ECLI:NL:RBAMS:2021:3142

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 juni 2021
Publicatiedatum
18 juni 2021
Zaaknummer
C/13/701330 / KG ZA 21-350
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzegging zakelijke betaalrekening door ABN AMRO wegens fraude vermoeden

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 8 juni 2021 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een eiser, een ondernemer met een eenmanszaak, en ABN AMRO BANK N.V. De eiser had zijn bankrekeningen bij ABN AMRO laten blokkeren na een frauduleuze overboeking van € 29.499,- naar zijn zakelijke rekening. De bank had de rekening opgezegd op basis van het vermoeden van fraude, wat de eiser betwistte. Tijdens de mondelinge behandeling op 25 mei 2021 heeft de eiser zijn vorderingen toegelicht, waarin hij vroeg om heropening en/of deblokkering van zijn bankrekeningen en betaling van het saldo op zijn rekeningen. De bank voerde verweer en stelde dat de eiser betrokken was bij fraude, gezien de omstandigheden rondom de overboeking en het gebruik van zijn rekeningen.

De rechter oordeelde dat ABN AMRO terecht de bankrelatie had opgezegd. De voorzieningenrechter concludeerde dat de eiser de verdenking van fraude niet had weerlegd en dat de bank op basis van de Algemene Bankvoorwaarden (ABV) bevoegd was om de rekeningen op te zeggen. De rechter weigerde de gevraagde voorzieningen en veroordeelde de eiser in de proceskosten, die op € 1.683,- werden begroot. Dit vonnis is openbaar uitgesproken en de kostenveroordeling is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/701330 / KG ZA 21-350
Vonnis in kort geding van 8 juni 2021
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser bij dagvaarding van 4 mei 2021,
advocaat mr. K. Tülü te Alkmaar,
tegen
de naamloze vennootschap
ABN AMRO BANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. A.L. Bremmer te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiser] en ABN Amro worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Tijdens de mondelinge behandeling van dit kort geding op 25 mei 2021 heeft [eiser] zijn vorderingen toegelicht. ABN Amro heeft verweer gevoerd. Beide partijen hebben producties en een pleitnota in het geding gebracht. Vonnis is bepaald op heden.
1.2.
Bij de mondelinge behandeling waren aanwezig:
- [eiser] en mr. Tülü;
- aan de zijde van ABN Amro: [naam 1] , klachtenmanager, en mr. Bremmer.

