededaders de slachtoffers geloven dat uitgebreidere werkzaamheden noodzakelijk waren en dat zij die op korte termijn konden uitvoeren. Zij hebben zich met veel overredingskracht en op soms dwingende wijze toegang verschaft tot de woningen van de slachtoffers en de slachtoffers zodoende overtuigd. Zij hebben telkens op slinkse wijze het vertrouwen van hun slachtoffers gewonnen en hen vervolgens onder valse voorwendselen forse geldbedragen laten aanbetalen. Verdachte en zijn mededaders hebben de slachtoffers daarna steeds enige tijd aan het lijntje gehouden en in veel gevallen zelfs meerdere aanbetalingen laten verrichten. Uiteindelijk kwamen zij echter niet meer opdagen en waren zij voor de slachtoffers niet meer te bereiken. Verdachte en zijn mededaders zijn er met het aanbetaalde geld vandoor gegaan, zonder de afgesproken werkzaamheden uit te voeren of het geld terug te geven. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij zich doelbewust heeft gericht op oudere, kwetsbare slachtoffers, waarvan een enkele alleenstaand is en door een mentale aandoening en/of ouderdom niet goed kan inschatten of iemand goede intenties heeft. Dit maakt de oplichtingen nog kwalijker. Verdachte en zijn mededaders hebben het vertrouwen van de slachtoffers in de medemens ernstig geschaad. De slachtoffers voelen zich belazerd en gaan gebukt onder een gevoel van schaamte dat zij zich door de mooie praatjes van verdachte en zijn mededaders hebben laten misleiden en ‘er in zijn getuind’. De rechtbank vindt dit alles zeer kwalijk.
De rechtbank heeft gekeken naar het strafblad van verdachte van 16 maart 2021. Hij is niet eerder veroordeeld voor enig misdrijf.
De officier heeft bepleit dat voor de soort en hoogte van de straf moet worden gekeken naar de Richtlijn voor strafvordering mobiel banditisme. Deze richtlijn voor het Openbaar Ministerie, waaraan de rechtbank dus niet gebonden is, ziet op internationaal rondreizende daders van bepaalde typen vermogenscriminaliteit. De rechtbank vindt deze richtlijn niet goed passen bij het type en de omvang van de oplichting waaraan verdachte zich schuldig heeft gemaakt. Het betreft hier bovendien een dadergroep die al geruime tijd (alleen) in Nederland verbleef en actief was. De rechtbank zal deze richtlijn dus niet als uitgangspunt nemen.
Voor het delict oplichting zijn binnen de rechtspraak geen oriëntatiepunten ontwikkeld die kunnen dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf. Er bestaan wel oriëntatiepunten voor delicten in de categorie fraude, waarmee de oplichting waaraan verdachte zich schuldig heeft gemaakt zich enigszins laat vergelijken. De rechtbank heeft voor de bepaling van de hoogte van de straf daarom gekeken naar de oriëntatiepunten voor straftoemeting die de rechtbanken hebben vastgesteld voor fraude. Voor fraude met een benadelingsbedrag tussen de € 125.000,- tot € 250.000,- geldt als oriëntatiepunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 9 tot 12 maanden. In de omstandigheid dat de oplichtingen in vereniging zijn gepleegd en dat verdachte ook schuldig is bevonden aan het deelnemen aan een criminele organisatie ziet de rechtbank reden een hogere gevangenisstraf op te leggen. Het betreft hier bovendien niet één geval maar een hele reeks van oplichtingen. Verdachte is keer op keer de fout ingegaan, zonder op enig moment tot inkeer te komen. De veelal hoge leeftijd van de slachtoffers doet daarnaast vermoeden dat verdachte en zijn medeverdachten het bij hun oplichtingspraktijken specifiek voorzien hadden op veelal alleenstaande ouderen, een kwetsbare groep, en van die kwetsbaarheid misbruik hebben gemaakt. Daarbij neemt de rechtbank ook in beschouwing dat de feiten steeds werden gepleegd bij de slachtoffers thuis, bij uitstek de plek waar iemand veilig zou moeten zijn. Het veiligheidsgevoel van de slachtoffers heeft hierdoor een extra deuk opgelopen.
In de omstandigheid dat er aanwijzingen zijn voor psychische problemen ziet de rechtbank reden een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen, om verdachte er van te weerhouden dat hij in de toekomst weer in de fout gaat. Alles overwegende zal de rechtbank een gevangenisstraf opleggen van vijftien maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.

