ECLI:NL:RBAMS:2021:3585

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 juli 2021
Publicatiedatum
12 juli 2021
Zaaknummer
9219994 KK EXPL 21-367
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van een woning in kort geding wegens overlast en alcoholproblematiek

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 2 juli 2021 uitspraak gedaan in een kort geding over de ontruiming van een woning. Eiseres, Inadam Property B.V., vorderde ontruiming van de woning van gedaagde, die sinds lange tijd ernstige overlast veroorzaakte door alcoholproblematiek en bedreigingen richting buren. De gedaagde, die onder bewind staat, had zich in een behandeltraject bij de GGZ aangemeld en was op het moment van de zitting opgenomen voor een periode van acht weken. De kantonrechter oordeelde dat er sinds de dagvaarding geen ernstige incidenten meer hadden plaatsgevonden en dat de gedaagde in de komende weken geen overlast kon veroorzaken. Hierdoor ontbeerde de vordering van Inadam spoedeisend belang. De kantonrechter wees de vordering af en veroordeelde Inadam in de proceskosten. De uitspraak benadrukt de noodzaak van terughoudendheid bij ontruimingsvorderingen in kort geding, vooral wanneer er sprake is van een behandeling en de mogelijkheid van verbetering van de situatie.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 9219994 KK EXPL 21-367
vonnis van: 2 juli 2021

vonnis van de kantonrechterkort geding

I n z a k e

de besloten vennootschap Inadam Property B.V.

gevestigd te Amsterdam
eiseres
nader te noemen: Inadam
gemachtigde: mr. L.G.B. Jansen
t e g e n
[naam bewindvoerder] , in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [gedaagde]
gevestigd te [plaats]
gedaagde
nader te noemen: de bewindvoerder, respectievelijk [gedaagde]
gemachtigde: mr. D. Karpuz.

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Bij dagvaarding van 21 mei 2021, met producties, heeft Inadam een voorziening gevorderd.
Ter zitting van 18 juni 2021 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. Voor Inadam is verschenen de heer [naam 1] namens de beheerder, vergezeld door de gemachtigde. Voorts zijn namens Inadam verschenen de heer [naam 2] (voormalige onderbuurman van [gedaagde] ), de heer [naam 3] (gemeente Amsterdam) en de heer en mevrouw [naam 4] (buren van [gedaagde] ). [gedaagde] is verschenen in persoon, vergezeld van mevrouw [naam 5] (ambulant ondersteuner bij het Leger des Heils) en bijgestaan door de gemachtigde. Beide partijen hebben op voorhand (nadere) stukken in het geding gebracht.
Naar aanleiding van het ter zitting namens [gedaagde] gevoerde verweer is de kantonrechter ambtshalve bekend geworden met het op 14 januari 2016 door de kantonrechter te Amsterdam per 19 januari 2016 ingestelde bewind over de (toekomstige) goederen van [gedaagde] waarbij mevrouw [naam bewindvoerder] tot bewindvoerder is benoemd.
Inadam en [gedaagde] hebben ter zitting hun standpunten toegelicht, beide gemachtigden mede aan de hand van pleitaantekeningen, en vragen van de kantonrechter beantwoord. Na verder debat is vonnis gevraagd en is een datum voor vonnis bepaald.
Nu volgens de wet alleen de bewindvoerder als formele procespartij de onderbewindgestelde in rechte kan vertegenwoordigen, en de bewindvoerder telefonisch aan de griffier te kennen heeft gegeven niet vrijwillig het geding over te willen nemen, is aan Inadam een termijn gegeven om de bewindvoerder bij exploot op te roepen voor de voortzetting van de mondelinge behandeling.
Inadam heeft de bewindvoerder opgeroepen voor de voortzetting van de mondelinge behandeling op 1 juli 2021 om 9:30 uur.
Voorafgaand aan de zitting heeft de gemachtigde van de bewindvoerder en [gedaagde] als nadere productie nog een verklaring van 29 juni 2021 van mevrouw [naam 5] , voornoemd, overgelegd.
Op de voortgezette mondelinge behandeling zijn verschenen de bewindvoerder, de heer [naam 6] (maatschappelijkwerker bij Inforsa), bijgestaan door mr. D. Karpuz. [gedaagde] zelf is niet verschenen. Voor Inadam is de gemachtigde verschenen.
Partijen hebben (wederom) hun nadere standpunten toegelicht en vragen van de kantonrechter beantwoord.
Vervolgens is vonnis bepaald op heden.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Uitgangspunten

