Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
1.016,00
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 8 juni 2021 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een eiser, een ondernemer met een eenmanszaak, en ABN AMRO BANK N.V. De eiser had zijn bankrekeningen bij ABN AMRO laten blokkeren na een frauduleuze overboeking van € 29.499,- naar zijn zakelijke rekening. De bank had de rekening opgezegd op basis van het vermoeden van fraude, wat de eiser betwistte. Tijdens de mondelinge behandeling op 25 mei 2021 heeft de eiser zijn vorderingen toegelicht, waarin hij vroeg om heropening en/of deblokkering van zijn bankrekeningen en betaling van het saldo op zijn rekeningen. De bank voerde verweer en stelde dat de eiser betrokken was bij fraude, gezien de omstandigheden rondom de overboeking en het gebruik van zijn rekeningen.
De rechter oordeelde dat ABN AMRO terecht de bankrelatie had opgezegd. De voorzieningenrechter concludeerde dat de eiser de verdenking van fraude niet had weerlegd en dat de bank op basis van de Algemene Bankvoorwaarden (ABV) bevoegd was om de rekeningen op te zeggen. De rechter weigerde de gevraagde voorzieningen en veroordeelde de eiser in de proceskosten, die op € 1.683,- werden begroot. Dit vonnis is openbaar uitgesproken en de kostenveroordeling is uitvoerbaar bij voorraad.