ECLI:NL:RBAMS:2021:3721

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 juli 2021
Publicatiedatum
16 juli 2021
Zaaknummer
C/13/704675 / HA RK 2021-237
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot verschoning in verband met mogelijke partijdigheid van de rechter

In deze zaak heeft de Wrakingskamer van de Rechtbank Amsterdam op 9 juli 2021 een verzoek tot verschoning toegewezen. Het verzoek was ingediend door mr. H.M.A.E. van Ooijen, rechter in opleiding, in verband met een strafzaak die onder parketnummer 13/173658-21 aanhangig was. De aanleiding voor het verzoek was de ontdekking dat de verdachte in de strafzaak werd bijgestaan door een advocaat die tot januari 2020 een oud-kantoorgenoot van de rechter was. Dit leidde tot zorgen over de onpartijdigheid van de rechter, aangezien er sprake was van een gemeenschappelijke werkkring met de advocaat van de verdachte.

De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat op grond van artikel 518 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) moet worden beslist of er feiten of omstandigheden zijn die de rechterlijke onpartijdigheid in gevaar kunnen brengen. De Wrakingskamer oordeelde dat de verwevenheid tussen de rechter en de advocaat van de verdachte voldoende aanleiding gaf om te twijfelen aan de onpartijdigheid van de rechter. Daarom werd besloten om het verzoek tot verschoning toe te wijzen.

De beslissing houdt in dat de procedure in de hoofdzaak met parketnummer 13/173658-21 zal worden voortgezet met een andere rechter. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open. De rechtbank heeft de betrokken partijen, waaronder de raadsvrouw van de verdachte en de officier van justitie, op de hoogte gesteld van deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Wrakingskamer

Beslissing op het onder rekestnummer C/13/704675 / HA RK 2021-237 ingeschreven verzoek tot verschoning ingediend door:
mr. H.M.A.E. van Ooijen, rechter in opleiding bij de rechtbank Amsterdam, hierna: de rechter.

1.Verloop van de procedure

1.1.
Bij de afdeling Publiekrecht van de Rechtbank te Amsterdam is onder parketnummer 13/173658-21 een strafzaak (de strafzaak) aanhangig.
1.2.
Op 12 juli 2021 zal de raadkamer gevangenhouding in de strafzaak plaatsvinden ten overstaan van - onder meer - de rechter.

2.Het verzoek

2.1.
Aan het verzoek is ten grondslag gelegd dat bij de voorbereiding is gebleken dat de verdachte in de strafzaak wordt bijgestaan door een advocaat, tevens oud-kantoorgenoot van de rechter. De rechter heeft tot januari 2020 bij deze advocaat op kantoor gewerkt.

3.De beoordeling

3.1.
Op grond van het bepaalde in artikel 518 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) dient in een verschoningsprocedure te worden beslist of er sprake is van de in artikel 512 Sv genoemde feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden. Uit voormelde bepaling valt af te leiden dat de behandeling van een verschoningsverzoek, anders dan de behandeling van een wrakingsverzoek, niet ter terechtzitting behoeft plaats te vinden. De rechtbank zal daarom zonder mondelinge behandeling een beslissing nemen op het verzoek.
3.2.
Verschoning is een middel ter verzekering van (het vertrouwen in) de rechterlijke onpartijdigheid.
3.3.
De rechter heeft aangevoerd zich niet meer vrij te voelen de zaak te behandelen gelet op de tot voor kort gemeenschappelijke werkkring met de advocaat van verdachte. Door de hiervoor beschreven verwevenheid is naar het oordeel van de Wrakingskamer sprake van omstandigheden waardoor het vertrouwen in de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Het verzoek zal dan ook worden toegewezen.
De rechtbank:
 wijst het verzoek tot verschoning toe en bepaalt dat de procedure in de hoofdzaak met parketnummer 13/173658-21 wordt voortgezet voor een andere rechter;
 beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 518 lid 2 Sv. wordt toegezonden aan:
 de raadsvrouw van de verdachte,
 de officier van justitie;
 de rechter.
Aldus gegeven door mr. P.B. Martens, voorzitter, mr. N.C.H. Blankevoort en mr. H.M. Patijn, leden, op 9 juli 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.