Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Verloop van de procedure
- het wrakingsverzoek van 11 april 2021;
- de schriftelijke reactie van de rechter van 6 mei 2021;
- de schriftelijke reactie van verzoekster met bijlagen ingekomen op 14 mei 2021.
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 14 mei 2021 een wrakingsverzoek behandeld dat op 11 april 2021 was ingediend door verzoekster, die een woning verhuurt aan haar wederpartij. Het verzoek was gericht tegen mr. M. van Walraven, de kantonrechter die de zaak behandelde. Verzoekster stelde dat de rechter niet onpartijdig was, omdat zij een verzoek tot aanhouding niet had gehonoreerd en verzoekster niet in staat had gesteld haar pleitnota volledig voor te lezen. Tijdens de zitting op 30 maart 2021 had de rechter bovendien het centrale argument van verzoekster, dat de wederpartij haar geen toegang tot de woning had verleend, terzijde geschoven. De rechter heeft in haar reactie aangegeven dat haar beslissingen niet uit vooringenomenheid waren genomen, maar in het belang van een voortvarende behandeling van de zaak. De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat een wrakingsverzoek niet kan worden gebaseerd op een rechterlijke beslissing en dat de rechterlijke onpartijdigheid moet worden vermoed, tenzij het tegendeel is bewezen. De rechtbank concludeerde dat er geen feiten of omstandigheden waren die de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd maakten. Het verzoek tot wraking werd dan ook afgewezen.