Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
1.Procesgang
2.Identiteit van de opgeëiste persoon
3.Grondslag en inhoud van het EAB
4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
.Uit aanvullende informatie van de Roemeense autoriteiten blijkt echter dat deze informatie ziet op het vonnis van 24 september 2020 (referentie: 4280/317/2019) waarbij de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf is bevolen omdat de opgeëiste persoon niet alle aan hem opgelegde voorwaarden had nageleefd. De rechtbank overweegt dat uit de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie van
Ardic(ECLI:EU:C:2017:1026) volgt dat een beslissing tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke straf niet valt onder de reikwijdte van artikel 4 bis Kaderbesluit 2002/584/JBZ, voor zover een dergelijke beslissing geen wijziging brengt in de aard of de maat van de aanvankelijk opgelegde straf. Uit de stukken is niet gebleken dat de beslissing tot tenuitvoerlegging een wijziging in de aard of de maat van de aan de opgeëiste persoon opgelegde straf heeft gebracht. De rechtbank zal de uitspraak van 24 september 2020 daarom verder buiten beschouwing laten.
5.Strafbaarheid; feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
6.Detentieomstandigheden in Roemenië
‘personal space’. Dit levert een sterk vermoeden op dat de detentieomstandigheden in de uitvaardigende lidstaat vernederend zijn in de zin van artikel 4 Handvest.
the Târgu Cărbunești District Court. Uit deze brieven blijkt dat de opgeëiste persoon na een eventuele overlevering eerst 21 dagen in quarantaine zal doorbrengen in
Bucharest Rahova Penitentiary. Daarna zal de opgeëiste persoon hoogstwaarschijnlijk worden overgeplaatst naar
Târgu-Jiu Penitentiary. De opgeëiste persoon zal gedurende deze gehele periode een
‘personal space’tot zijn beschikking hebben van minimaal 3 m2, inclusief meubilair en exclusief sanitair.
Bucharest Rahova Penitentiary(quarantaine) en
Târgu-Jiu Penitentiary– die de verstrekte informatie van 17 mei 2021 en 14 juni 2021 tegenspreken. Dit leidt tot het oordeel dat voor de opgeëiste persoon na overlevering geen reëel gevaar bestaat dat zijn door het Handvest gewaarborgde grondrechten zullen worden geschonden. De detentieomstandigheden vormen dan ook geen beletsel voor het toestaan van de overlevering; de weigeringsgrond van artikel 11 OLW is niet van toepassing.
7.Slotsom
8.Toepasselijke wetsbepalingen
9.Beslissing
[opgeëiste persoon]aan de rechtbank in Târgu Cărbunești, district Gorj (Roemenië).