9.De vorderingen van de benadeelde partijen

De navolgende benadeelde partijen hebben een vordering tot vergoeding van materiële schade ingediend:
ZD1 [benadeelde partij 9] : € 10.000,- materiële schade
ZD2 Namens [benadeelde partij 10] : € 37.500,- materiële schade
ZD3 [benadeelde partij 11] : € 39.000,- materiële en € 450,- immateriële schade
ZD4 [benadeelde partij 6] : € 78.476,74 materiële schade
ZD5 [benadeelde partij 1] : € 250,- materiële schade
ZD8 [benadeelde partij 12] : € 11.099,19 materiële schade
ZD9 [benadeelde partij 5] : € 243.700,0 materiële schade
ZD10 [benadeelde partij 7] : € 9.300,- materiële schade
ZD11 [benadeelde partij 13] : € 39.500,- materiële schade
ZD12 [benadeelde partij 2] : € 77.100,- materiële schade
De benadeelde partijen [benadeelde partij 6] , [benadeelde partij 5] , [benadeelde partij 7] en [benadeelde partij 2] zullen in hun vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat ten aanzien van hun zaken aan verdachte geen straf of maatregel is opgelegd en artikel 9a Sr niet is toegepast. Zij kunnen hun vordering aanbrenging bij de civiele rechter. De benadeelde partijen [benadeelde partij 6] , [benadeelde partij 5] , [benadeelde partij 7] en [benadeelde partij 2] en verdachte zullen ieder de eigen kosten dragen.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 9]
De gevorderde € 10.000,- wordt toegewezen, omdat dit rechtstreekse materiële schade betreft.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 10]
De vordering van € 37.500,- wordt toegewezen, omdat dit rechtstreekse materiële schade betreft.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 11]
De vordering van € 39.000,- materiële schade wordt toegewezen, omdat dit rechtstreekse materiële schade betreft.
De gevorderde immateriële schade van € 450,- wordt afgewezen, omdat het ongemak en vervelende gevoel dat de oplichting teweeg heeft gebracht geen immateriële schade is in de zin van artikel 6:106 lid 1 onder b Burgerlijk Wetboek.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1]
De vordering van € 250,- wordt toegewezen, omdat dit rechtstreekse materiële schade betreft.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 12]
De vordering van € 11.099,19 wordt toegewezen tot een bedrag van € 4600,-, bestaande uit € 2600,- rechtstreekse materiële schade (het bedrag dat door aangever is betaald en waarvoor een onderbouwing is gegeven in de vorm van pintransacties) en een geschat bedrag van € 2.000,- voor reparatiewerkzaamheden. De vordering wordt voor het overige niet ontvankelijk verklaard.
Het gevorderde bedrag van € 4.400,- dat zou bestaan uit spaargeld dat door de aangever aan de klusjesmannen is gegeven wordt niet ontvankelijk verklaard, omdat voor het bestaan van dit spaargeld geen nadere onderbouwing is gegeven.
[benadeelde partij 12] kan zich voor het niet ontvankelijk verklaarde deel van de vordering tot de burgerlijke rechter wenden.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 13]
De vordering van € 39.500 wordt toegewezen, omdat dit rechtstreekse materiële schade is.
Alle toegewezen bedragen worden verhoogd met de wettelijke rente, vanaf de datum waarop het feit is gepleegd tot aan de voldoening.
Daarnaast zal de rechtbank voor de toegewezen bedragen inclusief de rente ten behoeve van de benadeelden de maatregel van schadevergoeding opleggen.
De verdachte wordt veroordeeld in de kosten van de benadeelde partijen.

10.De toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 47, 57, 140 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.

11.De beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 1:
medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd
Feit 2:
medeplegen van poging tot oplichting
Feit 3:
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
vijftien (15) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
drie (3) maandenvan deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van
twee (2) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Verklaartde benadeelde partijen [benadeelde partij 6] , [benadeelde partij 5] , [benadeelde partij 7] en [benadeelde partij 2]
niet-ontvankelijkin hun vordering tot schadevergoeding.
Wijstde vorderingen van de volgende benadeelde partijen tot vergoeding toe als volgt:
  • [benadeelde partij 9] : €10.000,- (zegge: tienduizend euro)
  • [benadeelde partij 10] : €37.500,- (zegge: zevenendertigduizend en vijfhonderd euro)
  • [benadeelde partij 11] : €39.000,- (zegge: negenendertigduizend euro)
  • [benadeelde partij 1] : €250,- (zegge: tweehonderdenvijftig euro)
  • [benadeelde partij 12] : €4.600,- (zegge vierduizend enzeshonderd euro)
  • [benadeelde partij 13] : €39.500,- (zegge: negenendertigduizend en vijfhonderd euro)
bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente van het moment waarop het strafbare feit is gepleegd, te weten:
- [benadeelde partij 9] : 04 mei 2018
- [benadeelde partij 10] : 10 mei 2018
- [benadeelde partij 11] : 01 mei 2018
- [benadeelde partij 1] : 13 juni 2018
- [benadeelde partij 12] : 12 april 2018
- [benadeelde partij 13] : 19 maart 2018
Voor zover de vordering van deze benadeelde partijen niet is toegewezen worden zij daarin niet-ontvankelijk verklaard. Zij kunnen het restant van hun vordering bij de burgerlijke rechter aanhangig maken.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door onderscheiden de benadeelde partijen gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op te betalen aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partijen als volgt:
- [benadeelde partij 9] : €10.000,- (zegge: tienduizend euro)
- [benadeelde partij 10] : €37.500,- (zegge: zevenendertigduizend en vijfhonderd euro)
- [benadeelde partij 11] : €39.000,- (zegge: negenendertigduizend euro)
- - - [benadeelde partij 1] : €250,- (zegge: tweehonderdenvijftig euro)
- [benadeelde partij 12] : €4.600,- (zegge vierduizendenzeshonderd euro)
- [benadeelde partij 13] : €39.500,- (zegge: negenendertigduizend en vijfhonderd euro)
Telkens te vermeerderen met de wettelijke rente daarover, overeenkomstig de toewijzing van de betreffende vordering van de benadeelde partij.
