ECLI:NL:RBAMS:2021:3179

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 mei 2021
Publicatiedatum
21 juni 2021
Zaaknummer
13/751211-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Internationaal strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel - Toestemming verleend ondanks intrekking aangifte

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 12 mei 2021 uitspraak gedaan op een vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie. De vordering betreft de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de Openbare aanklager bij de Rechtbank van Lille, Frankrijk, op 11 februari 2021. De opgeëiste persoon, geboren in Suriname in 1977 en momenteel gedetineerd in Nederland, is beschuldigd van strafbare feiten volgens Frans recht, waaronder verkrachting.

De zitting vond plaats op 29 april 2021, waarbij de opgeëiste persoon afstand deed van zijn recht om gehoord te worden, omdat de videoverbinding niet tot stand kon worden gebracht. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak met dertig dagen verlengd om een weloverwogen beslissing te kunnen nemen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de detentieomstandigheden in Frankrijk, specifiek in de detentie-instelling in Nîmes, een reëel gevaar voor onmenselijke behandeling met zich meebrachten. Echter, na bevestiging van de Franse autoriteiten dat de opgeëiste persoon niet in deze instelling zal worden gedetineerd, concludeerde de rechtbank dat er geen risico op schending van artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie bestaat.

De raadsman van de opgeëiste persoon heeft aangevoerd dat de aangeefster haar aangifte heeft ingetrokken, maar de Franse autoriteiten hebben aangegeven het EAB niet in te trekken. De rechtbank oordeelde dat het EAB voldeed aan de eisen van de OLW en dat er geen weigeringsgronden waren voor de overlevering. De rechtbank heeft daarom de overlevering van de opgeëiste persoon aan Frankrijk toegestaan, met inachtneming van de relevante wetsartikelen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751211-21
RK nummer: 21/1198
Datum uitspraak: 12 mei 2021
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 2 maart 2021 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 11 februari 2021 door
de Openbare aanklager bij de Rechtbank van Lille(Frankrijk) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op [geboortedag] 1977
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland
gedetineerd in Detentie Centrum [locatie]
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 29 april 2021. Het verhoor heeft plaatsgevonden via een videoverbinding in tegenwoordigheid van de officier van justitie
mr. J.J.M. Asbroek en van de door de opgeëiste persoon gemachtigde raadsman, mr. D.W.H.M. Wolters, advocaat te Hoofddorp en door een tolk in de Franse taal.
De opgeëiste persoon heeft afstand gedaan van zijn recht om door de rechtbank gehoord te worden nu de videoverbinding met de opgeëiste persoon niet tot stand kon worden gebracht.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een arrestatiebevel afgegeven op 3 februari 2021 door de onderzoeksrechter bij de rechtbank van Lille.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Frans recht strafbare feiten.
Deze feiten zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Strafbaarheid

Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit de strafbare feiten heeft aangeduid als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. Feiten op deze lijst onder nummer 27, te weten:
Verkrachting.
Volgens de in rubriek c) van het EAB vermelde gegevens is op deze feiten naar Frans recht een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.

5.Detentieomstandigheden

De rechtbank heeft in eerdere uitspraken (onder andere ECLI:NL:RBAMS:2017:3763) geoordeeld dat er een reëel gevaar bestaat dat personen die in de detentie-instelling in Nîmes zijn gedetineerd, onmenselijk of vernederend worden behandeld, in de zin van artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (Handvest).
In de e-mail van 22 maart 2021 heeft de
Substitut du Procureur, Section de la réinsertion et du post sententiel, Parquet de Lillelaten weten dat de opgeëiste persoon na zijn overlevering onder geen enkele omstandigheid in de detentie-instelling in Nîmes zal worden gedetineerd.
Aldus is de rechtbank van oordeel dat de opgeëiste persoon na overlevering aan Frankrijk niet het gevaar loopt aan een behandeling in strijd met artikel 4 Handvest te worden onderworpen.

6.Verzoek tot intrekking EAB

De raadsman heeft meegedeeld dat met betrekking tot de strafvervolging van de opgeëiste persoon in Frankrijk de aangeefster, te weten de moeder van het slachtoffer, haar aangifte heeft ingetrokken. Hierop heeft de raadsman contact opgenomen met het IRC met de vraag of de Franse autoriteit op grond van deze nieuwe informatie bereid is het EAB in te trekken. Via de parketsecretaris heeft de raadsman te horen gekregen dat de Franse autoriteit niet van plan is het EAB in te trekken.
De officier van justitie heeft meegedeeld dat via de liaison officer contact is opgenomen met de Franse autoriteit met de vraag of deze voornemens is het EAB in te trekken. Uit de terugkoppeling van de liaison officer bleek volgens de officier van justitie ter zitting ondubbelzinnig dat de Franse autoriteit hiertoe niet bereid is.
De rechtbank gaat er op grond van het bovenstaande vanuit dat het EAB niet zal worden ingetrokken door de Franse autoriteit en dat het verzoek tot overlevering van de Franse autoriteit van de opgeëiste persoon nog van kracht is.

7.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

8.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5 en 7 OLW.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
de Openbare aanklager bij de Rechtbank van Lille(Frankrijk).
Aldus gedaan door
mr. J.G. Vegter, voorzitter,
mrs. N.M. van Waterschoot en J.H. Beestman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.L. van Loon, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 12 mei 2021.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.