1. Als uitgangspunt geldt het volgende.
1.1.
[gedaagde] huurt sinds 1 september 1986 van (de rechtsvoorganger van) Inadam een woning gelegen aan het adres [adres] (hierna: de woning). Het beheer van de woning wordt namens Inadam gevoerd door B.V. Makelaarskantoor in onroerende goederen v/h [naam firma] (hierna: [naam firma] ).
1.2.
In het tweede lid van artikel 6 van de huurovereenkomst is bepaald: “
huurder is verplicht er zorg voor te dragen dat hij noch zijn huisgenoten overlast aan gebruikers van het onderhavige perceel c.q. de naburige percelen zal/zullen aandoen.
1.3.
[gedaagde] heeft sinds lange tijd een ernstig alcoholprobleem. Dit uit zich in regelmatig, maar niet dagelijks, geschreeuw, gejammer, slaan met deuren en harde muziek hetgeen door de buren als geluidsoverlast wordt ervaren.
1.4.
Sinds 2017 hebben zich daarnaast diverse ernstige incidenten voorgedaan waarbij [gedaagde] onder andere een gemeenschappelijke deur heeft ingetrapt en hij in het afgelopen jaar verschillende malen pannen op het vuur heeft laten staan terwijl hij niet thuis, of niet (volledig) bij bewustzijn was, waardoor het rookalarm, ook in het gemeenschappelijk trappenhuis, afging. De buren hebben [gedaagde] en/of vrienden van hem meerdere malen laveloos op de gemeenschappelijke trap aangetroffen en met regelmaat heeft [gedaagde] tirades gehouden en (doods)bedreigingen geuit in de richting van zijn buren en hun bezoek.
1.5.
Verschillende buren hebben hun klachten over [gedaagde] bij de (voormalige) beheerder gemeld met het verzoek hier tegen op te treden en tweemaal is er aangifte gedaan van bedreiging door [gedaagde] . Ook de wijkagent is bij de problematiek betrokken.
1.6.
De (voormalige) beheerder heeft [gedaagde] vanaf eind 2020 meermaals aangeschreven en hem verzocht zijn overlast gevende gedrag te staken, bij gebreke waarvan zij zich genoodzaakt voelt hem in rechte te betrekken.
1.7.
Met de dagvaarding van 21 mei 2021 heeft Indam de onderhavige vordering in kort geding jegens [gedaagde] ingesteld.
1.8.
Op 22 mei 2021 heeft [gedaagde] in een handgeschreven brief gemeld: “
Hierbij geef ik u te kennen geen overlast meer te veroorzaken op [adres] Ben ook accuut gestopt met drinken! Wat de aanleiding was voor alles. Wordt ook opgenomen. (…)”.
1.9.
[gedaagde] heeft op 8 juni 2021 een intake gesprek gehad bij de GGZ locatie [locatie] , waarna hij is geaccepteerd als cliënt.
1.10.
Op 12 juni 2021 heeft er een handgemeen plaatsgevonden tussen [gedaagde] en zijn (ex)vriendin in de woning van laatstgenoemde op de [adres 1] . [gedaagde] is toen door de politie meegenomen en uiteindelijk heengezonden. [gedaagde] was toen ook onder invloed van alcohol.
1.11.
[gedaagde] wordt met ingang van 2 juli 2021 opgenomen bij GGZ locatie [locatie] .

Vordering

2. Inadam vordert ontruiming van de woning en voorts dat de bewindvoerder wordt veroordeeld in de proceskosten, waaronder het nasalaris.
3. Inadam stelt daartoe - kort gezegd - dat [gedaagde] al vele jaren zeer ernstige overlast veroorzaakt en dat deze overlast onverminderd voortduurt. Daarmee schiet hij ernstig toerekenbaar te kort in de nakoming van zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst. Deze tekortkoming is van dusdanige aard dat deze de ontbinding van de huurovereenkomst in een bodem procedure rechtvaardigt.

Verweer

4. [gedaagde] erkent de overlast enerzijds, maar wijst ook op het gedrag van de buren waar hij op zijn beurt overlast van ervaart. Hij leeft zo stil mogelijk en zou zijn buren nooit iets aandoen. Hij ontkent de (doods)bedreigingen en stelt zelf bedreigd te worden. De bewindvoerder betwist de vordering en voert daartoe – kort gezegd – aan dat zij niet eerder van de overlastkwestie op de hoogte was, waardoor zij niet eerder maatregelen heeft kunnen treffen. Zij wijst er voorts op dat [gedaagde] per 2 juli 2021 (vrijwillig) wordt opgenomen voor een behandeling voor zijn zware alcoholverslaving. Aansluitend zal een onderzoek plaatsvinden naar mogelijke andere onderliggende geestelijke problematiek. Het nu ontruimen van [gedaagde] zou de maatschappelijke teloorgang van [gedaagde] betekenen, aangezien het uitvoeren van het door de reclassering opgesteld plan van aanpak met betrekking tot de begeleiding van [gedaagde] praktisch onmogelijk wordt al hij geen vaste woon- of verblijfplaats heeft.
5. Bij de beoordeling van het geschil zullen de nadere standpunten van partijen – voor zover relevant – aan de orde komen.

