Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
1.Procesgang
2.Identiteit van de opgeëiste persoon
3.Grondslag en inhoud van het EAB
4.Strafbaarheid
5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW
6.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a, OLW
- het onderzoek is in België aangevangen;
- medeverdachten en slachtoffers bevinden zich in België;
- bewijs bevindt zich in België;
- België heeft de wens tot vervolging aldaar geuit door uitvaardiging van het EAB;
- Nederland is thans niet voornemens om de vervolging voor de in het EAB genoemde verdenking zelf ter hand te nemen;
- er is een terugkeergarantie verstrekt;
- door Nederland zijn twee medeverdachten aan België overgeleverd.
7.Detentieomstandigheden, artikel 11 OLW
personal spaceper gedetineerde minder dan 3m2 was, zodat het EHRM concludeerde dat sprake was van een schending van artikel 3 van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. Destijds, ten tijde van de stakingen van de cipiers, waren er 125 grondslapers (zie ECLI:NL:RBAMS:2018:3650).
In welke detentie-instelling zal de opgeëiste persoon gedetineerd worden?
- Hoeveel individuele celruimte zal hem ter beschikking staan in een eenpersoonscel en hoeveel in een meerpersoonscel en is dit - voor wat betreft de meerpersoonscel - inclusief of exclusief het sanitair?
- Beschikt deze detentie-instelling over een deugdelijk afgeschermd toilet in de meerpersoonscellen?
8.Beslissing
SCHORSThet onderzoek
voor onbepaalde tijdom de officier van justitie in de gelegenheid te stellen de onder 7. door de rechtbank geformuleerde vragen te stellen aan de Belgische autoriteiten
, met dien verstande dat de zaak voor het verstrijken van de (op grond van artikel 22, vijfde lid, OLW verlengde) beslistermijn weer op zitting moet worden aangebracht;
30 dagen als bedoeld in artikel 22, vijfde lid, OLW;