Bij gebreke van betaling en verhaal kan
gijzelingworden toegepast voor de duur van:
- [benadeelde partij 9] :
21 dagen
- [benadeelde partij 10] :
81 dagen
- [benadeelde partij 11] :
84 dagen
- [benadeelde partij 1] :
1 dag
- [benadeelde partij 12] :
10 dagen
- [benadeelde partij 13] :
85 dagen
Totaal 365 dagen
De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.H. Marcus, voorzitter,
mrs. B. Vogel en M. Vaandrager, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.G.R. Becker, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 23 juli 2021.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld wordt in de volgende voetnoten verwezen naar bewijsmiddelen uit het dossier met proces-verbaalnummer 2018089652, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.PV aangifte met nr. PL1300-2018089652-1, pag. ZD1 001 e.v. met transactiebonnen op p. 005.
3.PV van bevindingen met nr. PL1300-2018089652-75, pag. ZD1 063.
4.PV aangifte met nr. PL1300-2018072780-1, pag. ZD2 001 e.v. met rekeningafschrift op p. 006.
5.PV aangifte met nr. PL1300-2018091206-1, pag. ZD3 001 e.v., met offerte en kwitantie op p. 005
6.PV aangifte met nr. PL1300-2018118715-1, pag. ZD5 001 e.v. met transactiebon op p. 004.
7.PV aangifte met nr. PL1300-2018071134-2, pag. ZD8 6 e.v.
8.PV aangifte met nr. PL1500-2018073871-1, pag. ZD11 1 e.v.
9.PV modus operandi dadergroep met documentcode 10093583, pag. AD0241 e.v. & PV van relaas zaaks dossier 08, p. ZD8 1.
10.PV modus operandi dadergroep met documentcode 10093583, pag. AD0241 e.v.
11.PV enkelvoudige fotoconfrontatie met documentcode 9693072, pag. ZD2 048. De rechtbank zal hierna niet telkens dit PV opnieuw aanhalen, maar hier volstaan met de opmerking dat de herkenningen enkelvoudige fotoconfrontatie, tenzij anders vermeld, zijn opgenomen in dit PV.
12.PV verhoor aangever met nr. PL1300-2018089652-57, pag. ZD1 008 e.v.
13.PV enkelvoudige fotoconfrontatie 2 met documentcode 9837887, pag. ZD5 032 e.v.
14.PV herkenning persoon door opsporingsambtenaar met nr. PLO600-2018268177-20, pag. ZD5 023 e.v. en PV herkenning persoon door opsporingsambtenaar met nummer PL0600-2018268177-20, pag. ZD5 030 e.v.
15.PV herkenning persoon door opsporingsambtenaar met nr. PL0600-2018268177-20, pag. ZD5 024 e.v. en PV herkenning persoon door opsporingsambtenaar met nr. PLO600-2018268177-20, pag. ZD5 028 e.v.
16.PV herkenning foto’s verdachten met nr. 32, pag. ZD11 18 e.v.
17.PV Telefoon van verdachte [verdachte] contra verdediging advocaat met documentcode 14296639, pag. PD [verdachte] B17 e.v.
18.PV van bevindingen onderzoek Telecom ZD06 met documentcode 10566788, pag. ZD06 24 e.v.
19.PV van bevindingen onderzoek Telecom ZD01 met documentcode 10566528, pag. ZD1 117 e.v.
20.PV van bevindingen onderzoek Telecom ZD02 met documentcode 10566621, pag. ZD2 043 e.v.
21.PV van bevindingen onderzoek Telecom ZD03 met documentcode 10566660, pag. ZD3 022 e.v.
22.PV van bevindingen onderzoek Telecom ZD08 met documentcode 10567021, pag. ZD8 015 e.v.
23.PV van bevindingen onderzoek Telecom ZD11 met documentcode 10567147, pag. ZD11 010 e.v.
24.PV aangifte met nr. PL1300-2018082036-1, pag. ZD6 01 e.v.
25.PV van bevindingen onderzoek Telecom ZD06 met documentcode 10566788, pag. ZD06 24 e.v.
26.PV ter terechtzitting van 9 juli 2021, inhoudende de waarneming van de rechtbank, gedaan ter terechtzitting van 9 juli 2021.
27.PV camerabeelden [straatnaam] met documentcode 10292233, pag. ZD6 17 e.v.