2.De feiten

2.1.
[eiser] heeft een eenmanszaak, [naam eenmanszaak] , waarin hij meubels, laminaat en toebehoren verkoopt.
2.2.
[eiser] heeft zowel zakelijk als privé een bankrekening bij ABN Amro. De Algemene Bankvoorwaarden (ABV) zijn op die rekeningen van toepassing.
2.3.
In juni 2020 heeft ABN Amro de zakelijke rekening van [eiser] gedeactiveerd, omdat deze niet door hem werd gebruikt. Op initiatief van [eiser] is die rekening op 27 juli 2020 weer geactiveerd.
2.4.
Op 4 augustus 2020 om 14.07 uur is door [naam 2] een bedrag van € 29.499,- bijgeschreven op de zakelijke rekening van [eiser] met als omschrijving ‘madrid’. Binnen een uur na ontvangst van deze betaling heeft [eiser] een bedrag van € 15.000,- en een bedrag van € 8.000,- overgeboekt naar zijn privérekening.
2.5.
Op 4 augustus 2020 om 14.58 uur heeft [eiser] de daglimiet van zijn betaalpas bij zijn privérekening verhoogd van € 2.000,- naar € 10.000,-. Direct daarna heeft hij in vijf transacties in totaal € 10.000,- aan contant geld opgenomen van zijn privérekening.
2.6.
Op 4 augustus 2020 om 16.37 uur heeft [eiser] € 3.300,- afgerekend met de betaalpas van zijn privérekening bij [naam bedrijf] in [plaats] .
2.7.
Op 4 augustus 2020 om 16.58 uur heeft ING aan ABN Amro gemeld dat de overboeking van [naam 2] naar de zakelijke rekening van [eiser] frauduleus was en [naam 2] het slachtoffer was geworden van fraude. Daarop heeft ABN Amro direct de toegang tot internetbankieren voor [eiser] alsook zijn betaalpas geblokkeerd. ABN Amro heeft een bedrag van in totaal € 16.199,- op de zakelijke betaalrekening en de privérekening van [eiser] veiliggesteld.
2.8.
Op 21 augustus 2020 heeft [naam 2] telefonisch aangifte gedaan bij de politie van oplichting.
2.9.
Bij brief van 6 oktober 2020 heeft ABN Amro de bankrelatie met [eiser] , zowel zakelijk als privé, opgezegd, omdat het op zijn zakelijke rekening bijgeschreven bedrag van € 29.499,00 afkomstig is van fraude. Verder staat in deze brief dat ABN Amro [eiser] heeft geregistreerd in het Incidentenregister en het Extern- en Intern Verwijzingsregister.
2.10.
Bij brief van 15 oktober 2020 heeft [eiser] ABN Amro geschreven het schandalig te vinden dat hij wordt bestempeld als fraudeur en ABN Amro verzocht zijn bankrekeningen te deblokkeren. Bij deze brief heeft hij een bestelbon en inkoopfacturen meegestuurd. De bestelbon wordt hieronder afgebeeld. Een daarop vermeld 06-nummer en de naam van de vermeende koper [naam 3] zijn ten behoeve van het vonnis onleesbaar gemaakt.
2.11.
Bij brief van 26 oktober 2020 heeft ABN Amro [eiser] meegedeeld dat zij haar beslissing om de bankrelatie met hem te beëindigen niet zal herzien.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert – samengevat – ABN Amro te veroordelen:
I. tot heropening en/of deblokkering van de op zijn naam gestelde bankrekeningen en om deze geopend/gedeblokkeerd te houden, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
II. om aan [eiser] te betalen het saldo op zijn bankrekening(en) voor zover dat nog niet aan [eiser] was voldaan, te vermeerderen met de wettelijke rente;
III. in de proceskosten.
3.2.
[eiser] stelt daartoe het volgende. Op 27 juli 2020 heeft [naam 3] (hierna: [naam 3] ) zijn winkel bezocht en [eiser] gemeld dat hij voor 650 m2 aan laminaat wilde kopen. [eiser] heeft [naam 3] gemeld dat hij niet 650 m2 van dezelfde soort/kleur laminaat kon leveren en dat als [naam 3] dat wel wilde daar een levertijd voor stond. [eiser] kon verschillende soorten en kleuren laminaat leveren. Dat vond [naam 3] prima. [eiser] had geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van [naam 3] . Het is ook niet aan [eiser] om zijn klanten te controleren en politieagent te spelen. Omdat [naam 3] alleen per bank kon betalen, heeft [eiser] zijn zakelijke rekening geactiveerd. Voor die tijd betaalde hij zakelijke inkopen met contant geld. Zakelijke betalingen ontving hij ook contant of op zijn privérekening. Nadat [eiser] op 4 augustus 2020 had gecontroleerd of [naam 3] had betaald, heeft hij die dag de bestelling aan [naam 3] meegegeven. [eiser] heeft geen bestelwagen of personeel en brengt nooit bestellingen naar klanten. Het is gebruikelijk dat de klant zelf de bestelling ophaalt. Toen [eiser] hoorde dat er mogelijk sprake was van fraude, heeft hij [naam 3] gebeld op het door hem opgegeven mobiele nummer, maar dat bleek een onjuist nummer te zijn. Andere gegevens heeft [eiser] niet van hem. Om schulden terug te betalen, heeft hij meteen bedragen van zijn zakelijke rekening naar zijn privérekening overgeboekt en vervolgens voor € 10.000,- aan contant geld opgenomen. Doordat zijn bankrekeningen geblokkeerd zijn, wordt [eiser] ernstig gehinderd in zijn dagelijks leven en kan hij zijn eenmanszaak niet exploiteren. Een rekening bij een andere bank openen is onmogelijk, omdat zijn gegevens in de registers zijn opgenomen. Door gebruik te maken van haar opzeggingsbevoegdheid handelt ABNAmro volgens [eiser] naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar.
3.3.