Beoordeling

6. In een kort geding dient te worden beoordeeld of de in de zaak aannemelijk te achten omstandigheden een ordemaatregel vereisen dan wel of de vordering van de eisende partij in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft dat het gerechtvaardigd is op de toewijzing daarvan vooruit te lopen door het treffen van een voorziening zoals gevorderd. Het navolgende behelst dan ook niet meer dan een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen.
7. Voorts geldt dat toewijzing van een ontruimingsvordering in kort geding een ingrijpende maatregel is ten aanzien van het woonrecht van de huurder en deze heeft – veelal – een definitief karakter. Tegen die achtergrond is een vordering tot ontruiming slechts toewijsbaar indien zich aan de zijde van de verhuurder bijzondere omstandigheden voordoen doe zodanig zijn dat in redelijkheid – bij afweging van de over en weer bij ontruiming betrokken belangen – niet van haar verwacht kan worden dat zij een dergelijke beslissing tot ontbinding in een bodemprocedure afwacht.
8. Allereerst wordt overwogen dat met de oproeping en de daarop volgende verschijning van de bewindvoerder ter zitting, de bewindvoerder het geding heeft overgenomen en zij in dit geding als formele procespartij heeft te gelden.
9. Gelet op hetgeen de (voormalige) buren en de wijkagent zowel schriftelijk als ter zitting hebben verklaard over het gedrag van [gedaagde] , is de kantonrechter overtuigd van de ernst van de problemen, de overlast en het gevaar dat [gedaagde] veroorzaakt in en voor zijn directe woonomgeving. Daarmee is voorshands voldoende aannemelijk geworden dat sprake is van ernstige tekortkomingen aan de zijde van [gedaagde] .
10. Het is aan de bodemrechter om te beoordelen of deze tekortkoming, gelet op de omstandigheden van het geval, waaronder het concrete belang van de huurder bij het voortduren van de huurovereenkomst, van voldoende gewicht is om de overeenkomst te ontbinden. Daarom dient naar het oordeel van de kantonrechter in kort geding, gelet op het ingrijpende en onomkeerbare gevolg van een ontruiming, enige terughoudendheid te worden betracht.
11. Bij het vorenstaande is van belang te betrekken de omstandigheid dat sinds het uitbrengen van de dagvaarding, in en rond de woning zich geen ernstige incidenten meer hebben voorgedaan. Weliswaar is er onder invloed van alcohol een ernstig handgemeen geweest tussen [gedaagde] en zijn (ex)vriendin, maar dit incident heeft zich niet in de woning of het trappenhuis of portiek voltrokken. Dat [gedaagde] ondanks zijn resolute verklaring van 22 mei 2021 acuut te zullen stoppen met drinken, nadien toch nog regelmatig onder invloed is geweest, geeft weliswaar op zichzelf weinig vertrouwen, maar is inherent aan alcoholproblematiek.
12. De maatschappelijk werkers van Inforsa en het Leger de Heil hebben toegelicht dat [gedaagde] vanaf heden een intensieve interne behandeling ondergaat, waarmee om en nabij acht weken zullen zijn gemoeid. Nadien zal geprobeerd worden [gedaagde] in een zogenaamd safehouse te plaatsen met als uiteindelijke doel [gedaagde] begeleid te laten wonen. Deze behandeling bij [locatie] is anders dan de eerdere door [gedaagde] ondergane behandelingen in Schotland en bij Jellinek nu deze intern is en ook tot doel heeft te onderzoeken of sprake is van andere onderliggende (psychische) problematiek. Daarnaast heeft de bewindvoerder te kennen gegeven in de periode van opname te onderzoeken of voor [gedaagde] curatorschap kan worden ingesteld zodat [gedaagde] ook zo nodig kan worden gedwongen tot opname.
12. Hoewel zeker niet is uit te sluiten dat een bodemrechter zal oordelen dat het gedrag van [gedaagde] een tekortkoming oplevert die de ontbinding van de huurovereenkomst met haar gevolgen rechtvaardigt, is de kantonrechter van oordeel dat de vordering van Inadam op dit moment spoedeisendheid ontbeert. Daarvoor is redengevend dat sinds de dagvaarding in en rond de woning zich geen ernstige incidenten hebben voorgedaan en de omstandigheid dat [gedaagde] in ieder geval de komende acht weken opgenomen is waardoor er in die periode geen sprake overlast kan zijn.
12. De vordering wordt dan ook worden afgewezen. Daarbij verdient wel aantekening dat bij enige soortgelijke tekortkoming in de nabije toekomst naar alle waarschijnlijkheid het oordeel in het nadeel van [gedaagde] zal uitvallen.
15. Inadam dient als de in het ongelijk gestelde partij met de proceskosten te worden belast.

BESLISSING

De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt Inadam in de proceskosten die aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot worden op € 480,00 aan salaris van de gemachtigde, voor zover van toepassing, inclusief btw;
veroordeelt Inadam in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 62,00 aan salaris gemachtigde, te verhogen met een bedrag van € 68,00 en de explootkosten van betekening van het vonnis, een en ander voor zover van toepassing inclusief btw, onder de voorwaarde dat Inadam niet binnen veertien dagen na aanschrijving volledig aan dit vonnis heeft voldaan en betekening van het vonnis pas na veertien dagen na aanschrijving heeft plaatsgevonden;
verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Kruisdijk, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 2 juli 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.