Op 6 juli 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Procureur van de Republiek bij de Rechtbank van Lyon, Frankrijk. De zaak betreft de overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in 1978, die wordt verdacht van deelname aan een criminele organisatie, illegale handel in verdovende middelen en witwassen van opbrengsten van misdrijven. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de vordering van de officier van justitie behandeld op een openbare zitting op 22 juni 2021. De rechtbank heeft de termijn voor de uitspraak met dertig dagen verlengd om een weloverwogen beslissing te kunnen nemen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de overlevering kan worden toegestaan, omdat de opgeëiste persoon de Nederlandse nationaliteit heeft en er voldoende garanties zijn dat hij in Nederland zijn straf zal ondergaan indien hij in Frankrijk wordt veroordeeld. De rechtbank heeft ook de detentieomstandigheden in Frankrijk beoordeeld en geconcludeerd dat er geen reëel gevaar bestaat voor onmenselijke behandeling van de opgeëiste persoon na overlevering. De rechtbank heeft de argumenten van de raadsman van de opgeëiste persoon, die stelde dat humanitaire redenen de overlevering in de weg staan, niet overtuigend geacht. De rechtbank heeft geoordeeld dat de medische situatie van de opgeëiste persoon geen belemmering vormt voor de toelaatbaarheid van de overlevering, maar dat deze omstandigheden wel een rol kunnen spelen bij de feitelijke overlevering.
Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten om de overlevering van de opgeëiste persoon aan de Franse autoriteiten toe te staan, omdat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en er geen weigeringsgronden zijn die aan de overlevering in de weg staan. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is openbaar uitgesproken.