ABN Amro heeft het volgende verweer gevoerd. Via zijn zakelijke betaalrekening is [eiser] begunstigde geweest van een frauduleuze overboeking. ABN Amro acht het onwaarschijnlijk dat criminelen slachtoffers gelden laten overboeken naar een rekening waar zij geen toegang tot hebben. Opvallend is dat de zakelijke rekening jarenlang niet werd gebruikt, om vervolgens binnen een week betrokken te raken bij fraude. Anders dan [eiser] vindt ABN Amro het niet gebruikelijk dat de eenmanszaak van [eiser] bijna volledig werd gedreven met contant geld. De overboeking roept allerlei vragen op. De transactiegegevens van de overboeking bevatten geen verwijzingen naar de opgevoerde koop van een laminaatvloer en toebehoren. De overboeking is niet gedaan door [naam 3] , maar door [naam 2] , die slachtoffer is geworden van oplichting. [eiser] had kunnen en moeten zien dat de tenaamstelling van de bijschrijving niet overeenkwam met de naam van de koper. Bij de omschrijving bij de overboeking staat bovendien geen bestelnummer zoals vermeld op de bestelbon, maar ‘madrid’. Verder valt op dat er een bedrag van € 29.499,- naar [eiser] is overgeboekt, maar op de bestelbon een bedrag staat van € 29.475,-. Dat een particulier die 650 m2 vloermateriaal koopt, is niet gebruikelijk. Een kooporder van bijna € 30.000,- aannemen, zonder aanbetaling en zonder specificaties is ook minst genomen opmerkelijk. Ter onderbouwing van zijn bestelbon heeft [eiser] onderliggende inkoopfacturen aan ABN Amro overgelegd. Opvallend is dat drie van de vijf facturen dateren van voor de datum waarop [naam 3] de bestelling zou hebben geplaatst. Uit die facturen blijkt dat [eiser] meer dan tien verschillende soorten en kleuren vloeren heeft ingekocht, terwijl de bestelbon geen onderscheid maakt tussen verschillende soorten laminaat. Verder blijkt uit de vijf facturen dat [eiser] voor ongeveer 655 m2 aan laminaat en 525 m2 aan ondervloer heeft ingekocht. Er ontbreekt dus voor ongeveer 125 m2 aan ondervloer en voor 650 m2 aan plinten, die wel op de bestelbon staan. Direct na ontvangst van het geldbedrag heeft [eiser] in totaal € 23.000,- overgeboekt naar zijn privérekening en voor € 10.000,- aan contant geld opgenomen. Tot slot heeft [eiser] € 3.300,- afgerekend met zijn betaalpas van zijn privérekening bij [naam bedrijf] . Op bovenstaande gronden is ABN Amro tot de conclusie gekomen dat [eiser] betrokken is geweest bij fraude en/of witwassen.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover voor de beoordeling van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
In beginsel is ABN Amro bevoegd om op grond van de artikel 35 ABV de bankrelatie op te zeggen. De vraag is of het gebruikmaken door ABN Amro van deze contractuele opzeggingsbevoegdheid, gelet op alle omstandigheden van het geval, in strijd is met haar zorgplicht van artikel 2 ABV en/of naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is (zie artikel 6:248 lid 2 Burgerlijk Wetboek en het arrest van de Hoge Raad van 10 oktober 2014, ECLI:NL:HR:2014:2929, ING/De Keijzer).
4.2.
Het is aan ABN Amro om voldoende aannemelijk te maken dat zij daartoe mocht overgaan. Dat heeft zij gedaan. Daartoe wordt als volgt overwogen.
4.3.
Vaststaat dat [naam 2] op 4 augustus 2020 € 29.499,- heeft overgemaakt naar de zakelijke betaalrekening van [eiser] en [naam 2] slachtoffer is van oplichting. Terecht heeft ABN Amro aangevoerd dat het zeer onwaarschijnlijk is dat criminelen slachtoffers gelden laten overboeken naar een rekening waar zij geen toegang toe hebben. Het verhaal van [eiser] dat een zekere [naam 3] bij hem een grote partij verschillende soorten en/of kleuren laminaat met toebehoren heeft gekocht is simpelweg niet geloofwaardig. Voor de door ABN Amro gemotiveerd gestelde onjuistheden en inconsistenties met betrekking tot de bestelbon en de onderliggende inkoopfacturen, heeft [eiser] geen plausibele verklaring kunnen geven. Desgevraagd heeft [eiser] tijdens de mondelinge behandeling een zeer wisselende en vreemde verklaring gegeven voor het feit dat het bedrag op de bestelbon en het ontvangen bedrag niet overeenkomen. In eerste instantie verklaarde hij aan [naam 3] een korting te hebben verstrekt. Toen hem werd voorgehouden dat er juist een hoger bedrag is betaald dan op de bestelbon staat vermeld en er dus geen sprake kan zijn van korting, antwoordde hij dat [naam 3] nog tapijt had besteld en het bedrag daardoor hoger is uitgevallen. Verder heeft [eiser] zijn stelling dat hij met de contant opgenomen bedragen schulden heeft afgelost op geen enkele wijze met kwitanties of dergelijke onderbouwd, zodat ook deze verklaring ongeloofwaardig is. Datzelfde geldt voor de verklaring van [eiser] dat hij via een pinbetaling van € 3.300,- een schuld heeft afgelost bij [naam bedrijf] in [plaats] .
4.4.
De conclusie is dat [eiser] de verdenking van fraude op geen enkele wijze heeft weerlegd en ABN Amro terecht zowel de zakelijke betaalrekening als de privérekening van [eiser] heeft opgezegd.
4.5.
Van omstandigheden die zouden kunnen maken dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat ABN Amro gebruikt maakt van haar contractuele bevoegdheid om de rekeningen van [eiser] op te zeggen, is niet gebleken. De gevraagde voorziening zal dan ook worden geweigerd.
4.6.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft ABN Amro meegedeeld dat het door haar veiliggestelde bedrag van € 16.199,- (via ING) is overgemaakt naar [naam 2] en er geen saldo meer aanwezig is op de rekeningen van [eiser] . Dit betekent dat de vordering onder 3.1 II eveneens niet kan worden toegewezen. Ook overigens volgt uit het voorgaande dat [eiser] geen aanspraak kan maken op het gevorderde bedrag.
4.7.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van ABN Amro worden begroot op:
- griffierecht € 667,00
- salaris advocaat
1.016,00
Totaal € 1.683,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
weigert de gevraagde voorzieningen,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van ABN Amro tot op heden begroot op € 1.683,00,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A. Dudok van Heel, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M.F. van Grootheest, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 8 juni 2021. [1]

Voetnoten

1.type: MvG