In deze zaak vorderde de Stichting Naleving CAO voor Uitzendkrachten (SNCU) betaling van materiële benadeling en schadevergoeding van de gedaagden, die als (indirect) oud-bestuurders van Labor Services werden beschouwd. De rechtbank Amsterdam oordeelde dat SNCU onvoldoende bewijs had geleverd voor bestuurdersaansprakelijkheid. De feiten wezen uit dat Labor Services was ontbonden wegens betalingsonmacht, en dat de gedaagden niet onrechtmatig hadden gehandeld door de onderneming te ontbinden zonder vereffening. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van betalingsonwil, maar van betalingsonmacht, en dat de gedaagden niet persoonlijk ernstig verwijtbaar hadden gehandeld. De vorderingen van SNCU werden afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan op 2 juni 2021 door rechter J.M. van Hall, met mr. R. Hafith als griffier.